Menswaardige detentie
Oud-gevangenisdirecteur Frans Douw: ‘Een dader is één van ons, een medemens’
Wil je de spiraal van geweld doorbreken dan moet je daders niet wegzetten als monsters, stelt de Nederlandse oud-gevangenisdirecteur Frans Douw. ‘Eigenlijk staat de gevangenis voor alles wat ik haat.’
Ze hadden om een gesprek gevraagd. De groep levenslang- en langgestrafte gedetineerden hoopte op een beraad over de tuin, de bloeiende binnenplaats die zij op initiatief van directeur Frans Douw hadden aangelegd in de gevangenis van Heerhugowaard. ‘Ze zeiden een plan te hebben bedacht’, blikt Douw terug. ‘En dat wilden ze aan me voorleggen.’
Met hard zwoegen en stekjes van het personeel hadden de veroordeelde criminelen het grauwe buitenterrein omgetoverd tot een aangename plek. Niet alleen hadden de mannen een vijver aangelegd en een picknicktafel gebouwd. Tussen de bloemperken stond ook een kas. En daarover wilden de gedetineerden praten met de directeur.
Want inmiddels was het glazen bouwwerk gevuld met groente en fruit. Zelfverbouwde komkommers hingen naast pepers en tomaten. Wat nou, vroegen de gedetineerden Douw, als we de opbrengst schenken aan de voedselbank? Douw (65): ‘In de gevangenis kregen ze goed te eten, redeneerden ze. En uit eigen ervaring wisten de langgestraften dat biologische groenten niet op tafel komen bij arme gezinnen. Ze zeiden graag iets terug te willen doen.’
Het zijn mensen, vormen kapitalen op de flap van Douws nieuwe boek. De titel van de bundel, die zowel zijn leven binnen als buiten de muren beschrijft, vat de filosofie van de inmiddels gepensioneerde gevangenisdirecteur treffend samen. Benader je gedetineerden als gelijkwaardig, is zijn ervaring, dan bereik je meer dan met repressie.
Douw zet zich in voor wat hij ‘menswaardige detentie’ noemt. Vier decennia lang werkte hij in inrichtingen, waar hij ervan overtuigd raakte dat gedetineerden meer vertrouwen verdienen dan zij doorgaans krijgen in de gevangenis. En ook nu, na zijn afzwaaien, verlaat hij zijn moestuin, vrouw en kleinkinderen regelmatig om de terugkeer van gedetineerden in de samenleving te bevorderen in binnen- en buitenland.
‘Eigenlijk staat de gevangenis voor alles wat ik haat.’ Douw, gehuld in een bloemetjesblouse en crocs, loopt met een dienblad met koffie richting een van de zonnige zitplekken in zijn tuin. Samen met zijn vrouw woont hij in een ‘familiegemeenschap’ in Westzaan. Pal naast hen, in de omgebouwde boerderij, huist Douws zoon met zijn gezin. En ook diens schoonmoeder heeft een woning op het perceel.
‘De bajes is een gesloten, wantrouwende en op strakke regels gerichte omgeving. Zelfs in Nederland, waar de gevangenissen misschien behoorlijk luxe lijken, voert bureaucratie de boventoon. Er is weinig ruimte voor fouten, angst en onderdrukking spelen er een grote rol. Dat alles staat haaks op mijn karakter. Ik ben zeer positief ingesteld, dwars en heb een aversie tegen autoriteiten.’
- Toch heeft u het knap lang uitgehouden binnen de hoge muren.
FRANS DOUW «Merkwaardig ja. Daar ben ik ook echt trots op. Hoe me dat is gelukt? Door de inhoud van het werk boven de hiërarchie en protocollen te stellen. Want ik ben zeer gepassioneerd over de doelstelling van detentie. Als het eenmaal is misgegaan, hoe kunnen we er dan voor zorgen dat diegenen die uit de maatschappij zijn gezet er weer bij kunnen horen?
»Dat is de opdracht. Althans, in mijn ogen. Ik heb verdriet over de repressieve wind die waait. De menselijke maat lijkt ons te zijn ontglipt. In Den Haag gaat het enkel over slachtoffers van delicten, met daders willen politici eigenlijk niks te maken hebben. Ze denken dat de meerderheid van het volk een streng en sober strafklimaat verlangt, laten zich niet leiden door wetenschappelijk bewijs over detentie.
»Ikzelf ben tegen opsluiting. Gevangenisstraf leidt tot meer criminaliteit, daarvan ben ik overtuigd. Pakweg 80 procent van de Nederlandse gedetineerden zit korter dan een half jaar, 70 procent zelfs korter dan drie maanden. Die tijd in de cel veroorzaakt of verergert problemen. Denk aan werk dat wegvalt, het gezin of de schulden van zo’n gedetineerde.»
- Wonderlijke woorden voor een voormalige gevangenisdirecteur.
DOUW «Natuurlijk moeten we een grens trekken wanneer iemand anderen iets verschrikkelijks aandoet. Dat is onacceptabel, punt. Maar iemand veroordelen en de sleutel omdraaien is ineffectief. Daar wordt de samenleving niet beter en veiliger van. Willen we de spiraal van geweld doorbreken, moeten we groepen en individuen niet depersonaliseren en wegzetten als monsters.
»Want hoe je het ook wendt of keert, een dader is één van ons, een medemens. Ze zijn veel meer dan alleen hun delict. Zo is het gros van de daders ook slachtoffer geweest, geweld wordt vaak doorgegeven. Om te voorkomen dat mensen niet opnieuw de fout in gaan, moet je veel meer doen dan iemand opsluiten, de ander benaderen als uniek individu. Dat is wat ik mijn hele loopbaan heb geprobeerd, en nu nog. Mijn ultieme doel is dat mijn kleinkinderen in een minder gewelddadige maatschappij kunnen samenleven met de kleinkinderen van gedetineerden.»
- Hoe ziet menswaardige detentie eruit?
DOUW «Het is een houding. Als gevangenisdirecteur behandelde ik zowel het personeel als de gedetineerden als gelijken. Natuurlijk had ik een andere rol dan zij, mijn functie bracht met zich mee dat ik besluiten nam over anderen. Zij moesten zich, soms gedwongen, naar mij voegen, net zoals ik gestuurd werd door mijn baas en het ministerie van justitie.
»Dat zijn rollen, posities die we bekleedden. Zeker in mijn begintijd werd ik ook gezien als streng. Had iemand het personeel een klap gegeven, dan volgde straf. Over het algemeen wisten en snapten de gedetineerden dat ook. Ik was namelijk heel duidelijk en open over de rolverdeling in mijn inrichtingen. Voor rehabilitatie zijn orde en rust noodzakelijk.
»Maar als mens stelde ik mezelf nooit boven de gedetineerden. Ik luisterde naar hen, nam ze serieus en verplaatste me in hen. Die behandeling leidde tot ander gedrag, ook al was ik de begrenzer in de bajes. Vaak genoeg hebben mensen die ik streng had gestraft me na afloop bedankt, omdat ik ze een gevoel van erkenning had gegeven.
»Ik was de directeur van de zelfredzaamheid. Daarmee bedoel ik niet dat je mensen aan hun lot overlaat, ze zelf verantwoordelijk maakt voor alles. Nee. Met zelfredzaamheid bedoel ik dat je mensen een kans geeft om hun positieve kanten te laten zien. Ik maakte gebruik van wat gedetineerden wél konden, in plaats van me te richten op wat ze niet konden. Dat is de kortste weg naar een ander, maatschappelijk aanvaardbaar bestaan, heb ik gemerkt.
»Zo heb ik een man met een koffiebranderij naar de gevangenis gehaald, die nu vanuit daar onderneemt. Zijn werknemers zijn gedetineerden en kunnen na hun vrijlating instromen in het bedrijf. Ik zette een afdeling zonder personeel op, en gaf langgestraften toegang tot een schuur met kettingzagen en scharen om die tuin aan te leggen. Voor die projecten heb ik grenzen moeten oprekken. Het paste niet bij de manier van denken in het gevangeniswezen.»
- Ging het weleens mis?
DOUW «Dat is onontkoombaar. Het is een risico dat je zult moeten nemen, zonder vertrouwen geen herstel. En van fouten leer je, mits je de ruimte krijgt om die te maken. Ik wist steeds beter wie wel en niet met bepaalde vrijheden kon omgaan. Even voor de duidelijkheid: dit soort projecten waren slechts toegankelijk voor een beperkt aantal gedetineerden. Niet iedereen kon ik zo’n kans geven. Ik ben er genoeg tegengekomen die ik nog geen schroevendraaier zou geven.
»Maar iedere gedetineerde die ik heb kunnen helpen een zinvol bestaan te leiden in de gevangenis, is er een. Ik voel trots als ik denk aan de gedetineerden die de zelfverbouwde groenten uit hun tuin aan de voedselbank geven. De ultieme vorm van zelfredzaamheid.
»Bovendien bestaat menswaardige detentie ook uit kleine dingen, als even vragen hoe het gaat, of een gedetineerde naar huis te laten bellen als zijn kind ziek is. De menselijke maat, dat is waar ik voor strijd. Waar mijn invoelendheid eindigt? Niet. Want zelfs mensen die de meest meedogenloze daden plegen, zoals Michael P. (de man die in 2019 student Anne Faber om het leven bracht, red.), hebben naast duistere kanten ook dingen in zich die overeenkomen met onderdelen van jou en mij.’»
- Samen met een oud-gedetineerde bestiert u nu de Stichting Herstel en Terugkeer. Maar kan iedere gedetineerde na verloop van tijd wel volwaardig meedraaien met de maatschappij?
DOUW «Nee. Neem mijn broer. Hij is 62 ofzo, een vrolijke man en geestelijk gehandicapt. Hij zit in een instelling, waar hij het terrein niet kan en mag verlaten. Maar net als veel gedetineerden die binnen moeten blijven, realiseert hij zich dat hij die situatie nodig heeft. Hij weet goed dat wanneer hij meer vrijheden krijgt, hij in dezelfde penarie zal belanden als voorheen. Als kwetsbare man was hij bijvoorbeeld het mikpunt van pesterijen.
»Vroeger vocht hij ertegen, maar voor hem is die plek nu oké. Hij kan misschien niet meedraaien met de maatschappij op de manier waarop ik dat doe. Maar juist daar kan hij optimaal iets betekenen voor zijn directe omgeving, en misschien zelfs nog voor mensen daarbuiten. Ook dat is herstel.»
- Wat maakt dat u niet achter de geraniums bent neergeploft?
DOUW «Mijn motor is woede over onrecht en angst om zelf onrecht aan te doen. Dat heb ik van mijn familie. We staan toch op de schouders van onze voorouders. Zo was mijn Amsterdamse oma, die vlak voor mijn geboorte is overleden en op wie ik als twee druppels lijk, de hulpverlener van de hele buurt.
»En mijn moeder was de gevangenisdirecteur van ons huishouden. Met een groot gezin woonden we in een maisonnette in Voorschoten, ik ben de zesde van negen kinderen. Mijn moeder, net als ik positief en dominant van karakter, geloofde in het aanbrengen van een goede balans tussen straf en steun. Van haar heb ik geleerd hoe om te gaan met verschillende typen mensen.
»Succesvol opereren in een onveilige omgeving heb ik weer van mijn vader. Hij kwam getraumatiseerd uit de oorlog en trad de wereld met wantrouwen tegemoet. Zo vreesde hij in mijn puberteit dat ik aan de andere kant van die dikke gevangenisdeur zou belanden.
»Had gekund. Ik was en ben namelijk dwars. En als puber hunkerde ik naar aandacht en voelde ik me eenzaam. Ik begon te stelen en op straat te zwerven. Ik ben twee keer van school getrapt en belandde vanwege dronkenschap en fietsendiefstal meermaals in de cel. Een aantal keer was de duisternis in zicht, ervaringen die me later hebben geholpen in de omgang met gedetineerden.
»Toch koos ik telkens een ander pad dan het verkeerde. Dat komt omdat ik een goede basis had, iets wat ik achteraf pas heb geconstateerd. Ik kom uit een liefdevol en relatief veilig gezin. Het is een cliché maar een feit dat geweld, verwaarlozing en verslaving vaak een rol spelen in de jeugd van mensen die in de gevangenis terechtkomen.
»Mijn ervaring is dat talloze factoren je maken tot wie je bent. Dat je geluk en pech kunt hebben, en iedere persoon in een heleboel opzichten lijkt op jou en mij. Dát hoop ik dat de lezer van mijn boek meeneemt. Vel niet meteen een oordeel over een gedetineerde, is mijn boodschap, noch over hun familieleden, slachtoffers of nabestaanden. Zeker in de wereld van criminaliteit is het mens eigen om anderen in te delen in hokjes. Maar besef dat een enkel aspect van iemands leven diegene niet definieert als mens.»
‘Het zijn mensen’, Frans Douw, Atlas Contact, 240 blz., € 21,99.
(Trouw)