null Beeld

Op reis naar Vincent van Gogh in de Borinage

Geen mens in de Borinage kon vermoeden dat die roodharige zonderling die het evangelie kwam verkondigen, ooit een wereldvermaard schilder zou worden. Schrijver en documaker Pascal Verbeken gaat in zijn nieuwe boek ‘Duistere wegen’ op zoek naar de Waalse sporen van Van Gogh.

Jan Hertoghs

Pascal is een ex-Humo-collega, dus ik kan hem plagen – dat het een goed schildersboek is, en voorwaar, dat hij ‘met verve’ in zijn opzet is geslaagd. En zo staan we op een middag bij een vervallen mijngebouw. Dat is de Charbonnage de Marcasse in Petit-Wasmes. Het laatste mijngebouw dat nog overeind staat in de Borinage. Van Gogh heeft vlak bij de mijn gewoond. Eén keer is hij in de rammelende liftkooi afgedaald om zes uur ondergronds te blijven: hij wilde het harde labeur van de koolputters aan den lijve ondervinden.

Ricardo Barberio doet het ijzeren hek open. De mijningang is als een graftombe. Met gloeilampjes en kaarsen bij Sint-Barbara, patrones van de mijnwerkers, en plastic bloemenkransen ter gedachtenis van de zeventien kompels die hier op 13 januari 1953 zijn omgekomen. Van de mijn zelf is alleen een bouwvallig karkas, een terril en een waterziek plein met slijksporen overgebleven. In de monumentale ramen van het hoofdgebouw zit geen glas meer: door de vensters zijn de gaten in het dak en de blauwe hemel te zien. Er groeit mos op de trappen, er vreet betonrot aan de gewelven, er breekt salpeter uit de muren, en overal drupt water in plassen die hier een hele winter niet opdrogen. De mijn is nu ook een diergaarde. Er lopen paarden, in een bijgebouw knorren varkens en het geblaf van de kettinghond galmt tussen de verlaten wanden. In dat decor zijn Ricardo en z’n vrouw al drieëntwintig jaar met een soort wanhopige verbouwing bezig, de ongelijke strijd van een kleine handarbeider tegen een lawine van verval.

undefined

'Van Gogh was een complete autodidact. Hij heeft met simpele leerboeken leren tekenen en schilderen. Zijn eerste werk was houterig en stereotiep'

Een fresco op de zijgevel vertelt van de schilder die eerst zielenherder was tussen de terrils en de schachttorens. De buren vrezen die Van Gogh-interesse voor de mijn. Ze willen die grote, donkere slagschaduw niet, zij willen dat de overheid de ruïne tot de grond afbreekt. Ricardo denkt dat hijzelf eronderdoor zal gaan. Z’n vader is gestorven aan stoflong, hij is ook inwendig ziek ‘van al het stof dat ik met de verbouwing heb binnengekregen’. Zo brengt een mijn nog altijd mensen onder de grond.

Van de zielenherder Van Gogh weten we nu dat hij tijdens zijn verblijf van 1878 tot 1880 maar moeilijk contact kreeg met de mijnwerkersbevolking. Daarvoor was hij te fundamentalistisch, zegt Verbeken.

Pascal Verbeken «Van Gogh is al na een halfjaar ontslagen door de protestantse kerkbestuurders. Officieel omdat hij niet de gave van het woord had, maar de echte reden is dat ze hem te excentriek vonden om een geloofsverkondiger te zijn. Van Gogh was heel fundamentalistisch in zijn geloof; hij wilde leven zoals de eerste christenen. Zijn eerste onderdak vond hij te luxueus en dus ging hij in een hut wonen. Hij leefde als een kluizenaar, sliep op de grond, en liep gekleed in aan elkaar genaaide kolenzakken.»

HUMO Hij zag heil in zelfkastijding. Armoe en honger lijden. Of voetreizen afleggen tot zijn voeten gingen bloeden. Toen ik dat las, dacht ik: er ontbreekt alleen nog een zwaar houten kruis op zijn schouder.

Verbeken «Dat is het helemaal. Hij was een aanhanger van een lijdensgodsdienst. Al eerder, in Brussel, had hij in barre omstandigheden gewoond. Hij wilde zichzelf straffen. Dat zat al heel lang en diep in zijn psyche. Lijden als middel om de hemel te verdienen, om zielenheil te bekomen.

»De protestantse kerk probeerde voet aan de grond te krijgen in de Borinage die of rood-atheïstisch of katholiek was, en zij wilden een representatieve figuur als evangelist, geen marginaal. De mensen begrepen Van Gogh niet. Zij leefden in grote armoede en dan komt zo’n voorganger die hen niet voorgaat, maar die ervoor kiest om hen na te volgen. Hij gaf ook álles weg. Zijn kleren, zijn loon van zendeling en het geld dat zijn broer Theo hem opstuurde. Zo was hij. Een hardcore idealist die radicaal afstand wilde doen van zijn middenklasseafkomst. Maar zo’n idealisme wordt niet begrepen in een down-to-earth arbeidersmilieu. Overleven is daar het eerste gebod.»

undefined

null Beeld

HUMO Hij was ook een rusteloze zwerver.

Verbeken «Over Van Gogh is een bibliotheek aan boeken geschreven, en toch is dat wandelen een onderschat gegeven. Van Gogh kon dagenlang doorstappen. Allicht gaf dat stappen hem verlichting als zenuwlijder, maar ook daarin was hij extreem. Zo vatte hij het plan op om de schilder Jules Breton te bezoeken, die hij bewonderde. Maar die lange voettocht naar het Noord-Franse Courrières, 90 kilometer verder, is hem bijna noodlottig geworden. Omdat hij amper te eten had – hij ruilde tekeningen voor proviand – en omdat hij buiten in de vrieskou sliep. Het had zijn dood kunnen zijn.»

HUMO Hoe heeft hij zijn weg naar de Borinage gevonden?

Verbeken «Van Gogh woonde in Brussel, wandelde ’s avonds laat langs het Canal de Charleroi, en zag daar kolensjouwers aan het werk. Hij was ontroerd door die noeste arbeid en die nachtelijke ‘onderwereld’ waar geen burgers kwamen. In een atlas vond hij waar de meeste steenkool vandaan kwam, en zo ontdekte hij de Borinage, en las hij over het bestaan van de koolputters die hun leven slijten, diep onder de grond. Dat greep hem aan. Het had iets van de catacomben. En dat wist hij ook van de Bijbel, je kunt alleen maar dicht bij Christus komen door nederig te zijn en eenvoudige arbeid te verrichten. En dat werd zijn drijfveer om naar de Borinage te gaan.»

HUMO Na twee jaar is hij daar vertrokken. Klopt het dat hij bij dat afscheid door kinderen werd nageroepen: ‘Au fou, au fou!’?

Verbeken «De auteur Louis Piérard is rond 1920 mensen gaan opzoeken die hem nog gekend hebben, en vandaar komt die anekdote. Het is bijna té filmisch om waar te zijn, maar het klopt zeker dat hij als onbegrepene is weggegaan. Tegelijk was dat zijn ‘geboorte’ als kunstenaar. Toen zijn leven in de religie mislukte, kwam de kunst in de plaats. Als nieuwe verblindende passie. De Borinage was afzien voor hem, maar hij heeft het allicht als een calvarie gezien, noodzakelijk op de weg naar zijn ware en lichtende bestemming: de Kunst.»


Nietsnut

HUMO Overal waar hij gewoond heeft, pretenderen ze dat dáár zijn kunstenaarschap is opgevlamd. Maar uit de briefwisseling met zijn broer Theo blijkt de Borinage toch de aanvang te zijn geweest. Hoewel aanvankelijk weinig talent te zien was: zijn tekeningen zijn houterig en stereotiep.

Verbeken «Wie de vloeiende duizelingwekkende Van Gogh van de Provence in zijn achterhoofd heeft, zal ontgoocheld zijn over het werk van de Borinage. Maar je moet voor ogen houden dat Van Gogh een complete autodidact was. Hij heeft het zichzelf aangeleerd, met een ijzeren hardnekkigheid en een koppig volharden.»

HUMO Zijn eerste tekenlessen heeft hij uit een populair leerboek gehaald.

Verbeken «Ja, het boek met tekenvoorbeelden van Charles Bargue, dat nog altijd verkrijgbaar is. En zoals hij eerst vol vuur was voor dat prediken, zo raakte hij nu vol vuur voor die teken- en schilderkunst. Alles in zijn leven heeft hij met een enorme overtuiging gedaan. Alles was kort, fel en hevig bij hem. Zijn kunstenaarschap heeft amper tien jaar geduurd, van zijn 27ste tot zijn 37ste.»

HUMO Hij werd evengoed verteerd door eeuwige twijfel. Zijn werkplekken in het onderwijs, de kunsthandel en de boekhandel waren op een mislukking uitgedraaid, en ook dat zendelingschap in de Borinage werd niks. Hij zag zich als een nietsnut die wanhopig op zoek was naar zijn weg in dat leven.

Verbeken «De twijfel liet hem nooit los. Hij wilde bovenal dienstbaar in het leven staan. Iets betekenen voor zijn medemensen. Zo was hij in de Borinage niet alleen zendeling, hij deed ook aan ziekenzorg. Er waren veel zieken door stoflong, mijnongevallen, slechte huisvesting, en een tyfusepidemie. Maar zelfs als ziekenzorger twijfelde hij. Die twijfel werd ook altijd gevoed omdat hij heel snel botste met een autoriteit. Hij kon hoegenaamd niet functioneren binnen een hiërarchie. Toen hij in 1885 op de Antwerpse kunstacademie zat, clashte hij daar ook met de directie.»

undefined

'Ooit was België de derde industriemacht ter wereld, en dat kwam door Wallonië'

HUMO Vreemd is dat hij nooit heeft gebotst met de mijnbaronnen. Hij predikte lijdzaamheid en lankmoedigheid, het credo dat je later in de hemel wel je loon zal vinden.

Verbeken «Hij was een man van bidden en de Bijbel, en van de onderlinge naastenliefde. Hij was niet de man om te gaan onderhandelen met de mijnbazen. Daarvoor had hij geen gewicht, hij werd uitgespuwd door te veel mensen. Van Gogh wilde mede-leven, mede-lijden, maar zonder enig politiek engagement. Terwijl hij daar toch rondliep in een periode van zware stakingen en onlusten. In 1878 zijn er incidenten beschreven waarbij mijnwerkers dynamiet gebruikten tegen werkwilligen. In de Borinage stond de wieg klaar voor het Belgische socialisme en strijdsyndicalisme, maar in geen enkele van zijn brieven rept hij bijvoorbeeld over de massale kinderarbeid, terwijl hij die met eigen ogen kon zien.

»Het was alsof hij dat niet zag. Noch de rauwe werkomstandigheden, noch die industriële omgeving. In zijn Borinagetekeningen zie je arme lieden die gebukt gaan onder een hard bestaan, maar haast nergens zie je een mijntoren, terwijl het daar een woud van torens en schoorstenen moet zijn geweest. België was in die tijd het land met het dichtste spoorwegennet ter wereld, de grootste concentratie van rails lag hier in Henegouwen, maar bij Van Gogh is geen trein te zien. Als hyperromanticus zag hij liever hutten, schuren en akkers, hij schuwde die moderniteit. Bij z’n tijdgenoot Constantin Meunier zie je wel die industrie en de greep ervan op de werkende mens.»

undefined

null Beeld


Zwartberg

In de gemeente Cuesmes slingert een wandelweg naar de top van de Terril de l’Héribus. Een pad van asse tussen berken, bramen en vlinderstruiken. Verbeken heeft horen vertellen dat aardig wat Walen verwekt zijn op een terril: de jonge koppels zochten het struikgewas, weg van de bedompte slaapkamertjes, weg van het wakende oog van de ouders.

De boomgrens houdt op en vanaf de top hebben we uitzicht op een caleidoscoop: velden, woonwijken, rommelig niemandsland en een spoorlijn die langs volkstuinen buigt. In onze rug ligt Mons, ‘de bourgeois-stad die zich altijd heeft afgekeerd van de Borinage’. Zon en wolken schuiven over schakeringen van groen, maar in 1880 was het hier zwart. Met zwartberoete huizen en zwartgeveegde gezichten.

Van Gogh heeft in Cuesmes gewoond, hij keek op deze terril, die torende toen al boven het landschap uit. Op de heuveltop treffen we een twintiger. Hij woont aan de voet van de berg en wil journalist worden. Daarvoor maakt hij nu een video-cv. Hij heft zijn selfiestick en filmt zichzelf hoog boven zijn omgeving. Ik vraag wat jonge gasten nog in zo’n zwartberg zien. Niet veel, zegt hij, ça sert à rien, ’t is enkel nuttig voor wandelaars en scouts die een bosspel doen. De oudere mensen, die zien er natuurlijk meer in, het is hún verleden, ‘en daarom moet zo’n terril ook blijven’.

Pascal Verbeken noemt het een getuigeheuvel. ‘Het is meer dan een berg kolenafval, het is een memorie aan de tijd dat de steenkool aan tienduizenden een inkomen heeft verschaft. De armoede van heel Europa is hier samengestroomd. Voor hen waren de kolenbekkens van de Borinage een baken, de verwachting van het beloofde land.’ Een massa Italianen kwam naar hier. Ze werden gelogeerd in behuizing die minder was dan een barak. Halfronden van golfplaat, dunne wanden waaronder het in de zomer een bakoven werd, en in de winter een ijskelder.

undefined

'Hij heeft kinderarbeid en rauwe werkomstandigheden gezien, maar hij repte er niet over in zijn brieven. En ook in zijn werk is daarvan niets te zien'

De mijnwerkers waren ‘stoffige werkmieren’, maar uit hun steenkolen werd het gas gedistilleerd waarmee ‘op de boulevards van Parijs de straatlantaarns werden ontstoken’. In de jaren 50 en 60 gingen alle Borinagemijnen dicht door de import van goedkopere kolen. ‘De Borinage had geen glas of staal, de Borinage had alleen die monocultuur van steenkool, en toen de mijnen wegvielen, viel hier alle arbeid weg.’


Born to run

Acht kilometer van de terril ligt Petit-Wasmes. Het heeft nog een opschrift van een coöperatieve bakkerij en er is nog een Maison du Peuple. Dat volkshuis zag zijn gelagzaal veranderen in Taverne du Peuple en dat zegt genoeg welke kant de geschiedenis is opgegaan, maar ook deze taverne heeft haar deuren moeten sluiten. In een belendend café vertelt Pascal Verbeken hoe hij de Borinage als 17-jarige leerde kennen.

Verbeken «Mijn grootvader, die in Merelbeke woonde, had duiven, en op woensdagnamiddag mocht ik die met mijn brommer wegbrengen om ze enkele tientallen kilometers verder los te laten voor een oefenvlucht. Die duiven zaten in een kevie. Die mand zat vastgebonden met een rolluiklint, en zo trok ik eropuit. Naar de Vlaamse Ardennen, Oudenaarde, Ronse, en dan nieuwsgierig de taalgrens over: Leuze, en één keer Bernissart – dat was in de Borinage, maar dat wist ik toen niet. Het ging mij om het rijden. Die mobylette deed maar 40 per uur, maar ik zat in mijn jongensdroom. ‘Born to Run’ van Bruce Springsteen stond vooraan in m’n platenkast en ik wás born to run op mijn Honda Camino (lacht). Dat stuk Wallonië voorbij Leuze is ook Springsteen: lange wegen, oude elektriciteitspalen waarvan de kabels doorhangen, en jonge gasten die met knetterende motor naar het weekend toeleven. Een beter decor kon ik niet wensen bij dat jonge zwerver-zijn.»

undefined

null Beeld

HUMO Met je boeken en documentaires sta je bekend als Walloniëkenner. Krijg je in Wallonië geen nieuwsgierige vragen waarom een Vlaming zo verknocht is aan dat andere landsdeel?

Verbeken «Vaak zijn ze verbaasd door die belangstelling, ja, want van Vlamingen verwachten ze eerder communautair getwist en extremisme. Een perceptie die gevoed wordt door de opkomst van de N-VA en door de Franstalige media, die graag arrogante uitspraken aanhalen van Vlamingen over ‘de Walen’. Mijn aandacht gaat ook nog eens uit naar dat oude, industriële Wallonië, met die verarmde dorpen waar ze ook in Wallonië het liefst overheen kijken; dat maakt mijn interesse in hun ogen alleen maar vreemder.»

HUMO Dat Wallonië bij ons zo scheef bekeken wordt, is dat je motivatie om dat landsgedeelte zo genuanceerd mogelijk voor te stellen?

Verbeken «Ik ben absoluut geen missionaris. Maar het is zo’n rijk onderwerp dat het me verbaast hoe weinig andere schrijvers en journalisten ermee doen. Dat is toch een fantastisch journalistiek verhaal: die geweldige bloei van die Borinagestreek, gevolgd door die al even steile neergang. Ooit was de Borinage een symbool van vooruitgang. Op het vlak van de mijnindustrie hadden zij de spitstechnologie in huis. Ooit was België – na Engeland en de VS – de derde industriemacht ter wereld, en dat kwam door Wallonië, door hun steenkool, staal en glas. Wij zien België vandaag als een klein, schlemielig land dat nergens meer meespeelt. Onze industrie produceert niks meer dat de wereld rondgaat, of het moesten de wapens van FN zijn. Maar in die glorietijd van 1850 tot 1914 kwamen de grote technologische innovaties uit die fabrieken. Het beste vakonderwijs van Europa zat in Luik, Seraing, Charleroi en La Louvière.

»Er is ook geen enkele plek in België of Noord-Europa waar de industrie zo geraasd heeft op zo’n kleine oppervlakte. De kern van de Borinage is niet groter dan 10 bij 15 kilometer, en toch vond je daar meer dan duizend koolputten. De schrijver Julien Izart beschreef hoe alles zwartbestoven was, de huizen, de mensen, het landschap, une vision dantesque. Het was een zwarte, maar ook een extreem rode plek. Hier waren al stakingen nog vóór er in ons land vakbonden waren opgericht. Het was rudimentair de boel platgooien uit woede en verontwaardiging, en zonder enige ondersteunende organisatie. Hier is het syndicalisme ontstaan in kruiphuizen met aarden vloeren.

»Het was ook een socialisme met allure. De scholing van de mensen was zo goed als nihil, dus toen het socialisme opkwam, ging dat gepaard met een enorme emancipatorische beweging. Elk Borinagedorp had zijn Volkshuis, maar naast de cafétoog had je vaak ook een bibliotheek en een toneelzaaltje. Dat was een socialisme dat voor volksverheffing stond. Men vertrouwde de overheid en zijn verknechtende ideologie niet, men wilde het zelf doen. In de jaren 30 speelden zeshonderd muzikanten samen een muziekstuk op het dorpsplein van Frameries. Die mensen konden muziek lezen en een instrument bespelen, dat was de verdienste van die Volkshuizen. Het socialisme van vandaag is dat elan volledig kwijtgeraakt. Wat je nu ziet, is een lauw consumentensocialisme, vis noch vlees.»


[FOTOSPECIAL31613]

Onder de grond gestopt

Eén markant evenement ontbreekt in het boek. In 1955 is hier een gedeelte van de Hollywoodfilm ‘Lust for Life’ opgenomen, een biopic over het leven van Van Gogh, met Kirk Douglas in de hoofdrol. Tien dagen heeft de crew nabij de mijnsite van Le Grand Hornu gekampeerd, en alle schoolkinderen kregen vrijaf, want ze konden figureren als ‘arme straatkinderen die kolenresten raapten op de terril’. Het moet geweest zijn alsof er astronauten van de maan kwamen. Dat zag je in de documentaire ‘Hollywood au pied du terril’: iedereen had nog de foto’s waarop hij poseerde naast de filmvedetten, en één man had zelfs de briefjes van 100 frank bewaard die hem als figurant waren uitbetaald: alsof ook dat geld uit het roemrijke Hollywood kwam.

Gemiste petite histoire, maar wat Verbeken dan weer scherp heeft gezien, is een frappante overeenkomst tussen de schilder en de mijnstreek.

undefined

null Beeld

Verbeken «Zoals die streek haar wilde vooruitgang en tomeloze energie van al die fabrieken heeft, zo heb je de schilder met zijn razende productie, zijn mateloze drang om te schilderen: in geen tien jaar heeft hij duizenden schilderijen en tekeningen gemaakt. Dat talent is hij diep gaan opgraven, die ader heeft hij zelf blootgelegd. En zoals de Borinage niet groot van omvang is, zo heeft hij in zijn beperkte tijd toch gigantisch veel naar bovengehaald. De prijs was ook navenant: radeloze en diepe ellende bij de mijnwerkersfamilies, eeuwige twijfels en depressies bij Van Gogh. Beiden werden ze ook verteerd door een hevig vuur, en dat is ook beider einde geweest. Ze waren opgebrand en bleven verweesd achter.»

HUMO Vind je het niet wrang dat de Borinage nu aandacht krijgt omdat een schilder van wereldberoemde doeken toevallig 125 jaar dood is?

Verbeken «Het is wat het is. 40 procent van de Borains leeft in armoede, 28 procent is werkloos, daar valt toeristisch niet mee uit te pakken. Ik ben blij met die belangstelling via Van Gogh, want al jaren wil het Waalse politieke establishment de Borinage uitgommen. Eerst is dat industriële verleden weggewist: al wat er aan industrieel erfgoed bestond, is brutaal afgebroken. Nog liever had men struikgewas en een terrain vague dan dat er zo’n oude fabriek bleef staan.»

HUMO De Borinagebezoeker zal dus naar die vergane glorie moeten zóéken.

Verbeken «Ja, veel is met de grond gelijkgemaakt. Zelfs in woord en beeld is er ‘gezuiverd’. Vroeger stond er langs de snelweg zo’n bruin-wit toerismebord met daarop een gestileerde terril. Dat is weg, dat is nu een Robbedoes geworden. In brochures mag ook niet meer over Le Pays Noir worden gesproken, wegens te somber. Dan verwondert het mij niet dat de protestantse dominee van Petit-Wasmes mij zegt dat de Borains beschaamd zijn om te vertellen dat ze hier wonen. Dus, ja, ik ben blij met Van Gogh, omdat hij de Borinage een stuk van haar geheugen teruggeeft.

»Zelf heb ik heel veel geleerd van Wallonië en de Borinage. Ik ben geboren in 1965, in een Vlaanderen waar welvaart vanzelfsprekend was. Die welvaart is er nog, waardoor het als een verworvenheid wordt beschouwd. Wallonië leert mij dat een omslag snel kan komen. Midden jaren 70 dachten zij nog dat al die mijnsluitingen maar een tijdelijke dip waren in hun economie. Want hun ouders, grootouders en overgrootouders kenden alleen maar welvaart, kenden alleen maar dat industrieel triomferende Wallonië. En tien jaar na die jaren 70 had je al verpauperde getto’s in Charleroi. Dat is dus razendsnel gegaan. Wij denken in Vlaanderen dat wij na vijftig jaar welvaart immuun zijn voor neergang en miserie. Onze politici en bedrijfsleiders houden ons dat ook voor, maar wie kan welvaart garanderen?! Dat heb ik in Wallonië geleerd: binnen één mensenleven kan het voorbij zijn.»

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234