P.B. Gronda - Straus Park
Paul Baeten Gronda maakte ons, perspectiefloze jongeren, warm voor ‘Straus Park’ (De Bezige Bij) middels een professionele book trailer. Dat filmpje baadt in een aantrekkelijk broeierig sfeertje, maar eigenlijk heeft het er vooral voor gezorgd dat hoofdpersonage Amos Grossman ons sindsdien is bijgebleven als een oneffen lookalike van Jean-Jacques De Gucht – nog steeds de eerstaangewezen Jean-Jacques van het land.
Naast Amos – een erfgenaam die zijn dagen vult ‘als Bruce Wayne: in de stad rondlopen, koffiedrinken en voortdurend met een van mijn vele liefjes aan de lijn hangen, maar dan zonder dat onnozele Batmansuperheldengedoe’ – bevat het boek nog andere protagonisten. Amos' grootmoeder Charlotte, een Joodse die een vlucht uit nazi-Duitsland destijds koppelde aan verraad en geldgewin.
En Julie F. Dane (‘Of gewoon Dane, dat zie je maar’), de love interest, de sterke figuur, de vleesgeworden verborgen agenda. Straus Park, de woonplaats van Amos in Manhattan, is gelegen rond een echt bestaand miniparkje met dezelfde naam – een zakdoek van gras, ter ere van Ida en Isidor Straus, warenhuismogols die omkwamen op de Titanic. Die Wikipedia-info staat niet in het boek, maar dat de ouders van Amos Grossman evengoed een imperium hadden en in een vliegtuigramp zijn gebleven, lijkt geen toeval.
‘Straus Park’ is een slim boek, of in ieder geval gewiekst genoeg om zijn lezer aldoor op het verkeerde been te zetten. Het is een Bret Easton Ellis-achtige parabel over het ennui van rijke jonkers, én een bijsluiter over de neveneffecten van de onorthodoxe liefde, én een wat slordig opgezette historische thriller over stinkende putjes die node opengewrikt worden.
En tussendoor zadelde het ons op met wat we culturele synesthesie zouden willen noemen; het is een boek dat ons op associaties met Wes Andersons prachtvolle film ‘The Royal Tenenbaums’ kwam te staan. De excentrieke Joodse familie die een walm van vergane glorie combineert met een roedel probleemkinderen; die met pipet afgemeten balans tussen wrange humor, chronische weemoed en snijdend drama; het uit de lucht getuimelde katharsismoment; en de detailzucht van de regisseur/schrijver – ‘t is er allemaal. ‘Straus’ is helaas niet zo goed als ‘Tenenbaums’, maar de vergelijking verdrong op z'n minst De Gucht naar de kruipkelders van ons geheugen.
Ondertussen doet Gronda zelden moeite om zijn tics te verbergen. In elk hoofdstuk wordt wel naar íémands ‘achterwerk gestaard’. De schrijver laat sommige zinnen zodanig lang aanslepen dat je kwade wil vermoedt. En hij legt een overdreven ijver aan de dag om het taaltje van de Angelsaksische personages ‘Vlaams’ te laten klinken. ‘Straus Park’ is Gronda’s vierde boek, al noemt hij het zelf zijn eerste échte. Voor een eersteling: behoorlijk veelbelovend. We kijken al uit naar z'n volgende debuut.