Onze Man in het digitale archief van Neil Young
Sinds enkele weken zijn de archieven van Neil Young geheel vrij en kosteloos te bezoeken op het internet, via neilyoungarchives.com. Onze Man ging er tussen kerst en nieuw in rondstruinen. ‘Zet je koptelefoon op, neem afscheid van je geliefden en gá.’
'Een weelde aan informatie, een dol makend doolhof. Heel veel lekkers. Eenmaal binnen raak je er niet meer uit'
Zeggen dat de inhuldiging van de Neil Young Archives onthaald werd als de wederkomst van het kindeke Jezus, zou overdreven zijn. Eigenlijk was het alleen Bill Janovitz, frontman van Buffalo Tom, die van zijn stoel viel. ‘Dit is misschien wel het beste waar het internet ooit voor is gebruikt – naast het Twitteraccount van Trump, natuurlijk. Een geschenk van één van de grootste helden aller tijden,’ schreef hij op zijn Facebookpagina. En terecht. Op zijn 72ste staat Neil Young scherper dan ooit: de muzikale bron waaruit hij put en waaraan wij ons kunnen laven, stroomt als vanouds.
Ter illustratie: zijn briljante nieuwe plaat ‘The Visitor’, opgenomen met muzikanten die jonger zijn dan zijn eigen kleinkinderen – als hij die zou hebben.
Young is, samen met Bob Dylan, moeiteloos de meest eigenzinnige artiest uit de hele rockgeschiedenis: mocht er een Nobelprijs voor tegendraadse originaliteit bestaan, dan zou hij die allang gekregen hebben. In september van dit jaar werd hij alvast opgenomen in de Canadese Songwriter’s Hall of Fame: het is waarlijk niet te geloven dat dat zo lang op zich heeft laten wachten, maar goed. De helft van de andere gefêteerden – Stéphane Venne, Beau Dommage – zijn bij ons totaal onbekend, maar Young, die iedereen verraste door langs een zijingang buiten het oog van de tv-camera’s het gebouw te betreden, gaf er een gloedvolle speech. ‘Liedjes,’ zei hij, ‘zijn als konijnen: als die uit hun hol komen en je staat klaar met een geweer, gaan ze lopen. Je moet geduld hebben en wat rondsnuffelen. Alleen zo krijg je ze te pakken.’ En ook: ‘Wat jammer dat mijn ouders dit niet meer hebben kunnen meemaken. Mijn vader kocht me mijn eerste ukelele en dat was de start van mijn carrière. Zoals elk kind van gescheiden ouders hoop ik dat ze in het hiernamaals weer samen zijn.’
Hoewel hij bijna heel zijn volwassen leven buiten Canada heeft doorgebracht, is en blijft hij een dwarse Canadees, met een groot hart voor mensen en land. Hij lanceerde zijn Archives en zijn nieuwe plaat dan ook met een concert in Omemee, een stadje aan Lake Ontario met 1.271 inwoners, waar hij een belangrijk deel van zijn jeugd heeft doorgebracht – omdat zijn vader journalist was, verhuisde de familie Young heel vaak. ‘Ik ben naar twaalf scholen geweest, maar de tijd in Omemee herinner ik mij het best,’ vertelde hij. ‘Aardbeien plukken op het veldje tegenover ons huis, waarmee mijn moeder dan wild strawberry and rhubarb pie maakte. Ik ging er vissen en zwemmen. En ik schopte er keet. Altijd een performer geweest.’
Op 1 december stond hij in Omemee op het podium van de Coronation Hall. Om de tickets werd gevochten: slechts 225 mensen konden binnen. Buiten kon men het concert volgen op een verzameling oude tv’s. Young speelde akoestisch een staalkaart van zijn nog steeds als een universum uitdijend oeuvre. ‘Took me a long time to get here,’ zei hij terwijl hij ‘Comes a Time’ inzette: ‘Comes a time when you’re driftin’, comes a time when you settle down’. Daarna volgden ‘Love Is a Rose’, ‘Long May You Run’, ‘Old Man’, ‘Helpless’ en ‘Heart of Gold’, en nog veel andere classics. Eindigen deed hij met ‘Sugar Mountain’, één van zijn eerste songs, die hij in talloze versies heeft opgenomen.
Het volledige concert staat op Vimeo, als u geïnteresseerd bent, en dat zou u moeten zijn, want het is anderhalf uur ongelimiteerd genieten. Van die na zovele jaren nog steeds bibberende stem, de onhandigheid op het podium, de warmte die hem tegemoet straalt vanuit de zaal, zijn eigenzinnige en grappige commentaar. ‘Ik wéét dat ik niet kan zingen, oké?’ bromt hij ergens. ‘Geen probleem, heeft ook niet veel belang. I’m around the note somewhere.’
undefined
De dag erna lanceerde Young zijn Archives, een digitaal monsterproject waarin alle ooit door hem opgenomen songs verzameld moeten worden. Samen met foto’s, originele tekstvellen, oude hoezen, anekdotes, kattebelletjes: een oceaan van muzikale en visuele kwaliteit, op één plek verzameld en overzichtelijk opgelijst. De site ziet eruit als zo’n ouderwetse ijzeren archiefkast waarin klerken vroeger hun papieren opborgen. Of apothekers hun zalfjes. Op een tijdslijn staan alle, maar dan ook álle liedjes en platen die Young ooit heeft opgenomen, van 1963 tot nu. Het is wel een work in progress, want je merkt dat van sommige platen – en van onuitgebracht werk – de rechten nog niet gecleard zijn. Maar wat er staat is, qua volume en qua vorm, nu al enorm.
Eerste song: ‘The Sultan’, van The Squires, opgenomen op 23 juli 1963 voor V Records in Winnipeg. Een The Shadows-achtige instrumental, met – toen al – die typische Neil Young-twang op gitaar. Het lied wordt omkaderd door wat vergeelde foto’s, een videootje, de partituren en de persreacties: een weelde aan informatie die interessant is voor de leek en onmisbaar voor de freak. Daarna volgen 54 jaar unieke muzikale carrière, meticuleus gerestaureerd, met een verbluffend oog voor detail. En de klank is zuiverder dan de onversneden coke die je tegenwoordig aan het MAS kunt kopen.
Dat Young een controlefreak is, moge bekend zijn, maar zijn aandacht voor geluidskwaliteit grenst aan de lichte waanzin. Hij is al heel zijn leven op zoek naar de perfectie en geen berg is te hoog om daar te komen. In 1972 leidde dat tot de volgende mythische, pas onlangs door Young zelf bevestigde anekdote. Young wilde Graham Nash zijn nieuwe plaat ‘Harvest’ laten horen en nam ’m mee op de vijver achter zijn ranch. Het huis gebruikte hij als linkerbox, zijn schuur als rechterbox. Toen de technicus kwam vragen hoe het klonk, moet Young, zich wankel overeind houdend op zijn sloep, met luide stem geroepen hebben: ‘More barn!’
undefined
Zijn obsessie voor klank leidde hem in 2015 tot het ontwikkelen van een eigen muziekspeler: de Pono, een soort iPod met betere geluidskwaliteit. Vriend en vijand waren enthousiast, maar de hoge prijs en een batterij die het maar een paar uur uithield, kelderden het project. Niet getreurd: op de Neil Young Archives is het geluid loepzuiver. Je kunt de muziek beluisteren met de kwaliteit van de mastertape, wat een ongekend feest is voor de oren. Het genie zit in de details.
Met deze archieven is Neil Young een soort rattenvanger van Hamelen voor deze fan: na een week rondlummelen ben ik nog niet aan het eind van mijn Latijn. Als je eenmaal binnen bent, is het moeilijk om weer te ontsnappen. Achter elke klik zit meer informatie en muziek en lekkers verborgen, en al is de site heel logisch opgebouwd, het blijft een dol makend doolhof waar je over zoveel moois haasje-over kunt doen dat je tong al snel op de grond hangt. Maar het is dát of niets, want deze gigantische encyclopedie laat zich niet mondjesmaat savoureren. Het is springen en hopen dat je blijft drijven. Koptelefoon op, tijdelijk afscheid nemen van geliefden en gáán. ‘Don’t forget to have a good time and try not to get lost,’ bezweert Young vaderlijk in het openingsfilmpje. Bonne fucking chance.