'Paradise City' op Canvas: 'Kan muziek de ellende verzachten?'
In ‘Paradise City’ gaat Triggerfinger-drummer Mario Goossens, met zijn stokken in de achterzak en een cameraploeg in zijn zog, op bezoek in zes steden die harde klappen hebben gekregen. ‘Kan muziek de ellende verzachten?’ is de vraag die op zijn lippen brandt. Een format van Karel Van Mileghem dat ook als voorstelling in schouwburgen loopt en op Radio 1 te beluisteren valt.
In aflevering één deed Goossens Port-au-Prince in Haïti aan, in 2010 getroffen door een vreselijke aardbeving, maar al veel langer belast met slavenhandel en andere smeerlapperij. Port-au-Prince, waar ik nooit ben geweest, is een zwarte stad die me aan Jamaica deed denken. Een onderstroom van gevaar staat gul leven niet in de weg. Voetballende kinderen op straat, muziek vanachter elke hoek en overal opstijgende dampen, niet noodzakelijk uit schoorstenen. Luxe en comfort vallen er in de stoffige straten en stegen niet te rapen, maar een favela blijft een kleurig en bont gegeven, waar het, als er niet geschoten wordt, best aangenaam vertoeven lijkt.
Mario Goossens heeft ons middels een voice-over al uitgebreid wegwijs gemaakt in de geschiedenis van het land als hij voor het eerst in het straatbeeld opduikt. Via Romel, een potentiële presidentskandidaat die een muziekschool heeft opgericht, belandt hij op een feestje waar van hem een dansje wordt verwacht. Goossens slaagt zonder enige vorm van onderscheiding. Lees: blanke man staat voor paal, maar brengt de menigte aan het lachen.
Het Engels van Mario Goossens is beter dan de Limburgse tongval van zijn voice-overs, en het feit dat zijn interviewees zijn Engelse vragen in het Frans beantwoorden, stoort geenszins. Dat hij een goede interviewer is, helpt een heel eind. Eenvoudige, duidelijke vragen en een kop die luistert, meer moet dat soms echt niet zijn. Ook als hij participerend aan de slag gaat, houdt hij het bescheiden, tenzij de situatie meer van hem verlangt. Met G-Shytt, een groep zonder dak boven het hoofd maar met een Facebookpagina met meer dan honderdduizend volgers, gaat hij een song opnemen. ‘I’ll do the beats,’ zegt hij vlug, maar als hij merkt dat de bonte bende rondom hem meer zin heeft in feesten dan werken, komt ook de producer in hem naar boven. Hij dirigeert van ‘We should do this’ en ‘He should do that’, en belandt uiteindelijk zelf achter de microfoon, waar hij zich ontpopt tot de opwindendste rapper van het gezelschap. De song die er uiteindelijk van komt, hoeft wat ons betreft echter geen hit te worden.
Archiefbeelden uit 2010 en getuigenissen van familieleden en vrienden van slachtoffers spraken boekdelen in deze aflevering, maar zonder aardbeving leek het in Port-au-Prince op straat voor Goossens vooral opletten voor loslopende brommers.
Dat was anders in Belfast, waar hij een week later belandde en waar het Goedevrijdagakkoord in 1998 een fictief punt achter The Troubles had gezet, het bloedige gedoe tussen katholieken en protestanten, Ieren en Noord-Ieren, Britsgezinden en patriotten. Waar in Haïti iedereen vrijuit sprak, de tranen rijkelijk liet vloeien of de lach klaterend liet weerklinken, werd er in Belfast op trillende onderlippen gebeten, zwijgend naar de wolken gestaard en iets dieper in kragen van jassen weggedoken. Het weer zal er wel voor iets tussen hebben gezeten, maar Goossens vond er 21 jaar na het Goedevrijdagakkoord toch nog opmerkelijk makkelijk protestanten die het bloed van katholieken konden drinken, en vice versa. ‘I lost many friends, killed by the IRA, and I will never forgive them,’ zei John Keenay, eigenaar van een drumstelwinkel in Oost-Belfast. Op de vraag of hij ooit betrokken was geweest in paramilitaire operaties, wilde hij niet antwoorden.
Mario Goossens vond er gelukkig ook mensen die de vrede boven alles stelden. Zijn vrienden van Therapy?, bijvoorbeeld, met wie hij in het repetitiehok een doordeweekse versie van ‘Screamager’ speelde, of Joby Fox, die als kind eens wakker was geworden met de loop van een Brits geweer tegen zijn voorhoofd – ‘Fuck up the British army at every available moment’ was daarna jarenlang zijn leidmotief – maar intussen een bescheiden carrière als singer-songwriter had uitgebouwd. Fox maakte met Goossens een ritje naar West-Belfast, waar hij beweerde zich tegenwoordig redelijk op zijn gemak te voelen, maar de spanning van zijn gezicht en schouders af te lezen viel. Die verdween pas nadat hij de stad achter zich had gelaten en via een paar handige short cuts op een paadje was beland dat naar een heuvel net buiten Belfast leidde. Vroeger werden er lijken gedumpt, nu was het een toevluchtsoord voor wie de stad wilde ontvluchten. Van bovenaf gezien zag Belfast er net zo vredig uit als Port-au-Prince.
In de eerste twee afleveringen van ‘Paradise City’ werd het verhaal boven het format gesteld. Mocht niet alles al ingeblikt zijn, wij zouden zeggen: doe zo voort. (jub)