Producer Steve Albini: held van het verzet
Voor al wie zijn muzikale ontmaagding beleefde tussen halfweg de jaren 80 en het einde van de nineties, is Steve Albini een held. Hij is de drijvende kracht achter groepen als Big Black, Rapeman en Shellac – en behoort alleen al daardoor tot de muziekroyalty – en was producer van tig compromisloze groepjes die een platenkast ballen geven.
Het is ondertussen 2014, en Albini doet onveranderd verder – afgelopen september hadden hij, Bob Weston en Todd Trainer een nieuwe Shellac-plaat klaar: ‘Dude Incredible’. Voldoende aanleiding voor een portret. Blijkt: in weerwil van wat lang werd aangenomen, is onze held geen labiele excentriekeling, noch een mensen de strot doorbijtend natuurverschijnsel.
Steve Albini heeft zich de voorbije decennia als een virus over elke platenkast verspreid: hij zat aan de knoppen bij onder meer de Pixies (‘Surfer Rosa’), The Breeders (‘Pod’, ‘Title TK’), Joanna Newsom (‘Ys’), Nirvana (‘In Utero’), Will Oldham (‘Guarapero: Lost Blues 2’), The Jesus Lizard (‘Head’, ‘Goat’, ‘Liar’...), en Iggy & The Stooges (‘The Weirdness’). Albini laat zich geen producer noemen, onder meer omdat hij zijn aandeel bij het maken van een plaat daarvoor te klein vindt. En omdat het een nietszeggende term is. Spreek hem aan met ‘recording engineer’. Meestal wil hij gewoon helemaal níét vermeld worden in de plaatcredits. Meestal denkt het desbetreffende platenlabel daar anders over.
Ook een vuistvol Belgen heeft de weg gevonden naar zijn studio in Chicago: Electrical Audio Recording. Vandal X moet de eerste geweest zijn, een paar jaar later Dead Man Ray, begin 2014 was er Gruppo di Pawlowski en afgelopen zomer nog Raketkanon. Eerst spreken we met Carlos van Hijfte, de Nederlandse agent van alle groepen waarmee Albini ooit naar het oude continent is gekomen, en een vriend van vele jaren.
Carlos van Hijfte «Steve wil in de eerste plaats de dingen anders aanpakken dan gebruikelijk is in de rock-’n-rollwereld. Hij kan daarbij scherp uit de hoek komen, maar als hij doordraaft, kan hij daar zelf om lachen. Hij wil de anderen niet per se zijn mening opleggen, hij is niet religieus.»
Karaktergestoord
In de herfst van 1979 werd de zeventienjarige Albini aangereden door een wagen – nettoresultaat: een gebroken been. Hij was in die tijd dermate onpopulair dat hij door enkele schoolgenoten thuis werd opgebeld: ze wilden hem persoonlijk zeggen dat ze blij waren dat hij pijn had. Prima, want het bevestigde alleen maar de outsiderrol die hij koesterde. Meer goed nieuws: het is in die periode dat hij zichzelf bas leerde spelen. De punkrock had hij enkele jaren daarvoor leren kennen via een schoolvriend, hij haalde meteen alle Ramones-platen in huis. Later zou hij zeggen: ‘Wat zo fantastisch is aan punkrock, is het gebrek aan elitecultuur. Je kan een kluizenaar zijn en je opsluiten in je eigen wereld, je mag karaktergestoord zijn en een hekel hebben aan de héle wereld, het maakt niets uit. Als je iets van waarde voortbrengt, volstaat dat. Dan hoor je erbij.’
Albini wérd lange tijd uitgemaakt voor ‘karaktergestoorde’, omwille van zijn hardhoofdige opvattingen en uitgesproken gevoel voor humor. Begin jaren 80 schreef hij de column ‘Tired of Ugly Fat?’ voor het magazine ‘Matter’ uit Chicago. Tussen de regels stond in vette drukletters: ‘Kak op mij, haat mij. Wat kan het mij schelen?’ Eén keer reageerde hij in zijn column op het gerucht dat Al Jourgensen van Ministry een lokale band zou producen. Dat ging zo: ‘Als je ervoor zorgt dat die groep straks óók als het wimpy Ministry gaat klinken, kom ik je ballen er persoonlijk afsnijden om ze weer vast te naaien in je muil.’ Hij beschuldigde heilige koeien als Public Image, Ltd., The Stranglers, Hüsker Dü en later Sonic Youth van uitverkoop.
Af en toe leek Albini met racisme te flirten. Zo omschreef hij een dokter die hij eens bezocht had als ‘een geitenhoeder met dikke lippen die een diploma had van de enige universiteit van één of ander derdewereldland’. Niet dat hij het meende: hij wou een publiek aanspreken dat voor zichzelf had leren denken, en gemeend van ironisch kon onderscheiden – wat de rest dacht, interesseerde hem niet. Daarnaast vond hij het ook gewoon leuk om mensen boos te maken. In ‘Our Band Could Be Your Life’, Michael Azerrads genrebijbel over de indierockscene in het Amerika van Ronald Reagan (voor al wie van rock houdt en bovendien kan lezen: aanrader), zegt platenbaas Gerard Cosloy: ‘Op die manier is de naam Steve Albini een cartoon geworden, een azijnpissende rockzeloot met dubieuze meningen, een klootzak die swastika’s schildert op de gevel van commerciële platenwinkels. In het geval van Steve is dat grappig, want het had niet verder van de waarheid kunnen zijn.’
3 Albini-groepen
? Big Black (1982-1987)
Behalve woede vulde vooral noodzaak de injectiemotor van Big Black. In de buurt van een Duitse journalist formuleerde hij het zo: ‘Ik zou mezelf voor het hoofd schieten als ik geen manier kende om stoom af te laten. Sport vind ik vervelend, discodansen is niets voor mij, drugs neem ik niet en ik heb even geen vrouw om te slaan. Ik heb Big Black.’
Luister eerst: ‘Songs About Fucking’.
? Rapeman (1987-1988)
Genoemd naar een mangafiguur. Albini (gevraagd of hij ervan houdt om te provoceren): ‘Duidelijk zeggen waar het op staat wordt vaak verward met provoceren. ‘Ik ben niet zeker, maar ik heb het gevoel dat jij eventueel misschien lichtjes pedofiel bent’ is nu eenmaal minder provocerend dan ‘Jij ziet eruit als een kinderverkrachter.’’
Luister: ‘Two Nuns and a Pack Mule’, hun eerste en enige.
? Shellac (1992-nu)
J Mascis, in een zeldzaam openhartige bui: ‘Zonder Shellac geen jaren 90. En vice versa.’
Luister eerst: ‘1000 Hurts’ en ‘At Action Park’. Of ‘Dude Incredible’, de nieuwe: zie kaderstuk.
De grijze overall
Door naar 2002. Dead Man Ray logeert voor hun derde – de plaat die opnieuw moet aanknopen bij het succes van de eerste – drie weken in de raamloze bunker die Electrical Audio Recording is. De plaat zouden ze later ‘Cago’ noemen, ‘naar Chicago, maar dan iets minder gênant dan die debuutplaten van Vlaamse groepen die ‘Las Vegas’ of zo heten.’ De collega die daar ook net rondliep, noteerde in de Humo van 19 maart 2002 dit:
Elko Blijweerdt «Heel confronterend om met Albini te werken: hij doet duizend dingen op een dag en slaapt maar heel weinig. De vraag is of hij dat zelf altijd leuk vindt, ik heb ’m meermaals iets als ‘If I had a life’ horen verzuchten.»
HUMO Kurt Cobain verklaarde na de opnames van ‘In Utero’: ‘Ik had me voorbereid te moeten samenleven met een seksistische zak, maar hij was verrassend behulpzaam, vriendelijk en makkelijk in de omgang.’
Daan Stuyven «Klopt helemaal. Ach, in een klein wereldje ontstaan makkelijk foute reputaties. Ik heb bijvoorbeeld de reputatie een dronkaard te zijn, terwijl het best meevalt (neemt een slok met koffie gemaskeerde whisky).»
Vandal X was er enkele jaren eerder al, ter wille van hun ‘Songs from the Heart’.
Bart Timmermans (zanger-gitarist) «Eén van de eerste dingen die we in de studio zagen, was een grote biljarttafel – geen snooker, maar drieband. Meteen daarna zei Albini: ‘I’ll do you an offer: versla me bij het driebanden en ik doe jullie opnames gratis.’ Vreemd om te zien in Chicago: hij heeft ook een uitgebreide collectie Raymond Ceulemans-video’s staan.
»Vanaf het moment dat er gewerkt moest worden, trok hij elke dag een overall aan, van het soort dat je in een garage draagt. Een grijs kruippakje, eigenlijk. ’s Avonds stond hij er er terug in jeans en zwart T-shirt. Zo kan hij dat voor zichzelf gescheiden houden. Al zijn medewerkers hebben dezelfde overall aan.»
Pieter-Paul Devos (Raketkanon) «Albini eet nooit overdag, toch niet als hij moet werken. Hij drinkt enkel zijn slushie, een soort Amerikaanse koffie met ijs. Anders verliest hij naar eigen zeggen zijn focus.»
Mauro Pawlowski «Sympathieke mens, vond ik. Je ziet meteen dat hij zijn beste beentje wil voorzetten. Maar hij heeft geen zin in klanten die zeveren over het verleden: ‘Vertel nog eens een anekdote over Nirvana en The Jesus Lizard en alle anderen, Steve.’ Daarvoor is hij op zijn hoede. Ik denk dat hij véél van dat soort fanboys heeft, en dat moet balen zijn. Gelukkig zitten er in Gruppo di Pawlowski weinig van die types, alleen onze bassist heeft eens gevraagd: ‘Hey, heb je toevallig nog ergens Big Black-T-shirts liggen?’ (lacht)»
HUMO Albini’s fascinatie voor geluid heeft een microfoonfetisjist van hem gemaakt. Thom Yorke vertelde: ‘Steve Albini is de enige die ik ken die een vouwmeter gebruikt om de afstand tussen twee microfoons te meten.’
Timmermans «Klopt. Ik herinner me dat Jo, onze toenmalige drummer, Albini eens wilde helpen de microfoons op te ruimen. Die haastte zich om hem tegen te houden. Hij had een hele theorie: ‘Die microfoons zijn heel kostbaar. Als je er één laat vallen, zou je je er slecht bij voelen, en daar zou ik me dan vervolgens weer slecht over voelen. Ik voel me niet graag slecht.’»
Pawlowski «Eigenlijk is dat een heel klassieke manier van doen. In de jaren 60, 70 deed iederéén het zo. Met akoestiek werken kan erg wetenschappelijk worden, en dat meten is belangrijk. Nu doen ze dat veel minder dan vroeger, omdat er minder beperkingen zijn om een en ander achteraf bij te sturen – maar Albini zet die traditie voort.»
Scrabble in de studio
Op het internet vragen minstens 200 mensen zich luidop af: ‘Wat heeft Albini eigenlijk tegen sampling, is dat tegen zijn principes?’ Het antwoord is een paar keer: ‘Hij háát het, behalve als hij het zelf doet.’ In zijn studio gebeurt hoe dan ook alles analoog.
Pawlowski «Hij heeft ons onderhouden over de keuze tussen analoog en digitaal, op een toontje van ‘Ik wil niet flauw doen, maar luister eens’. En: ‘Binnen nu en zoveel jaar zal je al die digitale formats – mp3, mp4, wav, wiv, wov, weet ik veel – wellicht niet meer kunnen afspelen op een update. Maar de analoge tapes die jullie straks mee naar huis nemen, overleven ons allemaal.’
»Hij is méé, hoor. Dat hij de computers in zijn studio nooit gebruikt, heeft niets te maken met nostalgie. Hij weet goed genoeg wat er leeft, maar hij zoekt daarin zijn eigen plek, doet alleen wat hij graag doet. Evengoed weet hij dat alles relatief is. Want hoelang bestaat die hele rockmuziek ondertussen? Vijftig, zestig jaar? In vergelijking met de levensduur van een tropische plant, is dat niks.
»Hij is heel consequent, en waarom ook niet? Hij hoeft zich daar niet voor te forceren, het komt vanzelf. De manier waarop hij over muziek denkt, snap ik heel goed. Ik voel me er verwant mee.»
Devos «Toffe mens om mee over muziek te praten, ook. We hadden het erover waarom en hoe iemand in een band speelt. Voor andere mensen of voor jezelf? Als je weer eens van die zevergesprekken hebt als: ‘Ha, je maakt muziek? Zou ik het wijs vinden? Zal ik eens afkomen?’ – dat je dan als muzikant denkt: ‘Fuck dat. Kom gerust af, maar ik ga je niet overtuigen. Doe wat je wilt, ik doe het vooral voor mezelf.’ Het bleek een punt waarin wij overeenkwamen.»
HUMO Dylan Baldi van Cloud Nothings zei: ‘Albini speelde – terwijl we in zijn studio stonden op te nemen – onafgebroken Scrabble op Facebook. Ik ben niet zeker dat hij eigenlijk weet hoe onze plaat klinkt.’
Timmermans «Herken ik. Bij ons zat Albini voortdurend in een hoekje een tijdschrift te lezen. Of er kwam iemand binnengewandeld en begon een gesprek over de sociale zekerheid van zijn personeel. Wij dachten: ‘Het interesseert hem geen bal, laat ons maar even stoppen’ – en onmiddellijk keek hij dan onze richting uit om te zeggen: ‘Daar, op dat moment in die song, zaten jullie ernaast. Doe maar opnieuw.’ Het lijkt alsof het hem niet interesseert, maar hij volgt wel nauwgezet. Ráár.»
Die Baldi-quote werd Albini tijdens een interviewsessie voorgelegd. Zijn antwoord: ‘Vroeger zat ik de hele tijd over de console gebogen, gefocust op elke noot die gespeeld werd. Dat leidde af. Ik ging ervan aan knopjes draaien, ook als dat niet nodig was, en op het einde klonk alles geforceerd en raar. Daarna ging ik techniekjes bedenken om mijn aandacht nét genoeg af te leiden, en toch alles te kunnen horen wat ik moet horen. Ik heb er lange tijd voor gekozen om te lezen, maar het werkte alleen met gortdroge, oninteressante teksten. The Economist, of technische handleidingen. Het klinkt raar, maar dat helpt om mijn concentratie erbij te houden. Tegenwoordig speel ik Scrabble: ook goed.’
Levenslang puberen
We nemen er nog eens de Humo uit 2002 bij.
HUMO Om ‘In Utero’ op te nemen, stelde je je destijds tevreden met een honorarium van 100.000 dollar. Als je het gebruikelijke percentage op elke verkochte cd aanvaard had, had je het vijfdubbele verdiend.
Albini «In de muziekbusiness zijn de mensen die geen muziek maken ongelooflijk hebzuchtig. Ze willen almaar meer, en er is maar één plaats waar er meer te halen valt: bij de groep. Mijn sympathie ligt altijd hoe dan ook bij de groep: muzikanten beschouw ik als mijn lotgenoten en mijn vrienden – aan hun inkomen wil ik niet raken.
»’t Is me niet om het geld te doen. 90 procent van de groepen waarmee ik werk, kunnen niet veel betalen. You can’t get blood from a stone. Ik voel me goed bij de gedachte dat ik beschikbaar ben, en niet duur.»
Mooi, toch? Van Hijfte beaamt.
Van Hijfte «Ik heb hem altijd heel genereus gevonden.
»Doorgaans krijgen kleine voorprogramma’s heel kleine gages. Daarom heeft Albini er heel vaak een punt van gemaakt zijn voorprogramma’s nog wat geld uit eigen zak toe te stoppen. Uit de zak van de band, eigenlijk. Niet altijd tot tevredenheid van de andere Shellac-leden (lacht).»
In de gastenvertrekken boven zijn studio staat een videorecorder, ter bestrijding van de verveling. Alleen bewaart Albini weinig banden in de juiste doos: wie een Hitchcock wilt zien, krijgt porno voorgeschoteld; wie porno zoekt, vindt ‘The Sound of Music’. Dat soort onzin vindt hij heerlijk. Op Pukkelpop heeft hij ooit gepist in een gitaarkoffer van The Mission. Die voorkeur voor practical jokes – doorgaans vooral grappig voor wie erbij was – lijkt een wat vreemde eigenschap voor Albini. Je stelt je de vraag of het een uitlaatklep is, dan wel of hij simpelweg nooit heeft willen opgroeien. Is het de ongein van de puber, of de weigering van diezelfde puber om zich aan te passen, en zijn zuiverheid door compromissen te laten besmeuren?
Timmermans «De avond dat wij in Chicago waren aangekomen, was het net Halloween. Shellac moest die avond ergens spelen, en we werden uitgenodigd. Wij blij: ‘Shellac-optreden: fantastisch!’ Tot ze het podium opstapten, en we zagen dat ze allemaal verkleed waren als The Sex Pistols. Ze hadden zelfs het haar van Bob Weston geknipt, opdat hij zo goed mogelijk op Sid Vicious zou lijken!
»David Yow van The Jesus Lizard was er ook bij, hij was Johnny Rotten. Niets dan songs van ‘Never Mind the Bollocks’ gespeeld. Een deel van het publiek was razend: velen hadden uren gereden om Shellac-nummers te horen. Ik vond het geweldig.»
Devos «Ik herinner me dat, op zijn mixing console, de knop met ‘Tambourine’ geschreven staat als ‘Tambo-URINE’. Extreem flauw, maar als je er zijn droge kop naast ziet, wel grappig.»
Van Hijfte «In de jaren 80 had hij een nogal bijzondere interesse voor alles wat met pornografie te maken had. Hij had het er voortdurend over. Eerder uit een oprechte nieuwsgierigheid dan uit geilheid, geloof ik. Zeker in die tijd hadden we in Europa ook een liberaler prostitutiebeleid en dergelijke, dus als hij hier kwam optreden, ging dat ook steeds gepaard met een kleine studieronde.»
Tegenwoordig doet hij aan pokeren en koken. Drie weken geleden nog een kookworkshop gegeven op Pop Montreal: naar verluidt was het lekker.
undefined
In een interview meldt Albini dat hij nog perfect weet waar hij was toen hij besliste zich geen rotte zak meer aan te trekken van wat de wereld van ’m denkt: ‘Ik zag ineens in dat als iets geen belang had voor mezelf, het eigenlijk voor niemand belang had – het werd dus de facto betekenisloos. Heel bevrijdend gevoel. Ik vergis me niet: het gebeurde op een namiddag.’