Prince - Art Official Age / Plectrum Electrum
God heeft een nieuwe plaat. Twéé, om precies te zijn. Natuurlijk met de hulp van, en opgedragen aan, God. Ik probeer nuchter en neutraal en objectief vast te stellen of ze ook verplichte kost zijn.
De opener van ‘ART OFFICIAL AGE’, 'Art Official Cage' geheten, is een samenraapsel van een opportunistische 4/4-beat (de beat die zelfs een motorisch gestoorde demente bomma in de maat kan meeklappen – niet toevallig het ritme van de meest banale hits), eightieseffectjes, ninetiestechno lite die tóén al een rave verklootte, en een funkgitaartje dat naar Zijn niveau benedenmaats is. En een paar even pompeuze als niet ter zake doende samples van oneliners (waaronder eentje in het Duits - Warum, mein Gott?!) Een postmoderne misser, maar ik was ook de enige Belg die vond dat de laatste van Daft Punk simpelweg slechte Chic was, met een banaal elektronisch sausje eroverheen.
‘Clouds’ is de zoveelste les in de liefde (‘You should never underestimate the power of a kiss on the neck which she doesn’t expect’), een gezellig kabbelend eightiespopdeuntje, goed maar niet groots.
‘The Gold Standard’ maakt z’n ambitieuze titel niet helemaal waar. Funky, zeker, swingend, ja, maar weer zo’n nummer waarin drie doorsneesongs versmolten lijken, terwijl je hoopte op één briljante song.
Maar dan raakt onze vriend op dreef. ‘Breakdown’ is z’n zoveelste superieure ballad – mooi opgebouwd, meesterlijk gearrangeerd, prachtig refrein, subliem gezongen. Oef, hij kan het nog. Alleen jammer dat alles zo gladjes klinkt – perfect en dus te netjes, niet smerig genoeg. Live zal ‘Breakdown’ nog beter klinken.
‘U Know’ is een soort dronken loop van een intro die nooit uit de startblokken lijkt te raken, maar het is een hypnotiserende track. ‘Breakfast Can Wait’ is zo’n titel met een geile knipoog waar Prince het patent op heeft – zelfs al somt hij droog op waar dat ontbijt uit bestaat, dan nog wéét je dat er een naakte hunkerende vrouw (of zes) naast ‘m ligt en meteen ook waarom ontbijten geen prioriteit is.
‘This Could Be Us’ doet boude beweringen (‘You want me like a pair of new shoes’), gebruikt een banale drummachine, en komt wat te laat, of te vroeg, want het is zo’n elegant dobberend deuntje waarmee elke zomerse loungebar blij zou zijn. En alweer die briljante falset – wie iemand kent die dat ook zo kan, mag het altijd zeggen.
‘Affirmation I & II’ is een lange in het Engels (niet Amerikaans) gesproken filosofische intro (‘Me and Mine are control mechanisms...’), een beetje à la ‘I Hate U’ of ‘International Lover’, en bevat achteloos gedebiteerde maar veelzeggende zinnetjes (‘Never wanted... a trophy wife... All I wanted was to be left alone’ – vooral het subtiel spottende gegnuif na ‘trophy wife’ spreekt boekdelen). Als bonustrack is er ook nog ‘Affirmation III’ (‘We’re communicating telepathically now...’), voor wie van de Meester ook new agewijsheidjes verwacht.
‘Funknroll’ is meer riff en strijdkreet dan song, en de track die de brug slaat tussen de funk op deze plaat en de rock op ‘PLECTRUM ELECTRUM'.
Het lange maar niet langdradige ‘Time’ sluit af en doet dat goed – een bedrieglijk simpele track, een basriff determineert de groove, een synth speelt subtiel iets dromerigs, en de backing vocals klinken als Wendy & Lisa, ook al zijn ze het niet. Mooi.
One of the girls
undefined
undefined
undefined
undefined
Plaat nummer twee, en laat ik eerst iets bekennen. Ik ben er niet voor dat Prince rockt. Hij kan het, en beter dan veel rockers. Maar van de übergod van de funk verwacht ik funk, zoals ik van Van Morrison geen techno verwacht (al kan hij dat, en beter dan... nee, serieus), en van Radiohead geen blues. Op ‘PLECTRUM ELECTRUM’ passeren bijna achteloos Jimi Hendrix, Keith Richards, Jimmy Page, Brian May, Joe Perry en Carlos Santana de revue, of toch hun gitaarstijlen – Prince heeft ze allemaal onder de knie en doet er vaak iets nieuws mee. Maar de songs, die zijn niet bepaald indrukwekkend. ‘Fixurlifeup’ raast als een pletwals, ‘Boytrouble’ is lollig en ‘Tictactoe’ charmant, maar een must have heb ik niet gehoord.
Prince die rekening houdt met de wensen van drie minder goeie songschrijvers – al zijn het dan schitterende muzikanten – is toch een beetje alsof Paul McCartney zich plots laat leiden door zijn drummer. Tijdens ‘White Caps’ vraag je je zelfs af: waar is Prince, was dit geen Prince-cd? Maar nee, ’t is 3RD EYE GIRL, een beetje zoals Bowie zich indertijd even verschanste in Tin Machine – de superster die een zucht lang one of the boys is, of in dit geval one of the girls. (Wie tourt op z’n 57ste met drie jonge hete dames? Ik zie het Springsteen niet doen, en Bono zou het graag doen, maar mag niet van z’n vrouw. En van Ali Hewson evenmin.)
Laten we eerlijk zijn: the gold standard wordt bepaald door de setlist, met andere woorden: welke nieuwe songs wil de fan absoluut live horen op Princes volgende tournee, zelfs ten koste van oudere klassiekers? Cd's als ‘1999’ en ‘Purple Rain’ mocht hij indertijd integraal spelen, ook al waren ze nog niet uit – en dat deed hij ook, vergeet niet dat de film ‘Purple Rain’ voor het eerst in de filmgeschiedenis aan elkaar hing van op dat moment onbekende songs. Wat mij betreft blijft de teller staan op vijf. Vijf nieuwe songs die ik dan wil horen.
Time waits for no one, popmuziek is a young man’s game, en Prince wordt er niet jonger op. En zijn nieuwste dubbele worp is geen meesterwerk – kwantiteit is niet hetzelfde als kwaliteit. Maar hebben de Ushers, Kanye Wests, Pharrell Williamsen en Justin Timberlakes al iets gemaakt dat Princes beste werk evenaart, laat staan overtreft? I think not.