Onder professoren (slot): Humo gaat naar de universiteit: 'Het Engels van studenten is minder goed dan ze denken'
Vorige week boden drie professoren, een filosoof, een gynaecoloog en een historica, inkijk in het leven aan de universiteit, de academische ratrace en de omgang met steeds veeleisender studenten. Vandaag trekken drie collega-professoren nog een goedgevuld blik anekdotes en inzichten open: ‘Ik zou kunnen huilen en me de haren uit het hoofd rukken, maar lachen lijkt me de beste optie. Het overkomt me weleens dat ik schater bij het verbeteren van schriftelijke examens.’
'Als bioloog moet ik betwisten dat de universiteit een wespennest is: in wespennesten heerst orde en discipline'
HUMO Professor Hans Van Dyck, als bioloog aan de UCL kunt u vergelijken: verschillen Franstalige universiteiten sterk van de Vlaamse?
Hans VAN DYCK (professor gedragsecologie aan de UCL, broer van acteur Tom Van Dyck) «In tegenstelling met wat sommige haantjes in het politieke theater beweren, zie ik veel gelijkenissen. En wat de media de mensen ook inlepelen, ze kijken hier erg op naar Vlaanderen. Ook aan de universiteit kijken ze met een open en nieuwsgierige blik over de taalgrens. Toen wij ons curriculum hervormden, keken we niet alleen naar Luik, maar spontaan ook naar Leuven en Gent.
»De middelen zijn hier schaarser, maar qua organisatie en aanpak zie ik geen verschil. Hoogstens worden er andere accenten gelegd. Zeker aan mijn universiteit, die een afsplitsing is van de KU Leuven. Tussen haakjes: ik was departementsvoorzitter toen de universiteit haar veertigste verjaardag vierde. Dat was tegelijk ook de veertigste verjaardag van ‘Walen buiten’. Ik heb als Vlaming die festiviteiten mogen leiden: een heerlijke surrealistische charme die ik aan buitenlandse collega’s niet uitgelegd krijg, behalve heel laat tussen pot en pint, op een congres.»
HUMO Sommigen van uw Vlaamse collega’s klagen over het niveau van de studenten. Hoe zit dat aan uw kant van de taalgrens?
VAN DYCK «Ik ben wetenschapper, ik nuanceer. Ik zie nog altijd evenveel pientere, hardwerkende studenten als twintig jaar geleden. Maar de spreiding is groter geworden: als je de gemiddelde kwaliteit van de studenten zou kunnen berekenen, zou die gedaald zijn. Het aandeel van de studenten die aanmodderen, wordt groter. Er zijn meer mensen van wie je denkt: wat moeten we met hen aanvangen? En: loont het om daar zoveel geld in te investeren? Er scheelt vaak wat met de vooropleiding aan de middelbare school. Ik ken de Franstalige middelbare scholen niet zo goed, maar het is geen geheim dat er grote niveauverschillen zijn – collega’s bevestigen me dat.»
HUMO Waar merkt u dat aan?
VAN DYCK «Volgens mij is het meer een kwestie van mentaliteit en cultuur dan van dommigheid. We hadden laatst een student die zijn paper bijna volledig van het internet had gekopieerd, zonder bronvermelding. Toen die brave man zich voor de examenjury kwam verdedigen, was zijn argument: ‘Ik had te weinig tijd, anders had ik hier en daar de tekst wat kunnen veranderen.’ Hij zag het probleem niet. Dat was voor ons een eyeopener: wat vroeger vanzelfsprekend leek, is dat niet langer. Nu moeten we eerstejaarsstudenten uitdrukkelijk zeggen: copy-pasten is not done in een paper. De jongste generatie is groot geworden in een zee van informatie: je vindt alles online. Ze zijn het gewend om het op het internet te gaan halen. Anderzijds is er ook in mijn vakgebied de laatste jaren zoveel kennis bij gekomen, dat je jonge mensen moet wapenen met tools om kritisch hun weg te vinden in die zee van informatie. Ze zouden ook weer trots moeten kunnen zijn op hun werk. Er is een zekere normvervaging: ‘Als ze me niet pakken, is het prima.’»
HUMO Merkt u achteruitgang op het vlak van pure kennis?
VAN DYCK «Het overkomt me weleens dat ik in bulderlachen uitbarst wanneer ik schriftelijke examens verbeter. Ik zou ook kunnen huilen en me de haren uit het hoofd rukken, maar ik ben een Van Dyck, lachen lijkt me altijd de beste optie. En soms deel ik dat leedvermaak met een collega: ‘Moet je deze eens zien.’ Eén van de frappantste gevallen vond ik het antwoord van een student die al in het tweede jaar was geraakt. Toch bestond hij het om op de vraag ‘Wat is een biotoop?’ te antwoorden: ‘Het genetisch materiaal van een individu.’ Hij verwarde genoom met biotoop, in het tweede jaar biologie. In mijn tijd was dat middelbareschoolkennis.»
HUMO Je zou verwachten dat iemand die voor een specialistische richting als biologie kiest, toch enige voorkennis heeft.
VAN DYCK «Helaas zijn er bij ons ook mensen die het eigenlijk niet goed weten, en dan maar voor biologie kiezen omdat ze dieren best sympathiek vinden. En dat valt dan tegen, want het is complexe materie, en het gaat niet noodzakelijk over hun favoriete beestjes. Natuurlijk is een passie voor bloemetjes en bijtjes prima, maar het is onze taak om daarop een laag kritische, wetenschappelijke mentaliteit aan te brengen. En vaardigheden in analyse en communicatie, waarmee ze in hun professionele leven aan de slag kunnen.»
GOLF VAN PANIEK
HUMO Professor Bea Cantillon, u werkt sinds 1979 aan de universiteit: de democratisering van het hoger onderwijs heeft zich voor uw ogen afgespeeld. Sommige mensen zien daarin de oorzaak van de achteruitgang van het onderwijs.
BEA CANTILLON (professor sociologie UA, oud-senatrice voor CD&V) «Ik behoor niet tot de club die roept dat het niveau is achteruitgegaan, en ik bestrijd tegelijk de opvatting dat ons onderwijs is gedemocratiseerd: het is gemassificeerd. Er zijn meer mensen met de roltrap omhooggegaan, maar de afstand tussen de hogere en de lagere sociale klassen is gelijk gebleven. Meer mensen van bescheiden afkomst gaan naar de universiteit, maar de kopgroep studeert alsmaar langer, en haalt meer diploma’s en doctoraten.
»Wij waren met zestig in onze studierichting. Ik kan niet eens precies zeggen hoeveel studenten er nu zijn, maar wellicht meer dan vierhonderd. De groep professoren en assistenten is ook veel groter. Daardoor is de dynamiek anders, maar ik zou niet zeggen dat het niveau van de studenten is gedaald, integendeel. Als ik het vak statistiek van vandaag vergelijk met veertig jaar geleden, is er een hemelsbreed verschil. We verwachten meer, het is moeilijker dan vroeger. Het publiek is ook heterogener geworden, waardoor meer studenten onder de lat door gaan. Die waren er vroeger ook, alleen waren er toen maar drie en vielen ze minder op.
undefined
'Tijdens één van mijn lessen is eens een student in slaap gevallen. Ik ben toen op fluistertoon beginnen les te geven, om hem niet wakker te maken ''
»Dat probleem heb je niet alleen bij de eerstejaarsstudenten. Ik lees soms masterscripties die me doen afvragen: hoe is die student zover geraakt? Door het creditsysteem wordt er niet meer gedelibereerd. Vroeger zaten alle professoren rond de tafel en werd elke student besproken. Nu hebben we geen zicht op de situatie. Studenten kunnen drie, vier jaar gestudeerd hebben, en nog altijd niet geslaagd zijn voor vakken uit het eerste jaar. Die mensen én hun ouders leven in de waan dat hun diploma binnen handbereik is, tot er een lijk uit de kast valt: een vak uit het eerste jaar waar ze maar niet door raken.»
HUMO Wat is uw aanvoelen, professor Ignaas Devisch, zijn de studenten echt dommer geworden?
Ignaas DEVISCH (professor medische filosofie en ethiek, UGent) «Mijn aanvoelen is dat we ons beter niet baseren op ons aanvoelen (lacht). Ik zie geen duidelijk patroon. Ze vinden sneller hun weg in de veelheid aan informatie, ze pikken dingen sneller op en ik vind hen ook creatiever dan wij vroeger waren. Maar ze hebben meer moeite om zich te concentreren. Vraag hun niet om een halfuur stil te staan bij één alinea. Ik geef filosofische vakken aan geneeskundestudenten en ze verwachten dat alles meteen duidelijk is. Zo werkt het niet in de filosofie. Ik zeg mijn studenten altijd dat ik wéét dat een filosofische tekst geen krantenartikel is, maar in de krant lees je ook niet over anatomie. Als je er tijd voor vrijmaakt en het een paar keer probeert, dan lukt het wel.
»Het gebrek aan concentratie zou aan de smartphone kunnen liggen, ja, al is dat net iets waar ze zich wel op kunnen concentreren. We voeren dat debat al veel langer: moeten we het aantal lesuren beperken? Ik kan je verzekeren dat je heel wat moppen in je mouw moet hebben zitten als je drie uur lesgeeft aan zeshonderd mensen. Urenlang luisteren naar iemand, dat lukt niet meer. We moeten ook naar onszelf kijken, en niet alleen naar de jongere generaties. Ik betrap me er tijdens vergaderingen ook op dat ik op mijn smartphone begin te tikken. Er wordt al sinds Plato geklaagd over de jeugd – de 5de eeuw voor Christus! Toen was het schrift de grote boeman: als ze alles opschrijven, zal dat hun geheugen aantasten. Ik heb een hekel aan makkelijke analyses. Het zou me verwonderen dat je toenemende domheid kunt meten.»
HUMO Uw collega-filosoof Willem Lemmens zegt wel dat zijn studenten klassieken als Plato en Aristoteles niet meer kunnen situeren in de tijd.
DEVISCH «Het historisch inzicht is inderdaad vervaagd, net als de logica van onze jaartelling. Tijdens een mondeling examen situeerde een student Aristoteles in de 19de eeuw. ‘Proficiat,’ zei ik, ‘je zit er meer dan twintig eeuwen naast.’ Waarop hij: ‘Ik ben niet zo goed in data.’ ‘Maar zelfs dan,’ zei ik, ‘hoe situeer je de gedachten van Aristoteles in de industriële samenleving?’ Dan gaat er meestal een lichtje branden (lacht).»
undefined
undefined
'Bea Cantillon: 'In het onderwijs maak je het verschil. In de Senaat was mijn impact ongeveer nul.''
HUMO Stelt u problemen vast op taalgebied?
DEVISCH «Ik zie veel meer dt-fouten dan vroeger. De eeuwige discussie is: trek je daar punten voor af? We zijn er nog altijd niet uit. Bij papers beoordeel ik de taal apart, bij masterscripties is het één van de vele criteria. Maar als ik voor de schriftelijke voorbereiding van de mondelinge examens punten zou aftrekken voor taalfouten, zou ik vaak onder nul eindigen. Ik denk dat het met prioriteiten en nonchalance te maken heeft. Ze gaan ervan uit dat technologie dat voor hen oplost: ‘Ik zal me wel op andere dingen concentreren.’»
HUMO En vreemde talen?
DEVISCH «Hun Engels is oké, maar minder goed dan ze zelf denken: ze kunnen meezingen met de radio. En als ik een Frans citaat gebruik, rolt er een golf van paniek door het auditorium. Als ze bij ons komen, hebben de studenten acht jaar Frans gekregen in het lager en het middelbaar onderwijs. Ik vraag me vaak af: wat is er met die kennis gebeurd?»
HUMO Professor Van Dyck, hoe is het daarmee gesteld in Wallonië?
VAN DYCK «Vooral qua spelling en spraakkunst gaan de studenten erop achteruit. Ik ben niet perfect tweetalig, maar ik zie toch heel wat schrijffouten en nonchalance bij mijn studenten. Een voltooid deelwoord dat niet op -é of -ée eindigt, maar op -er, bijvoorbeeld. Het grappige is dat mijn Britse collega’s net hetzelfde zeggen over hun studenten.
»Hun Engels is wel enorm verbeterd. Wie een Romaanse taal als moedertaal heeft, moet zijn stembanden bij manier van spreken in bochten wringen om een Germaanse taal te leren, maar door het internet rukt het Engels ook in de Franstalige cultuur op. We hebben er zelf ook zwaar in geïnvesteerd: onze bachelorstudenten worden gecoacht door een professor Engels.»
SLAPENDE STUDENT
HUMO Mevrouw Cantillon, u zat vroeger met zestig studenten in de aula. Nu geeft u les aan vierhonderd studenten. Doceert u daardoor anders?
CANTILLON «Ik geef ex cathedra les: dat kan niet anders met vierhonderd studenten voor je. Je moet wel een show geven om hen bij de les te houden. Maar goede professoren deden dat veertig jaar geleden ook. Er was toen wel meer interactie mogelijk.»
DEVISCH «Ik geef soms les aan zeshonderd studenten, en dat is op het randje. Zodra een groep groter is dan tweehonderd man, geef je een optreden. Je kent een aantal mensen van gezicht, om uiteenlopende redenen, maar contact is er nauwelijks. Dat mis ik wel.»
undefined
undefined
'Hans Van Dyck: 'Ik schrijf elke maand voor Eos en treed op bij 'Van Gils & gasten'. Dat telt niet mee voor de universiteit, maar ik vind het wel belangrijk.''
VAN DYCK «De essentie van lesgeven is in mijn ogen niet veranderd: je moet oprechte passie tonen, en kennis van zaken hebben. Performen mag, maar als iemand slecht theater speelt, werkt het niet. Als je bevlogen bent, krijg je studenten mee in de moeilijkste vakken. Statistiek is een mooi voorbeeld: veel studenten hebben er een afkeer van. Ik geef zelf geen statistiek, maar ik leg in het begin uit dat het een fantastische tool is waarmee je de waarheid kunt ontcijferen en uit de chaos iets kunt halen wat je anders niet ziet. Als je dat met aanstekelijke passie uitlegt, krijgen ze er een heel andere kijk op.»
DEVISCH «Ik had indertijd een professor die elke week te laat kwam, net voor het academisch kwartiertje verstreek. Vervolgens las hij drie kwartier af wat op zijn blad stond, en daarna keek hij op: (lijzig) ‘Pauze.’ Na de pauze deed hij precies hetzelfde (lacht). Dat pikken studenten niet meer. Ik heb nog les gekregen van een bekende filosoof, en zijn cursus leek werkelijk nergens naar. Zijn secretaresse had ooit voorgesteld om de tekst over te tikken, maar dat wilde hij niet: ‘Te burgerlijk.’ Dat soort idiotie is niet meer mogelijk.»
CANTILLON «Vroeger was de relatie tussen studenten en professoren erg hiërarchisch. De prof stond op zijn piëdestal en keek neer op de studenten. Wij voelden ons klein en keken in het beste geval op naar onze professoren. Dat is compleet weg. Nu mogen ze ons zelfs evalueren: ik vind dat fantastisch. Ik houd daar rekening mee, en slechts zelden krijg ik rare opmerkingen: ‘De linkse praat van Bea Cantillon moet dringend bekeken worden.’ (lacht) Zelfs dat is niet persoonlijk, misschien percipieert die student dat echt zo. Ik vind het niet slecht dat die hiërarchische verhouding weg is, in de hele samenleving veranderen machtsverhoudingen. Kijk naar Jan Fabre: dat is een verhaal over de omgang van een machthebber met zijn onderdanen.»
DEVISCH «We houden veel meer rekening met studenten. Volgens mij zelfs te veel: ze durven nu zelfs te klagen als ze de powerpointpresentatie niet vooraf doorgestuurd krijgen. Dan zeg ik: ‘Hier houdt het op, het is nog altijd de universiteit.’ Het heeft me wel doen nadenken over mijn manier van lesgeven. Ik ben interactiever, ik denk na over welke beelden ik kan gebruiken in de les. Ik geef nu beter les dan vroeger, hoop ik. Het is als autorijden: in het begin ben je zoveel bezig met de versnellingspook en de ontkoppeling, dat je niet altijd op de weg let. Later gaat het schakelen vanzelf en kun je de bochten mooier aansnijden.»
HUMO Vandaag liggen de banken van de auditoria vol smartphones, laptops en tablets die continu oplichten en piepen.
VAN DYCK «Ik heb er niets op tegen dat studenten notities nemen op hun laptop, maar als er de hele tijd allerlei tuig piept, maak ik daar wel een opmerking over. Ik noteer geen afwezigheden, maar als studenten komen, wil ik wel dat ze meedoen en de les niet storen.»
DEVISCH «Lesgeven is topsport: drie uur voor zeshonderd man staan kruipt in de kleren. En als je je best doet, krijg je veel terug. Maar er zullen altijd 10 procent onnozelaars tussen zitten die er niet in slagen om het fatsoenlijk te houden. Ze onderhouden een paar rijen studenten met grappen, nemen foto’s of kijken met vier tegelijk naar een film. Dan vraag ik hun of ik mijn microfoon zachter moet zetten: ‘Mijn stem is vast storend voor jullie kijkplezier?’
»Ik maak me bijna nooit kwaad, ik hanteer liever ironie. Vorig jaar stond ik eens voor een rumoerige groep, en toen heb ik gewoon gezwegen. Ik denk dat ik drie volle minuten niets heb gezegd, ik heb gewoon rondgekeken. Na twee minuten begon het rumoer te verstommen, tot de laatste praters elkaar aanstootten en het muisstil werd. Toen heb ik nog een halve minuut gezwegen, de keel geschraapt en één van de beste lessen van mijn leven gegeven (lacht). Ik denk dat het probleem groter is dan vroeger, wat niet betekent dat wij zelf destijds altijd even goed bij de les waren. Als ik lesgeef in een auditorium met ramen, doe ik altijd de gordijnen open: ‘U hebt het volle recht om te dagdromen.’ Ordeverstoring is iets anders. Eén keer heb ik de les stopgezet omdat het rumoer niet ophield. Achteraf kwamen studenten mij bedanken: ‘Het was al maanden niet meer te harden.’»
VAN DYCK «Tijdens één van mijn lessen is eens iemand in slaap gevallen. Niet door mij, maak ik me graag wijs: het was vrijdagochtend en op donderdag wordt er flink gefeest. Ik ben heel stil beginnen te praten: ‘We mogen deze brave man niet wakker maken, hij is vermoeid.’ Ik heb lesgegeven op fluistertoon, tot hij uiteindelijk wakker werd en ik hem suggereerde om naar huis te gaan: ‘Op zo’n bankje is het niet comfortabel slapen.’ Hij is toch gebleven, maar hij heeft een heroïsche strijd met zijn oogleden moeten voeren. Dat heeft mij toch een beetje leedvermaak bezorgd.»
undefined
'Een student stuurde me een mailtje: 'Kunt ge hoofdstuk drie nog 's uitleggen?' (lacht) Ik dacht het niet ''
HUMO Hebben jullie ook last van te familiaire studenten?
VAN DYCK «Via e-mail zijn ze sneller minder beleefd. Een student was eens vergeten om zich in te schrijven voor een examen. Hij stuurde me een mail, iets te vlot om goed te zijn: ‘Hey, ik ben me vergeten in te schrijven, maar jij kan dat wel regelen, zeker? Zonnige groeten.’ (lacht luid) Ik wil niet flauw of ouderwets zijn, maar ik ben wel gesteld op een aanspreking als ‘meneer’ of ‘monsieur’. Studenten leren bij ons niet alleen de grondslagen van de biologie, ze moeten ook leren functioneren in een professionele omgeving.»
CANTILLON «Voor e-mailverkeer bestaan geen duidelijke beleefdheidsregels, waardoor iedereen dat zelf moet invullen. En sommigen zijn er niet bepaald sterk in. Ik vind ‘Hallo’ zelfs een probleem, wat is er mis met ‘Beste’? Ik vrees wel dat ik het probleem verkeerd aanpak. Ik antwoord niet op onbeleefde mails, ik duw op delete. Terwijl je hun eigenlijk moet zeggen dat het ongepast is.»
DEVISCH «Bij het begin van het academiejaar zeg ik klaar en duidelijk: ‘Ik antwoord niet op mails.’ Ik heb 2.000 à 2.500 studenten per jaar: als die mij allemaal één mail sturen, word ik zot. Er is een online-leerplatform en ze mogen me vragen stellen na de les, maar mails: nee. Sommigen doen het toch. Eén van de meest memorabele: ‘Kunt ge hoofdstuk drie nog ’s uitleggen?’ (lacht luid) Ik dacht het niet. De laatste jaren is het verbeterd: de universiteit heeft een e-mailetiquette ontwikkeld, en de studenten worden ervan op de hoogte gebracht dat we geen vrienden zijn en dat je dan anders met elkaar omgaat.»
DOMINANT leuven
HUMO Professor Van Dyck, ik heb uw publicatielijst eens bekeken op Google Scholar, het zijn er honderden. U wordt meer dan zesduizend keer geciteerd in ander onderzoek.
VAN DYCK «We worden betaald om te werken, hè, maar toch voel ik niet de minste publicatiedruk (lacht). Ik vind het heerlijk om papers te schrijven. Dat is knutselen, een metier. Ik schrijf ook elke maand voor het tijdschrift Eos. Dat is vulgariserende wetenschap, en het telt net als mijn optredens bij ‘Van Gils & gasten’ niet mee voor de universiteit. Toch vind ik het belangrijk: ik ben gezond eigengereid, ik wil inzichten delen met een groot publiek. Ik publiceer nooit om mijn cv langer te maken, maar ik hoor wel verhalen over universiteiten waar jongere professoren een contract moeten ondertekenen: zoveel artikels per jaar. Die ratrace is fout. Het fnuikt de creativiteit van het onderzoek en ik lees dat zelfs absolute wereldtoppers als Peter Carmeliet daardoor moeite hebben om hun financiering rond te krijgen.»
CANTILLON «Ik heb ook altijd veel gepubliceerd. Dat heb ik geleerd van mijn leermeester: je onderzoek mag niet in de lade blijven liggen. Het enige probleem is dat ik altijd in het Nederlands heb gepubliceerd. Op een bepaald ogenblik merkte ik dat mijn publicaties wel een grote maatschappelijke impact hadden, maar niet meetelden voor de universiteit. Ik heb moeten overschakelen naar het Engels, en dat was niet makkelijk.»
DEVISCH «Ik was een boekenschrijver, en voor de rankings tellen alleen nog de klassieke publicaties in tijdschriften. Dat format – inleiding, methode, resultaat, discussie, conclusie – komt uit de geneeskunde en andere wetenschappen. Voor een filosoof is dat lastig, omdat wij niet per se empirisch onderzoek doen. Maar het bepaalt wel de financiering van de universiteit, en daardoor moet je in concurrentie gaan. Zo komt het dat sommige mensen tachtig publicaties per jaar hebben: ze hebben niet eens de tijd om die artikels zelf te lezen. Vooral in de medische sector zie je onderzoekers die banden hebben met grote farmaconcerns: ze zijn niet de echte auteurs van het onderzoek, soms hebben ze er zelfs niet naar gekeken.»
HUMO U bent deze zomer in opspraak gekomen nadat u een artikel had gepubliceerd in een zogenaamd roofblad, een tijdschrift dat tegen betaling en zonder kwaliteitscontrole publiceert. Wetenschapsfraude, klonk het.
DEVISCH (zucht) «Er is daar niets verkeerds gebeurd, en ik heb niet betaald. Ik heb samen met een collega een tekst geschreven over de Franse filosoof Claude Lefort en we hebben gezocht naar een passend tijdschrift. In eerste instantie is alles gebeurd volgens de regels van de kunst, en de tekst is gereviewd door collega’s. Pas in de eindfase vroegen ze geld: we hebben dat geweigerd, omdat het niet de afspraak was. Gek genoeg hebben ze het artikel toch gepubliceerd. (Wuift) Veel gedoe om niets: die tekst is een klein zijspoor in mijn carrière. We hadden iets liggen, en met publicatiedruk of fraude heeft het niets te maken: we weten dat die tijdschriften sowieso niet meetellen.»
undefined
undefined
'Ignaas Devisch: 'Het Engels van de studenten is oké, maar minder goed dan ze denken. En als ik een Frans citaat gebruik, rolt er een golf van paniek door het auditorium.''
HUMO Universiteiten denken steeds vaker als bedrijven. Brengt jullie onderzoek geld in het laatje?
DEVISCH «Wat denk je? Ik ben een filosoof: wij vallen sowieso uit de boot (lacht).»
VAN DYCK «Ik doe veel fundamenteel onderzoek en een belangrijk deel van mijn werk is interessant voor de non-profit-sector, de overheid en het middenveld, maar je kunt het niet direct linken aan economische belangen op korte termijn.»
CANTILLON «Wij kunnen wel een rol spelen in het maatschappelijk debat.»
HUMO U bent ook politica geweest. Waar hebt u de meeste stenen kunnen verleggen: in de Senaat of aan de universiteit?
CANTILLON «In het onderwijs maak je het verschil, maar dat heb ik pas de laatste jaren beseft. De Senaat was boeiend, maar daar was mijn impact ongeveer nul.»
HUMO Klopt het, zoals professor Carl Devos heeft geschreven, dat de universiteit een keiharde wereld is die niet moet onderdoen voor de Wetstraat? Wat hij beschrijft, lijkt op een wespennest.
CANTILLON «Ik bestrijd dat ten stelligste. Vroeger was de universiteit een wolvenkuil omdat de club kleiner was en alleen uit mannen bestond: de rivaliteit was niet om aan te zien. Het was een kwestie van ego’s. Ze maakten elkaar het leven zuur met slinkse, achterbakse trucs. Dat is verdwenen, onder meer omdat er meer vrouwen zijn. Maar belangrijker: de groep is groter, dan is het moeilijker om kliekjes te vormen. En bovendien rangschikken je collega-professoren de kandidaten bij een bevordering of een aanwerving. Je hebt een goede reden om vriendelijk te zijn en een zekere loyaliteit aan de dag te leggen.»
VAN DYCK «Als bioloog moet ik uw beeld betwisten: in een wespennest heerst veel meer orde en discipline dan aan de universiteit (lacht). En in een roedel wolven wordt stevig samengewerkt. Politiek zie je veel meer bij chimpansees, bijvoorbeeld.
»Een universiteit is geen doorsnede van de samenleving, er is een selectie van ego’s, ambities en temperamenten. Ik zie parallellen met de cultuursector, waar je ook niet de makkelijkste mensen hebt en waar ook veel concurrentie is. En als de middelen schaars zijn, komt het politieke beest in de mensen naar boven: op dat vlak is de universiteit niet anders. Ik denk wel dat de universiteit pas opnieuw een voortrekkersrol zal kunnen spelen als een broeihaard van nieuwe ideeën als we opnieuw leren samen te werken, in plaats van elkaar de hele tijd te bestoken. Als gedragsbioloog weet ik dat niet alleen competitie tot resultaten leidt. Ook samenwerken is een meer dan verdienstelijk recept.»
CANTILLON «Er is wel samenwerking tussen professoren en vakgenoten, maar die is allesbehalve structureel. Dat komt deels door de dominante positie van de KUL.»
HUMO Ik denk nu aan uw rector, die klaagde dat de KUL systematisch haar mensen naar politieke kabinetten parachuteert, om zo de wetgeving in haar voordeel te doen kantelen.
CANTILLON «Dat doen ze heel slim. Ze hebben de langste traditie en door hun schaalvoordeel zijn ze de sterkste, ook inhoudelijk. Maar ze hebben zich als een olievlek verspreid over Vlaanderen. Door hun dominante positie en de expansiezucht is het moeilijk om samen te werken. En dat is jammer, want zo kunnen we niet excelleren. Vlaanderen zou tot de wereldtop kunnen behoren, maar de KU Leuven staat dat in de weg.»