Na de zondvloed: Bram en Cathérine overleefden de tsunami op Sri Lanka
Vorige week werd het Indonesische eiland Sulawesi getroffen door een aardbeving en tsunami. De dodentol is opgelopen tot 1658, er zijn nog meer dan 600 vermisten. Bijna 200.000 mensen hebben nood aan dringende humanitaire hulp.
Op 26 december 2004 werd Sri Lanka getroffen door een tsuanmi. Toen werden meer dan 30.000 doden geteld. Humo-journalist Jan Hertoghs sprak in 2005 met twee Vlamingen die de tsunami overleefden. Herlees hier hun relaas.
(Verschenen in HUMO 3360/04 op 25 januari 2005)
Het grote publiek is getroffen door tsunami-moeheid, en ook in de kranten klotst weer het vertrouwde eb en vloed van de gewone actualiteit. Maar voor de slachtoffers van de zondvloed is het nog altjd 26 december 2004, en geen dag later. De Bruggeling Bram Dumolin (31) en zijn Brusselse vriendin Cathérine Vandeloise (24) waren die dag in Sri Lanka, een land dat intussen bijna veertigduizend doden telt. Ze hebben het overleefd, en geven hun relaas van die langste dag: een dag waarvan de naschokken nog een heel leven voelbaar zullen zijn.
BRAM DUMOLIN «Tussen 2000 en 2004 heb ik, op enkele onderbrekingen na, bijna de hele tijd in Sri Lanka gewerkt. Eerst was ik consultant voor IT-bedrijven, later had ik mijn eigen cybercafé. Sri Lanka bevalt me enorm, het leven is er niet duur, het klimaat is er warm, de mensen leven op straat, de dorpjes zijn klein en gemoedelijk, het is daar iedereen-kent-iedereen. Zo'n beetje het België van de jaren vijftig, zoals ik dat ken uit de verhalen van mijn ouders. Ik was er zo thuis dat ik zelfs al grond zocht om een huisje te bouwen, maar toch ben ik een jaar geleden teruggekomen. Mijn leven daar was iets té onregelmatig geworden - ik dronk nogal wat, en ik rookte ganja (marihuana, red.).
»In België kwam er weer wat meer structuur in mijn leven: ik vond een vaste job, en daar leerde ik Cathérine kennen. Toen ik hoorde dat zij nog nooit in Azië was geweest, leek het een goed idee onze eerste vakantie samen in Sri Lanka door te brengen. Voor haar zou het een kennismaking met Azië zijn, voor mij een plezierig weerzien met mijn vrienden. En zo zijn we op 19 december in Unawatuna aangekomen.
»Vijf jaar geleden was Unawatuna nog een backpackers' place. De laatste jaren zijn er restaurants en hotelletjes gekomen, en zelfs een exclusief Beach Resort, maar eigenlijk is het toerisme er nog altijd vrij kleinschalig. De meeste mensen leven van de visvangst, in van die eenvoudige houten boten met een buitenboordmotor die ze op het strand trekken als ze niet aan het vissen zijn. Voor de rest is het daar zoals in dat spotje van Bounty: een blauwe zee, een paradijselijk strand met heel licht zand, en wuivende palmbomen!
»Wij logeerden in Benny's Lounge. Eerst wilden we een kamer op de eerste verdieping, maar omdat dat nogal duur uitviel, hebben we een huisje op het strand genomen, zo'n stenen bungalowtje op vijf meter van het water, waar je het gevoel hebt: ik slaap aan de rand van de zee.
»Met Kerstmis hadden we nog goed gebabbeld met mekaar, en 's avonds hadden we lekker gegeten in Lucky Tuna, een restaurantje aan het strand. Als het donker wordt, steken ze daar een kampvuur aan op het zand, dat is mooi, de nacht, de sterren, het vuur en dan het geruis van de zee vlakbij. Aan dat vuurtje hebben we nog wat zitten drinken met vrienden erbij.»
CATHÉRINE VANDELOISE «Ik was daar echt op m'n gemak, in Sri Lanka. Prachtig land, superlieve mensen.»
BRAM «Om twaalf uur zijn we gaan slapen. De volgende ochtend rond negen uur werden we wakker van water dat tegen ons huisje klotste. Ik ging rechtop zitten, tiens, de zee is precies nogal ruig, en tegelijk zag ik water onder de deur naar binnen komen, de rugzakken met onze kleren stonden al in het nat en mijn slippers begonnen al rond te drijven. Ik deed het raampje open... alle strand was weg, er was alleen nog zee te zien! Ik wilde mijn digitale camera nemen - en toen gilde Cathérine.»
CATHÉRINE «Ik zag die múúr van water - tien, vijftien meter hoog! - pal op ons afkomen... Die muur was zo hoog en zo dichtbij dat ik alleen maar kon denken: dit is het nu, dit wordt de dood voor ons.»
[LOGIN_SCREEN]
BRAM «In de kranten spreken ze over kleinere golven die aan die reuzengolf voorafgingen, maar wij hebben die niet gevoeld in onze slaap, wij zaten direct in die grote golf die alles kapotsloeg. In een reflex heb ik ons zwarte rugzakje gegrepen, daar zaten onze belangrijkste spullen en de paspoorten in, en toen sloeg de golf al binnen, de deur vloog uit d'r hengsels, het venster kwakte uit de muur, de twee bedden dreven ineens op het water, en wij zaten klem tussen die bedden. Ik riep go!go!go!, ik wilde dat we kop vooruit door dat venstergat zouden duiken om te ontsnappen. We zijn allebei goede zwemmers, en ik ben ook diepzeeduiker, met een reddersbrevet.»
CATHÉRINE «Maar ik kon niks meer doen, de golf zoog me mee, ik sloeg de badkamer in.»
BRAM «Ik ben door een gat in de muur naar buiten gesleurd, en dat was het laatste wat ik zag, een muur die omviel met - dacht ik - Cathérine eronder.»
CATHÉRINE «Het laatste wat ik van Bram zag, was nog heel even zijn uitgestoken hand boven het water... En toen spoelde ik ook weg.»
BRAM «Ik tuimelde om en om in dat kolkende water en in dat diffuse groene licht, er kwam een stuk muur op mij af, dat duwde ik weg, er kwam nog meer puin, ik maakte me zo klein mogelijk, in een bolletje, en toen had ik geluk, ik kwam in een tegenstroom terecht die weer naar de zee ging. In die stroom was het luwer, daar kon ik al watertrappen en een beetje boven blijven. Ik heb dan een balustrade gevoeld, ik heb me opgetrokken aan dat ijzer en toen stond ik op een golfplaten dak.
»Ik ben direct 'Cathérine! Cathérine!' beginnen te roepen, maar geen antwoord. Op een lager dak zag ik een meisje van een jaar of acht dat zich probeerde vast te klampen, ik heb haar op het grote dak gehesen en gezegd dat ze kalm moest blijven, dat het allemaal wel in orde zou komen en dat ze gauw haar ouders zou zien. Maar zelf stond ik daar ook te daveren op mijn benen, en maar roepen, 'I've lost my girlfriend!', wel een keer of vijf, zodat dat meisje mij ook gerust moest stellen ‘en dat alles wel weer oké zou zijn’. Het was onwezenlijk, je staat daar naakt op een dak te bibberen, en dan zie je dat dorp dat weg is. Heel die coole chill-out place... één en al water! En tegelijk die shock van: er zitten meer dan duizend mensen in dat water!»
undefined
Een doodskist in zee
CATHÉRINE «Ik voelde me een pop die rondgeslingerd werd in een reusachtige wasmachine. Ik had niet de minste controle over mijn bewegingen, mijn armen, mijn benen, dat flodderde en slingerde aan mijn lijf. Ik wilde zwemmen, maar het was alsof ik geen grammetje kracht meer had. Er botste iets zwaars tegen mijn buik, ik probeerde te roepen, maar ik kreeg alleen maar méér water naar binnen.
»Ik zat nog steeds onder water toen ik een stang voelde, van een douche of zo, ik klopte en klopte met mijn vuist op het plafond, en net toen er een gat was, sleurde het water me opnieuw mee, naar een andere plek en daar zat ik muurvast, werkelijk, ik kon geen vin, geen centimeter meer bewegen. Het moeten meubelen zijn geweest, of zware stukken steen die door het water op mij werden gedrukt, ik wilde ze wegduwen, ik zette mij schrap, heel je lijf wil alleen maar overleven, maar ik voelde dat ik mijn handen amper kon bewegen, en ik kreeg ineens dat kalme besef: c'est fini! Ik lig niet meer in de zee, ik lig in een doodskist in de zee, en ik kan me niet meer verroeren. Het enige dat nog functioneerde was mijn geest, en zo heb ik heel bewust afscheid genomen: van Bram, van mijn moeder, van mijn familie, van mijn vrienden, het was een bonjour à tout le monde, en het was ook echt het einde voor mij, ik voelde me wegglijden, bewusteloos worden, nog even en dan zou ik dood zijn. Dat beklemmende van dat moment, dat vlak voor de dood staan: dat zou ik van me af willen schudden, maar dat komt nu nog, dag en nacht, bij me terug...
»Toen kwam er plots een nieuwe golf, heel hevig, dat puin werd naar alle kanten geslagen, ik brak los en ineens was ik ook aan de oppervlakte! Voor de allereerste keer in zeker twee minuten!! Ik smakte met mijn kaak tegen de stam van een kokospalm, ik heb die stam vastgegrabbeld en ik heb daar zeker tien minuten versuft tegen die boom gehangen terwijl er allerlei puin tegen me aansloeg, alles schuurde en botste op mijn blote vel, en het enige wat ik kon doen was roepen: 'Bram! Bram! Bram! Bram!' Achter mij werd onverstaanbaar teruggeroepen, een mannenstem, ik wilde ernaartoe zwemmen, en toen pas zag ik dat er tussen het puin allemaal dode mensen dreven. Vooral kinderen, héél veel kinderen van het dorp zelf. Eén blanke vrouw heb ik ook gezien, ze hing dood over een drijvende boomstam. En dan was er een baby, misschien twee maanden, zijn armpjes verkrampt, zijn oogjes wijd en bang open, je zag goed de doodsangst in dat hele jonge leven. Om te kunnen zwemmen moest ik al die dode lichamen opzijduwen... en daar voel ik me nog altijd heel schuldig om. Dat ik tussen die kinderen gezwommen heb vanwege ‘een stem’. Misschien ademden sommige kinderen nog?! Misschien waren ze nog niet dood?!
»Die stem bleek uiteindelijk een Sri Lankaan te zijn die ook in een palmboom zat, met naast hem nog een tweede man die zonder ophouden huilde. Ik zei dat ik terug naar het strand wilde, en die ene man zei dat ik anderhalve kilometer van het strand zat, zo ver was ik dus weggespoeld! Ik was helemaal de kluts kwijt, ik kon amper naar zijn Engels luisteren, ik herhaalde maar in het Frans dat ik Bram wilde vinden.
»Na een paar minuten viel die sterke stroming weg, het water werd een kalme rivier, ik zei, komaan, we zwemmen weg van deze plek, maar toen bleek dat geen van beide mannen kon zwemmen! Dat is daar zo, voor die mensen dient de zee om te vissen, om te werken, niet om je te ontspannen. Ik ben dan weggezwommen met die twee mannen hangend aan mijn schouders, waar ik die kracht vandaan heb gehaald weet ik nog altijd niet, maar ik moest iets doen, ik moest die mannen toch ook een kans geven om het te overleven.
»Ik was bang dat de grote golven elk ogenblik terug konden komen, dus ik zwom zo hard ik kon, maar dat was lastig, die mannen waren bang van dat water, die hielden me krampachtig bij de nek vast, ik kon amper ademhalen. In mijn binnenste zat ik ook met de angst dat ze misschien misbruik van de situatie gingen maken, Bram had me altijd verwittigd dat een vrouw alleen voorzichtig moest zijn, en nu zwom ik naakt met die twee mannen bovenop mij! Vijfhonderd meter heb ik moeten zwemmen eer we op het droge waren, en daar zijn die mannen zonder een woord van me weggelopen. Het kon me zelfs niet schelen of ze dankbaar waren of niet, ik had ook maar één ding voor ogen, en dat was Bram terugvinden.»
BRAM «Dat die gasten niks gezegd hebben, is niet abnormaal. Toen die vader zijn dochtertje terugzag dat ik op het dak had gehesen, is er ook niet meer dan een thank you en een good luck gezegd. En toen iemand van op een ander dak riep: 'I've lost my friend,' heb ik teruggeroepen: 'I've lost my girlfriend.' En daarmee waren we uitgepraat. Wat valt er ook te vertellen? Je bent in de war, je weet niet wat er gebeurd is, maar je weet één ding heel goed: vijf minuten geleden was ik nog met iemand samen, en nu is die weg, en nú moet ik die zoeken. Aan iets anders kún je niet denken.»
undefined
Kamer met ontbijt
CATHÉRINE «Toen die mannen weg waren, heb ik eerst wat kleren gezocht. O-ve-ral lagen kleren, nat en beslijkt, maar ook allemaal te klein. Uiteindelijk heb in een Turkse pofbroek gevonden én... één van mijn eigen T-shirts, dat ding was dus even ver weggespoeld als ik. Ondertussen liepen er mensen voorbij, en elk gezicht fixeer je: is het een Europeaan of een Sri Lankaan? Een paar keer dacht ik dat ik Bram zag, een smal figuur met een sarong en halflang blond haar, dat kon hém zijn, ik liep ernaartoe, ik kéék, maar telkens was het een meisje.
»Uiteindelijk ben ik helemaal in shock gegaan. Op mijn hurken, mijn handen voor mijn gezicht, en niks anders zeggen dan 'Bram! Bram! Bram! I want Bram! I want my husband!' Ik zat daar tussen allemaal oudere vrouwen die maar huilden en huilden, die blijkbaar ook familie kwijt waren. Ik heb ze gevraagd of ze dit ooit al hadden meegemaakt. 'Never, never, it's the first time!' Eén vrouw raakte me hard door te zeggen dat ‘God hen gestraft had vanwege het slechte gedrag van de westerlingen’. Daarmee bedoelde ze allicht de westerse vrouwen die in bikini op het strand komen liggen. Zij zijn heel preuts: als zij in het water gaan, houden ze hun kleren aan.»
BRAM «Dat Cathérine zover was weggespoeld, dat wist ik niet. Dat dak waarop ik stond, was amper vijftig meter van ons huisje. Toen het water begon te zakken, ben ik op ‘ons’ strand gaan zoeken. Normaal flaneert er daar vijfhonderd man, nu zag ik misschien tien mensen, die ook maar tussen de stenen en de bomen naar overlevenden zochten. Van ons huisje stonden alleen nog twee muren overeind, al de rest lag omver, en gelukkig, geen Cathérine onder die stenen. Ik vond nog wat kleren en een batterijlader van ons, en heel vreemd hoe je dan je dagelijkse routine wilt volgen: ik ben daar tussen dat puin nog naar het toilet geweest, en ik heb zelfs mijn handen gewassen onder de kraan! Dan ben ik naar het restaurant Lucky Tuna gelopen, daar bleek dat het personeel nog voltallig was, ik liep de trappen op, misschien had Cathérine zich kunnen verstoppen op de eerste verdieping... niks.. op de tweede dan misschien? Ik duwde een deur open en daar stond een voltallige Engelse familie, helemaal opgekleed rond een ontbijtbuffet! Broodjes, beleg, fruitsap en thee, en ik naar binnen, hijgend, met bebloede benen en een sarong die lekte van het slijk. En die vrouw dan, 'Uhm... you want some tea? En ik: 'Yes please! And do you have a cigarette too?' Dat was eh.. very British (lacht)! Die wisten ook niet waar ze het hadden, je wilt gaan ontbijten en ineens spoelt het dorp weg.
»Intussen was alle water weg en die prachtige baai was één vuilnisbelt van stoelen, tafels, verwrongen bromfietsen en boten die kapot tussen de bomen lagen.
»Ik ben naar de grote weg gelopen, dat is de centrale as die langs het dorp loopt, ik vermoedde dat veel mensen mekaar daar zouden terugvinden. Ik zeg nu lopen, maar eigenlijk was het door kniehoog water waden, en zo heb ik ook in glas of koraal gestapt, in elk geval zat er een diepe snee in mijn linkervoet. Je ziet dat bloed, je zegt fuck it, en je stapt gewoon verder.
»In het straatje naar de grote weg droegen drie mannen een vrouw op hun armen. Ik stelde voor haar op een tafel te leggen en die ‘berrie’ mee te dragen, maar na tien meter bleek al dat ze niet meer ademde. Ik begon hartmassage en mond-op-mond, maar terwijl ik op haar borst duwde, begon ze te braken, rijst en kokosnoot kwam eruit, op die brokken deed ik dan mond-op-mond, en terwijl baanden we ons met die tafel een weg door dat water. We hebben haar dan kunnen overladen in een bootje, daarin zat een oude vrouw die het lijk van haar zoon naar de grote weg roeide. Honderd meter verder zakte het water ineens en moesten we die boot met z'n drie ‘inzittenden’ over het slijk duwen. Eruit, zei ik tegen die oude vrouw, want zij kon nog stappen, maar ze wou er niet uit, gevloek, geduw, geharrewar, en zo zijn we tot bij de grote weg geraakt. Daar stonden wel veertig mensen, maar geen Cathérine. Ik heb dan aan twee mensen uitgelegd hoe ze moesten beademen, en ik ben verder gelopen.
»Overal langs die weg stonden mensen verbouwereerd naar de zee en naar de kapotte huizen te kijken. What the fuck happened?! Niemand die het begreep. Toen kwam ineens de roep: 'Another one is coming!' - er kwam weer een golf aan. En iedereen schoot de flank van de berg op.»
undefined
White man's burden
CATHÉRINE «Ik zat bij die huilende oude vrouwen toen dat geschreeuw van overal kwam, en bij ons liep ook iedereen die berg op. Dat was op blote voeten, klimmen en grijpen, over wortels en takken en stenen. Op de duur kwam ik bij een paadje en een huis, daar zaten twee inlandse vrouwen die eerste hulp gaven. Ze hebben mijn schrammen ontsmet, in de diepere wonden legden ze bladeren waarmee het ‘vlugger zou genezen’. Andere dorpelingen schonken intussen kopjes met versterkende plantenthee. Dat was niet te geloven, mensen die zelf have en goed kwijt waren, of familie, die zorgden nóg voor anderen! Dat zie ik in België niet zo gauw gebeuren.
»Vlak bij die EHBO-plek was een grote vakantiewoning waar zeker dertig Europeanen waren. Maar Bram was daar nergens te zien. Al wat ik zag waren ándere mensen die mekaar terugvonden, papa's, mama's en kinderen die elkaar om de hals vielen, niet één gezin miste iemand. Dáár ben ik de moed verloren, tussen al die gelukkige mensen die luid vertelden wat ze hadden meegemaakt, en wat een geluk het toch was dat ze niemand kwijt waren. Mij boden ze rijst en water en kleren aan, maar ik zei dat ik niks wilde, dat ik alleen Bram wilde. Ik was razend, ik was stikjaloers, ik zei: hoe kunnen jullie zo zijn?! Ik mis iemand en jullie maken plezier, stop daarmee! En toen zijn ze ook stil geworden, ze zagen dat ik in shock was.»
BRAM «Na dat gerucht over die nieuwe golf kwam ik een Franse gast tegen die ook op ons strandje had gelogeerd en die op zoek was naar zijn vriendin, een Amerikaanse. Hij was al op die berg geweest, en hij meende dat hij daar een Franssprekend meisje had gezien. Dus ik die berg op, maar al wat ik tegenkwam was ellende, een man met vier tenen eraf, een meisje in een lijkwade gewikkeld, een geesteszieke vent die op me afkwam, 'give me money! give me money!' - allemaal redelijk hallucinant.»
CATHÉRINE «Het huis waar ik zat, lag nog veel hoger dan Bram dacht. Om geen enkele voorbijganger te missen ben ik dan naast het paadje gaan zitten dat langs dat huis liep, en het enige waarvoor ik nog energie had, was de mensen aanspreken die met een lijk voorbijkwamen: is it a white man?
»Als ze nee zeiden, was ik opgelucht; zeiden ze ja, dan moest ik dat laken van dat gezicht trekken om te zien of het Bram was. En zo heb ik veel dode gezichten gezien. En niet één gezicht was vredig. Allemaal waren ze verkrampt van de angst, en vaak ook overdekt met builen en snijwonden. Nadat ik zo uur na uur die lijken had zien passeren, had ik geen hoop meer. Het enige wat ik nog dacht was: ik moet zijn lichaam vinden! Ik ga niet naar huis voor ik dat gevonden heb!»
undefined
Rampenfilm
BRAM «Ik was intussen in Unawatuna naar de boeddhistische tempel gegaan, daar deelden monniken rijst en thee uit en ze verbonden de slachtoffers met repels die ze uit monnikenkleren hadden gescheurd. Mijn voet hebben ze ook verbonden, ik heb wat thee gedronken en een sigaretje gerookt, en ik heb geprobeerd mezelf rustig te maken. Een christen kan aan zijn god vragen hem te helpen, maar voor mij als boeddhist is er geen opperwezen in de hemel dat je kunt aanroepen: 'Please, save my girlfriend!' Je kunt alleen maar denken dat er een cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte is. Dat is dan de troost, daarop moet je vertrouwen, en zo heb ik mezelf toch wat kalmer kunnen maken.
»Ik ben dan weer naar de grote weg gepikkeld op één rechterslipper - linkerslippers waren vreemd genoeg nergens te vinden - en daar heb ik die Fransman teruggezien. Die verzekerde mij dat hij Cathérine op die berg had gezien, en dat ze in shock was! Ik kon het niet geloven, ik dacht, die vent is zelf in shock, maar ik ben dan toch maar de vrienden van ‘Lucky Tuna’ gaan verwittigen dat Cathérine op de berg gezien was. Oké, ik zou wachten bij de weg, zij zouden gaan zoeken op die berg. Om haar zeker te kunnen identificeren heb ik Mewan en Lalith haar paspoort en identiteitskaart meegegeven.
»Zelf liep ik terug naar die Fransman... ze hadden intussen zijn vriendin gevonden, dood, met het laken erover. En hij maar naar zijn hoofd grijpen: ik heb haar vermoord! Ik heb haar vermoord! Die gast zat met een vreselijk schuldgevoel. Het was zijn idee geweest naar Sri Lanka te gaan, en wat zijn vriendin niet wist... hij wilde haar tijdens die ‘romantische vakantie’ ten huwelijk vragen!
»Ik heb 'm stevig vastgepakt, en toen brak er iets bij mij. Wij waren op dezelfde plek weggespoeld, we waren partners in search geweest, en nu dit... De tranen rolden over mijn wangen, maar tegelijk kon ik niet bij hem blijven, een paar momenten later liep ik alweer te zoeken. Langs een dode hond, verdronken aan zijn eigen ketting. Langs een dode man, die ze half bedekt hadden met bananenblaren, dat lichaam verstijfd, één arm klauwend in de lucht, uitpuilende ogen, het schuim op de mond. Een man die voorbijstapte met een baby over zijn schouder, ook dood. Nog een man met een kind, dat zo verstijfd was dat hij het als een plank op zijn schouder droeg. Van overal kwamen ze met lijken aandragen, en overal zag ik huilende vrouwen... ik ben op een boom moeten gaan zitten, ik kon niet meer.
»Een uur heb ik daar gezeten, niet wetend wat te doen. Toen heb ik mezelf weer moed ingesproken: al die mensen zijn dood, maar jij bent er nog, Bram, jij leeft nog, en Cathérine is nog niet gevonden, ze kan nog altijd in leven zijn, dus doorgaan!
»In een rampenfilm zie je alles fragment per fragment, en het gebeurt voor je, op dat scherm. Maar als je zelf een ramp meemaakt, dan sta je er middenin, dan is de ramp er over 360 graden, je ziet huilende mensen, je ziet lijken, je ziet wrakken, je ziet een auto tegen een boom staan alsof hij op zijn neus uit die boom gevallen is, die hele chaos, die omsingelt je. Het vreemde is wel dat je na een tijd niet meer verwonderd bent over dat verwrongen decor van kapotte boten en opgeblazen koeienkadavers, het hoort erbij. Dat decor heeft ook geen belang, omdat je zo hard focust op de lijken en de levenden: elke mens die voorbijstapt, elke mens die op een boom zit, elke mens die langs de weg ligt, kán degene zijn die je zoekt.
»Op de grote weg verwachtte iedereen dat er ambulances zouden komen of helikopters van het leger, maar er kwam niks. Hoogstens was er nog wat lokaal autoverkeer dat tussen de ravage probeerde te slalommen. Ik zag een Sri Lankaan in een pick-up voorbij het kruispuntje rijden waar die Fransman met zijn dode vriendin zat, en waar ook nog andere lijken lagen. De mensen wilden 'm tegenhouden om de lijken mee te nemen, die man reed door, de mensen werden kwaad, namen knuppels, gooiden stenen, ineens had je daar een meute die op het punt stond te lynchen, zijn bijrijder werd al uit de cabine gesleurd en geslagen, en dan is hij gauwgauw teruggekeerd om die vier lijken toch in zijn laadbak te leggen. En zo heb ik die Fransman zien wegrijden uit Unawatuna, dat was het einde van zijn romantische vakantie, dat hij met het lijk van zijn vriendin terug naar huis moest, zittend in die open rammelende laadbak.
»Die slechte afloop bij dat andere koppel gaf mij ook een bitter gevoel. Ik begon mezelf de schuld te geven: fuck it, hier zit je nu met je rugzakje, je gsm, je gps, je mp3-speler, je camera... dat heb je nog, en je vriendin heb je niet meer. Ben je dan zo materialistisch dat je eerst daaraan hebt gedacht, en dan pas aan haar? Ik vervloekte mezelf, ik wilde die spullen op de grond kapotgooien.»
undefined
Het weerzien
CATHÉRINE «Ik zat intussen nog altijd langs dat bergpaadje. Omdat ik daar zo alleen zat, kwamen mensen me eten en drinken brengen. Maar ik kon niets binnenhouden, ik moest almaar braken. Dat kwam doordat ik niet alleen zout zeewater maar ook veel drijvende vuiligheid naar binnen heb gekregen: onder andere keroseen, en stront uit de toiletten. De mensen wilden ook met me praten, maar ik kon niet praten, ik zei maar één ding: 'I want Bram, I want my husband!' En toen waren ineens die vrienden van Lucky Tuna daar. En ze hadden iets in hun hand! Mijn Belgische identiteitskaart! Ik ben nog nooit zo blij geweest dat ik die kaart zag. Want ik wist, die kaart zat in dat rugzakje, en Bram heeft dat rugzakje mee kunnen grabbelen! Eindelijk had ik nieuws, eindelijk wist ik dat hij er nog was! Méér dan negen uur nadat ik 'm voor het laatst gezien had! En ik maar huilen en maar vragen of hij oké was, en zij maar herhalen, 'Yes! Bram is okay, he's really okay!' (Het gesprek valt stil, allebei zijn ze geëmotioneerd.)»
BRAM «Ik kon nog amper blijven zitten bij de grote weg, zo lang bleven die gasten van Lucky Tuna weg, maar ineens kwam Mewan aangelopen, van ver stak hij al zijn duim op, 'I've found her! I've found her!' en hij zwaaide hij ergens mee, en werkelijk, hij had haar armbandje bij zich! En ik direct: 'Is she alive?!' - 'Yesyesyesyes!!' En kan ze lopen, kan ze gaan, waarom is ze hier niet, is ze gewond?? Beetje gewond, beetje in shock. Kom mee, let's go! Lalith kwam ook aan met zijn bestelwagen, die heeft ons een stuk op de berg gebracht, dan was het nog een halfuur hijgen en klimmen langs een paadje en zo kwam ik in het huis waar zij was, en daar zijn we mekaar wild om de hals gevlogen... en al die mensen roepen en juichen en in hun handen klappen! Eindelijk weer samen, eindelijk!
»Ik schrok wel hoe ze eraan toe was. Overal builen, schrammen en snijwonden, en haar gezicht blauw van tegen die boom te botsen.
»We zijn dan naar het strand gereden, we hebben een fles witte wijn opengetrokken die daar was aangespoeld, en dan pas zijn we een beetje tot rust gekomen.»
CATHÉRINE «Ik moest Bram heel de tijd dicht bij mij hebben, en heel de tijd keek ik ook naar hem, zijn handen, zijn vingers, zijn haar, zijn gezicht... ik moest mezelf overtuigen dat hij het was en dat alles in orde was.»
BRAM «We waren allebei uitgeput, maar die nacht - we logeerden bij het gezin van Lalith - hebben we geen oog dichtgedaan. Om de vijf minuten schoot ik recht en taxeerde ik de geluiden die ik hoorde. Krekels - normaal. Geruis van de bomen - normaal. Zo alert was ik voor mogelijk gevaar. En we zaten in het binnenland, hè, in de bergen, op zeven kilometer van de zee.»
CATHÉRINE «Ik voelde me ook niet veilig, ik heb de hele nacht gehuild, ik dacht dat de zee opnieuw ging komen... En Bram heb ik geen seconde uit het oog verloren. Elke beweging die hij maakte - glimlachen, opstaan, een sigaret roken - was puur geluk voor mij. Gewoon zijn ogen openen was al een cadeau. Zelfs nú nog is al wat hij doet een geschenk voor mij, want ik waande hem dood, en ik heb hem levend teruggekregen.»
BRAM «Een paar dagen hebben we daar zonder elektriciteit en telefoon gezeten en toen heb ik Chris en Heike kunnen bereiken, twee vrienden die in Negombo wonen, even verderop. Chris is om vijf uur 's morgens vertrokken, en negen uur later stond hij bij ons aan de deur.
»In Negombo zijn we kort gebleven, en dan zijn we doorgereisd naar Kandy. Daar wilde ik de vakantie toch nog in schoonheid beëindigen, maar dat is niet gelukt. We konden daar logeren in een prachtig huis van een vriend, luxueus en mét een zwembad, maar Cathérine wilde onder geen beding het water in.»
CATHÉRINE «Zelfs bad en douche waren moeilijk voor mij. Al dat water dat over je hoofd spoelt, ik vond dat vreselijk. Ik mocht mijn ogen niet sluiten of ik zat weer in die golf.»
BRAM «Een andere vriend nam ons mee voor een uitstap, we komen bij een lagune, we gaan eventjes liggen op het strand, een paar boten zijn bezig met de berging van een grotere boot, dat maakt golfjes, die golfjes klotsen aan land, en wij zijn weg moeten gaan. We konden dat klotsen niet meer verdragen, het deed ons denken aan die morgen dat we wakker werden. En ja, toen hebben we maar beslist terug naar België te gaan.»
CATHÉRINE «Wij waren bij het eerste groepje Belgen dat uit Sri Lanka is teruggekomen, met dat militaire vliegtuig waarin ook zangeres Axelle Red en minister Flahaut zaten. Veertien uur duurde de vlucht, en geen van beiden is met de slachtoffers komen spreken. Van Axelle Red kan ik het een beetje begrijpen, die is zwanger, die was allicht moe. Maar die Flahaut... dat is een lul. Niks heeft die gezegd tegen ons. Geen woord, geen goeiendag, niet eens een ça va... hij heeft ons zelfs niet bekeken. Ja, toen we in Melsbroek over het tarmac liepen en alle camera's draaiden, toen kwam hij met een dekentje aanlopen!
»Dat hij op heel die vlucht niet naar de gerepatrieerden is komen kijken, dat is zo bot. We hadden er nood aan, we waren zo onzeker, zo kwetsbaar, bij de minste turbulentie verkrampten we. Want dat is zo, als je na zo'n catastrofe eindelijk weer naar huis kan gaan, dan sméék je dat er alsjeblief-alsjeblief niks meer gebeurt onderweg!
»Er waren ook vier mensen met verwondingen aan de benen, die moesten op de gewone, krappe plaatsen van dat vliegtuig zitten, maar meneer de minister had een luie zetel voor zich alleen waar hij lekker de benen kon strekken.»
undefined
Terug naar de kust
CATHÉRINE «Nu we weer thuis zijn, wil ik het nieuws over Azië wel volgen, maar het is moeilijk. Gisteren was die gezamenlijke VRT-VTM-uitzending, ik heb ze uitgekeken, maar ik was er kapot van. Al die beelden... ik kon alleen maar wenen, wenen, wenen, wenen. (zucht diep)»
BRAM «Anderzijds vind ik wel dat zo'n ervaring je ook sterker maakt. Als ik me nu slecht voel, zeg ik tegen mezelf: je hebt het récht niet. Je leeft nog, je bent er nog!»
CATHÉRINE «Ik ben toch van veel dingen bang geworden. In het ouderlijk huis van Bram slapen we onder het dak, wel, als de wind onder die pannen waait, dan is er direct die schrik van ‘de zee is daar’.»
BRAM «Vroeger hoorde ik dat graag, maar nu moet ik me mezelf kalmte inspreken: 't is niks, Bram, 't is maar de wind, en je bent hier in Brugge, je bent niet aan zee.»
CATHÉRINE «In elk huis waar ik kom, kijk ik waar de vensters en de uitgangen zijn, en ik maak voor mezelf een parcours waarlangs ik het snelste buiten kan raken. En als ik inslaap, leg ik mijn hand op de borst van Bram, ik moet kunnen voelen dat hij nog ademt, ik moet kunnen voelen dat hij nog leeft.
»Slapen lukt voorlopig ook alleen met slaapmiddelen, en ik heb last van nachtmerries. Daarin komen altijd die dode kinderen terug die ik zwemmend opzij heb moeten duwen. En in die dromen leven ze nog en spreken ze tegen mij, ze zeggen: waarom kijk je niet naar mij? Waarom help je me niet? Waarom doe je niets? Zie je dan niet dat ik nog leef?!
»Ik heb er ook veel moeite mee dat de mensen niet beseffen wat voor ramp dat wel is geweest. Maar als ik het moet uitleggen, vind ik de woorden niet. Het lukt echt niet om die gruwel te beschrijven. Het liefst zou ik nog hebben dat de mensen recht in mijn geheugen konden kijken, ze zouden echt terugdeinzen van wat ze daar te zien krijgen.
»Het leven hier lijkt me ook zo futiel. Dat ik binnenkort weer moet gaan werken omdat je nu eenmaal geld moet verdienen, dat lijkt me zo stom, zo nutteloos allemaal.»
BRAM «Om ons toch nuttig te voelen, zijn we geld aan het verzamelen bij vrienden en familie; in april hopen we dat naar ginder te brengen. Dat zal ons misschien wat rust geven, dat we toch íéts hebben gedaan. (Bram laat z'n website zien, www.lanka-expats.net. Er is een 'prikbord' voor mensen die iemand missen in Unawatuna, en hun eigen strandkiekjes staan er ook op. ‘Allicht hebben we vakantiegangers gefotografeerd die later verdronken zijn, voor die familie kan dat een souvenir zijn.’)»
CATHÉRINE «Zolang je ginder samen bent met die mensen, kun je nog meeleven en kun je samen iets doen. Maar hier in België ben ik vaak triest. Omdat wij hier in huis nog álles hebben, en zij ginder helemaal niks meer. Dat doet pijn.»
BRAM «Voor de mensen van Unawatuna is de visserij de grootste bron van inkomsten, maar nu zijn alle boten kapot. En zelfs als de boten nog hersteld kunnen worden, dan is het maar de vraag of de vissers nog op zee willen. Zo groot is hun schrik voor een nieuwe tsunami en voor nog meer doden. (In Unawatuna zijn in totaal zowat driehonderd doden gevallen, meer dan een kwart van het dorp, jh)»
CATHÉRINE «De zee is voor mij ook de zee niet meer. Ik associeer dat water alleen nog met groot gevaar, zelfs in België. Als we naar Bram z'n ouders rijden, dat is moeilijk. Dat ze in Brugge wonen en dat we dus in de richting van de kust moeten rijden, daar heb ik het lastig mee. Want heel de tijd is er dat stemmetje dat zegt: waarom rij je naar de zee? Waarom rij je naar het gevaar? Je wéét toch dat er een grote golf kan komen!»