Nummer 20 in de lijst van de 50 invloedrijkste Belgen in de wereld: François Englert, fysicus en Nobelprijswinnaar
Een gesprek over vriendschap, politiek en de angst voor de klop op de deur tijdens de Tweede Wereldoorlog.
'Het is niet omdat ik die prijs gewonnen heb, dat ik het recht heb om over vanalles en nog wat mijn mening te spuien'
We zitten in het Spartaans ingerichte kantoor van Belgiës meest vermaarde professor theoretische fysica op de campus van de Université Libre de Bruxelles (ULB). François Englert (85) gooit het raam open om frisse lucht binnen te laten. Op zijn bureau ligt een thesis uit 2011 over ‘elementary particle models without any adjustable real parameters’. Het bord aan de wand staat volgekalkt met intrigerende formules.
François Englert heeft zijn Nobelprijs te danken aan een theorie die hij 49 jaar eerder samen met zijn in 2011 overleden collega en vriend Robert Brout op papier zette. Toen al beschreven ze het ‘Brout-Englert-Higgs-deeltje’, dat pas in 2012 in de deeltjesversneller van het CERN voor het eerst werd waargenomen. Zonder dat ene deeltje, dat alle andere deeltjes massa geeft, bestaat er niets – geen aarde, geen tijd, geen atomen, geen sterren, geen mensen.
François Englert «Ik vind het jammer dat Robert er in 2013 niet meer bij was om die prijs samen met mij in ontvangst te nemen. Tot aan zijn dood waren we goeie vrienden, we zagen elkaar elke dag. We hebben jarenlang nauw samengewerkt. Robert was van oordeel dat we veel interessanter onderzoekswerk verricht hebben dan dat ene onderdeel dat met de Nobelprijs bekroond is. Misschien heeft hij gelijk, misschien niet. Eén ding is zeker: we hebben een fantastische vriendschap beleefd.»
HUMO Hoe leerde u Robert Brout kennen?
Englert «In 1955 studeerde ik af als burgerlijk ingenieur. Tijdens die studies had ik ontdekt dat ik veel meer geïnteresseerd was in de redenen waarom dingen zich gedragen zoals ze zich gedragen, dan in al die machines die met die kennis gebouwd worden. Ik kon hier aan de ULB aan de slag als assistent bij een professor ingenieurskunde. Een fijne man, maar ik voelde me intellectueel niet voldaan. Datzelfde jaar kwam de befaamde Franse professor Pierre Aigrain gastlezingen geven. Vlak voor zijn komst liet hij weten dat hij een assistent nodig had. Mijn prof zei: ‘Ik denk dat monsieur Aigrain heel blij zal zijn met jou en dat jij gelukkiger wordt bij hem dan bij mij.’ Profetische woorden, zou later blijken.
»Tijdens mijn assistentschap bij Aigrain begon ik fysica te studeren, hoewel ik nooit naar de les kon: ik moest Aigrains lezingen uitschrijven. Dus stuurde hij me op zomercursus in Frankrijk. Toen ik in 1958 mijn diploma kreeg, wou ik onderzoek voeren, maar eerst moest ik nog naar het leger én een doctoraat halen. Ik had geluk, want dankzij een commandant met liefde voor de wetenschap kon ik beide combineren.
»Rond die tijd werd mijn prof gecontacteerd door Robert Brout, een jonge Amerikaanse professor theoretische fysica van de Cornell University in de staat New York. Robert was op zoek naar een assistent en wou liefst een Europeaan. Twee jaar lang heb ik in Cornell voor hem gewerkt, waarna ook mij een leerstoel werd aangeboden. Ik weigerde, want ik voelde me niet thuis in de VS en wilde terug naar Europa. Ik kon aan de slag op de ULB en Brout kwam met mij mee: hij gaf zijn ontslag in het prestigieuze Cornell om aan de ULB als professor aan de slag te gaan, en samen met mij de fysicagroep te leiden. Hij kreeg de Belgische nationaliteit en verzaakte aan zijn Amerikaanse staatsburgerschap. Zijn dood was voor mij een erg zware klap (stilte).»
HUMO Is uw invloed gegroeid dankzij de Nobelprijs? Wordt er nu meer naar u geluisterd dan vroeger?
Englert «Jazeker. Maar het is niet omdat ik die Nobelprijs gewonnen heb, dat ik het recht heb om over vanalles en nog wat mijn mening te spuien. Mijn denkbeelden over politiek bijvoorbeeld, zijn niet beter of interessanter dan die van u. Jammer genoeg hebben veel mensen de neiging om werkelijk alles wat ik zeg zeer ernstig te nemen. De ene vraagt me uitdrukkelijk om een petitie te tekenen; de andere vraagt me even uitdrukkelijk om dat níét te doen. Daarom doe ik mijn uiterste best om helemaal niets te tekenen.»
HUMO De mensen willen u voor hun kar sparren?
Englert «Ja, en ik wil niet gebruikt worden, voor niets en door niemand. Alleen over mijn tak van de wetenschap zeg ik dingen die het verschil maken. Van al de rest bewaar ik afstand. Ik ben geen orakel dat over vanalles en nog wat een mening heeft.»
Kameraad François
HUMO Tijdens de Tweede Wereldoorlog leefde u ondergedoken.
Englert «De Duitse bezetter beschouwde mij als een Jood – wat ik ook ben, maar er hangt veel verwarring over wat dat Joods zijn precies inhoudt. Ik ben totaal niet religieus, maar voel me wel deel van de culturele traditie. Ik heb nog heel sterke herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. U kunt het zich niet voorstellen hoe het was om onder de barbarij te leven. Niet alleen de Duitsers haatten de Joden: heel wat andere Europeanen gedroegen zich even antisemitisch. Gelukkig waren er ook nog veel aardige mensen. Camille en Louise Jourdan en hun dochter Yvonne waren zo dapper om mij als jongetje van 9 onderdak te bezorgen in hun café-restaurant aan het station van Lustin, een plaatsje in de Ardennen. Ze behandelden me als hun eigen zoon. Mijn ouders en mijn oudere broer leefden elders ondergedoken; ik wist toen niet waar. Ze hadden me bij de Jourdans ondergebracht om mijn overlevingskansen te vergroten.
»Ik ben geboren in Brussel, als kind van een vader en moeder die in 1924 met hun eerstgeboren baby uit Polen gevlucht waren voor het steeds driester wordende antisemitisme. Ik was 7 toen de nazi’s in mei 1940 België binnenvielen. Ik kan me het geluid van de ronkende gevechtsvliegtuigen boven Brussel nog levendig voorstellen. Twee jaar na de invasie liep ik rond in een jasje met de gele ster en de letter J opgenaaid. Het zou niet lang meer duren voor de deportaties naar de vernietigingskampen op gang kwamen.»
HUMO Waar komt dat diep ingewortelde eeuwenoude antisemitisme vandaan?
Englert «Aan de oorsprong ligt de vervolging door het christendom, want de Joden hadden volgens de christenen Jezus vermoord. Alleen leken ze niet door te hebben dat Jezus ook een Jood was. Ik herinner me dat in mijn oude agenda’s de eerste januari ‘besnijdingsdag’ genoemd werd. Besnijding gebeurt in de Joodse religie acht dagen na de geboorte. Jezus’ geboorte wordt gevierd op 25 december. Op Kerstmis is hij geboren en op 1 januari besneden: hij was dus een echte Jood. Nadat het christendom ‘geadopteerd’ was door de Romeinen, duurde het niet lang of de christenen keerden zich tegen die religie waaruit ze zelf stamden.»
HUMO Adolf Hitler was geen christen.
Englert «Neen, het christendom kon hem gestolen worden, maar hij merkte heel goed op hoe het antisemitisme in de hoofden van de mensen was ingesleten en exploiteerde dat gevoel.»
undefined
undefined
'Wij hebben de Holocaust overleefd dankzij de hulp van de gewone Belgische burgers.'
HUMO Sommigen horen vandaag echo’s uit de jaren 30. U ook?
Englert «Het antisemitisme is zeker niet dood. Maar ik werd tijdens de oorlog geholpen door mensen die waarschijnlijk zelf christenen waren – we kregen zelfs de hulp van een priester. Op een bepaald moment leek het alsof de Duitsers het verblijf van mijn ouders op het spoor waren. Mama, papa en mijn broer kwamen me halen in het café-restaurant en midden in de nacht vluchtten we naar het huis van Achille Moreels, een vriend van de Jourdans. De volgende morgen hoorden we dat de Gestapo de schuilplaats van mijn ouders overhoop had gehaald. De pastoor van Annevoie, abbé Warnon, bezorgde ons gezin onderdak en mijn ouders valse paspoorten. Hij zorgde er ook voor dat ik in Dinant naar school kon. Niet alle mensen die ons hielpen, waren lid van het verzet. Vaak ging het om gewone burgers, die grote risico’s liepen. Ik vond dat als kind al heel opmerkelijk.»
HUMO Maar het was wel een minderheid.
Englert «In Polen wel. De mensen daar zijn militant katholiek en minder geneigd om Joden te helpen. Niemand van mijn Poolse familie heeft de oorlog overleefd. Maar in België lag dat anders: wij hebben de Holocaust overleefd dankzij de hulp van de gewone Belgische burgers. Dankzij hen werd in ons land de helft van alle geregistreerde Joden gered. In vergelijking met andere Europese landen is dat indrukwekkend veel. Ik weet dat ook vandaag het antisemitisme nog welig tiert, maar ikzelf heb dat nooit gevoeld – zelfs niet in de oorlog, omdat ik omringd werd door hulpvaardige mensen. Ook later niet tijdens mijn studies.»
HUMO Ook niet tijdens uw carrière?
Englert «Nooit. Antisemitisme heeft ook te maken met afgunst. In de middeleeuwen werden veel Joden bankier omdat ze geen enkel ander beroep mochten uitoefenen, en er zijn mensen die nog steeds geloven dat ‘de Jood’ zo rijk is als de zee diep is. De werkelijkheid is enigszins anders.
»Na de oorlog werd de Joodse identiteit voor mij totaal irrelevant. Ik wou er niets meer over horen, mijn leven in handen nemen en de gruwel van de Holocaust vergeten. Voortaan was ik gewoon François Englert. Veel overlevenden reageerden exact hetzelfde: ze focusten zich op hun werk of hun passie en wilden niet meer praten over het verleden. Mijn ouders waren niet echt religieus, je zou hen seculiere Joden kunnen noemen. Ze volgden nog wel een paar grote feesten, maar niet fanatiek. Kerstmis was voor ons een belangrijker feest dan Pesach.»
HUMO Waarom hebben zoveel geleerde mannen en vrouwen Joodse roots?
Englert «Ik heb daar lang niet bij stilgestaan, tot ik naar de Verenigde Staten trok: daar ontmoette ik massa’s slimme natuurkundigen en ontzettend veel van die bollebozen waren Joods. Ze waren niet religieus, maar droegen wel die hele culturele traditie van het Jodendom met zich mee – het zat in de manier waarop ze naar de dingen keken, en in hun specifieke vorm van humor. Aan de ULB kwam ik met een meer verscheiden publiek in contact. Ik had er ook een leven buiten de universiteit en nogal wat vrienden waren met allesbehalve academische zaken bezig. Zo was mijn beste vriend een houtbewerker.»
HUMO U was geen nerd?
Englert «Nee, helemaal niet. Natuurlijk was ik erg sterk geïnteresseerd in de wetenschap, maar ik had ook belangstelling voor politiek. In 1957 ging ik bijvoorbeeld naar het Internationaal Jeugd- en Studentenfestival in Moskou, de hoofdstad van de toenmalige Sovjet-Unie.»
HUMO U was een communist?
Englert «Ik was geen lid van de communistische partij, maar ik had wel sympathie voor het communisme. Als scholier bestudeerde ik naast Einstein ook Karl Marx. Ik las ‘Het kapitaal’ op mijn 16de. (Glimlacht) Ik vind nog steeds dat sommige passages in dat boek niet helemaal onwaar zijn. Ik ben nogal individualistisch van aard, en ben nooit lid van een politieke partij geweest, maar mijn vrienden en ik volgden niet bepaald een rechts spoor.»
HUMO Hebt u in de jaren na de oorlog nog contact gezocht met de mensen die u hielpen onderduiken?
Englert «Nee. Zodra de oorlog voorbij was, wou ik er niet meer aan denken. Natuurlijk heb ik niet de gruwel van de deportatie of van een kamp moeten meemaken, maar ik beleefde wel de stress van het onderduiken. Elke dag konden we verraden worden, er was altijd die angst voor de klop op de deur. De dood loerde om de hoek. Ik was geïsoleerd van mijn ouders en wist lange tijd niet hoe het hen verging. Daardoor ben ik razendsnel volwassen geworden. Ik probeerde alles te vergeten, inclusief de Jourdans, die aardige mensen die mijn leven hadden gered. Pas toen ik ouder werd, besefte ik dat ik niets voor hen had gedaan.»
HUMO U werd geplaagd door schuldgevoel?
Englert «Op het einde wel. Ik wist dat ik iets moest doen. De Nobelprijs heeft die verandering in mijn geest mee bewerkstelligd. Het hoofd van de jury contacteerde me. Hij zei dat ik een kleine autobiografie moest schrijven voor de Nobelstichting. Dat was meteen erg confronterend, want ik had tegen niemand ooit over mijn oorlogsjaren gesproken. Ik vroeg: ‘Moet ik daar echt over schrijven?’ Het antwoord luidde: ‘U bent daar moreel toe verplicht. U draagt nu verantwoordelijkheid voor de hele mensheid. U móét uw oorlogsverhaal vertellen.’ Dat heb ik dan ook gedaan, en het voelde als een bevrijding. Ongeveer op hetzelfde moment zocht de kleindochter van de Jourdans contact met me. Claudine was nog niet geboren toen ik bij de familie woonde, maar ze had haar inmiddels gestorven moeder horen praten over een zekere François. ‘Zou dat dezelfde François zijn die de Nobelprijs krijgt?’ Ze sprak daarover met een vriend, die toevallig ook met mij bevriend is. Zo kwamen we in contact met elkaar. We zien elkaar nog regelmatig.
»Het Yad Vashem in Israël is de officiële staatsinstelling voor de herdenking van Joodse slachtoffers en hun redders. Ze nemen hun taak zeer ernstig: er wordt een grondig onderzoek gevoerd naar elke nieuwe redder die voorgedragen wordt. Wat waren zijn of haar motieven? Waren die puur menselijk of speelde geld een rol? Elke door Yad Vashem erkende redder wordt deel van wat zij ‘de rechtvaardigen onder de volkeren’ noemen. Hij of zij krijgt een diploma en zijn of haar naam wordt voor eeuwig bijgezet in de gedenktuin van de rechtvaardigen. Voor al die mensen die mij geholpen hebben, heb ik een heel gedetailleerde aanvraag voor erkenning bij Yad Vashem ingediend.»
HUMO Ze zijn dood.
Englert «Ja, maar voor Yad Vashem maakt dat geen verschil. De nabestaanden krijgen het diploma en hun namen worden sowieso bijgezet in de gedenktuin. Het onderzoek heeft een jaar geduurd; alle namen die ik doorgaf, zijn erkend. Daardoor voel ik mezelf toch een klein beetje beter.»
HUMO De Nobelprijs winnen werd een vorm van therapie voor u?
Englert «Misschien wel, al denk ik dat het anders ook gebeurd was. Maar dat klein beetje extra druk van de jury maakte het makkelijker voor mij om die stap te zetten.»