Analyse
Rechtsradicalisering onder militairen onderschat: ‘Uiteindelijk willen ze een witte etnostaat uitbouwen’
Contraterreurexperts waarschuwen dat de rechtsradicalisering onder militairen, agenten en cipiers wordt onderschat. Organisaties kunnen nochtans waakzamer zijn voor vijf types extremisten, die de Nederlandse onderzoekster Nikki Sterkenburg wist te onderscheiden.
Elf Belgische militairen krijgen in het kielzog van de zaak Jürgen Conings omwille van sympathieën voor gewelddadig extreemrechts geen toegang meer tot wapens of gevoelige informatie. Slechts elf. Het lijkt weinig. Of kennen we slechts het topje van de ijsberg?
Europese contraterreurexperts vermoeden dat laatste. ‘De radicalisering van militairen, politieagenten en cipiers is een dwingend fenomeen dat onvoldoende is onderzocht: er is een risico dat het wordt onderschat.’ Dat schrijft een groep experts van het European Radicalisation Awareness Network (RAN) in een recent rapport, gebaseerd op overleg van 16 december vorig jaar. ‘De officiële cijfers over zaken van radicalisering worden waarschijnlijk overtroffen door een ‘donker getal’, waarover er geen verslag wordt uitgebracht.’
Onderrapportering
De onderrapportering wijten ze aan de geheimhoudingsplicht, eigen aan de betrokken beroepen, maar ook aan de vrees dat het publieke vertrouwen in deze gezagsorganisaties zou worden ondermijnd – wat net extreme bewegingen in de kaart zou kunnen spelen. Volgens de experts moet er nochtans meer transparantie komen, zodat collega’s attenter kunnen zijn voor ideologische en gewelddadige radicalisering.
Mogelijke triggers zijn soms alledaagse frustraties, zoals stukgelopen privérelaties of gemiste promoties op het werk, waar de betrokkenen geen blijf mee weten. Dat speelt vooral een rol bij individuele radicalisering. Maar de betrokkenen kunnen ook van buitenaf worden bewerkt door haatpropagandisten. Extremisten proberen ook soms zelf te infiltreren, via de gewone rekrutering van Defensie bijvoorbeeld. Het gevaarlijkste fenomeen is ‘wanneer collega’s onderling radicaliseren in een toxische omgeving’.
Net daarvoor waarschuwde vicestafchef Marc Thys van de Belgische Defensie afgelopen vrijdag, toen hij te weten kwam dat er ook actieve militairen Conings steunden op sociale media. ‘Als mensen wetten overtreden, kan de korpsgeest niet in de plaats komen, dan wordt het een toxische korpsgeest,’ zei hij toen. ‘Dat is een totaal foute richting waarin onze organisatie zou gaan. We moeten oog blijven hebben voor de algemene waarden, en de rol die we spelen in de maatschappij.’
‘Neiging tot zelfpurificatie’
Maar hoe herken je geradicaliseerden in je organisatie en onder je collega’s? Onderzoekster Nikki Sterkenburg, die door haar functie als hoofd analyse bij de Nederlandse Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) bijna nooit interviews kan geven, geeft antwoorden in haar pas verschenen boek ‘Maar dat mag je niet zeggen’. Vanaf 2015 volgde ze ruim veertig radicaal- en extreemrechtse activisten. Ze onderscheidde vijf types (zie kader hieronder). Zo beantwoordt Conings door de dreigementen in zijn afscheidsbrief alvast aan het type van een zelfverklaarde ‘Rechtvaardigheidszoeker’, die om velerlei redenen zijn woede wil koelen op de overheid. Maar mogelijk valt hij ook onder het type radicaalrechtse activisten dat Sterkenburg ‘Ideologische Zoekers’ noemt.
Vijf verschillende ‘types’ extreemrechtse activisten
De Nederlandse onderzoekster Nikki Sterkenburg identificeerde vijf verschillende ‘types’ die min of meer dezelfde (levens)weg hebben afgelegd voordat zij zich aansloten bij radicaal- en extreemrechts.
* Rechtvaardigheidszoekers zijn om uiteenlopende redenen boos op de overheid
* Politieke Zoekers hebben een hang naar een strak geordende en hiërarchische samenleving
* Spanningzoekers willen aanvankelijk vooral provoceren
* Sociale Zoekers zijn op zoek naar vriendschap of relaties bestendigen. Ze rollen er via sociale contacten in voor ze er zelf erg in hebben.
* Ideologische Zoekers, zien hun deelname als een ideologische queeste en ultieme zelfverwezenlijking van geest en lichaam.
Een voorbeeld, door Sterkenburg beschreven, is ‘Twan’ die diende bij een speciale eenheid van het Nederlandse leger. De bijbehorende zware militaire opleiding vormde hem en sindsdien wil hij altijd zichzelf verbeteren. Daar is op zich niks mis mee, maar het werd fanatiek. Hij viel voor de ideologie van alt-right, dat via zijn propaganda inspeelt op het rekruteren van ‘gewapende beroepen’ die professioneel bezig zijn om lichaam en geest tot het uiterste te drijven.
Ideologische queeste
‘Wat opvalt, is dat Ideologische Zoekers naast hun afkeer van gelijkheidsdenken en hun ideologische queeste voortdurend bezig zijn het beste uit zichzelf te halen – zowel fysiek als intellectueel. Het is een vorm van zelfpurificatie: velen leven zeer gedisciplineerd en dit geeft ze het gevoel boven andere mensen uit te stijgen,’ schrijft Sterkenburg. ‘Niet alleen achten Ideologische Zoekers het witte ras superieur, door veel te lezen, te sporten en gezond te leven, beschouwen ze zichzelf ook binnen het witte ras als een soort superieure bovenlaag die boven de rest uitstijgt.’
Sterkenburg kwam deze neiging tot zelfpurificatie nog niet eerder tegen in onderzoeken naar radicaal- en extreemrechts. In de meeste onderzoeken worden activisten getypeerd als laagopgeleide, sociaal-economisch kwetsbare mensen die hun leven niet op orde hebben en onder invloed van drank en drugs hun toch al beperkte remmingen verliezen.
‘Het streven naar een zo zuiver mogelijk leven komt echter wel terug in onderzoeken naar jihadisten,’ stelt ze. ‘Het zou interessant zijn om in de toekomst te kijken in hoeverre hier overeenkomsten zijn wat betreft neiging tot zelfpurificatie, dogmatische en extremistische opvattingen.’
Viroloog
Er is nog een parallel met Conings en diens dreigementen aan het adres van viroloog Marc van Ranst. Ideologische Zoekers zoals Twan richten zich naast migranten en ‘cultuurmarxisten’ ook tegen de wetenschap, wat heel zichtbaar werd tijdens de huidige coronapandemie. Sterkenburg: ‘Ze zijn ervan overtuigd dat er door ‘politieke correctheid’ voor hun ideeën geen ruimte meer is bij de overheid of binnen de wetenschap. Gecombineerd met een diepgeworteld gevoel dat het voortbestaan van de ‘eigen groep’ wordt bedreigd, gaan ze nog sterker vasthouden aan hun etnische identiteit. Opmerkelijk is dat zij zichzelf niet als racisten zien, ze beschouwen het allemaal als liefde voor hun ‘eigen volk’ en gaan er totaal aan voorbij dat de definitie van racisme is dat je anderen uitsluit van je samenleving op basis van ras.’
Ze stipt aan dat dergelijk discours ook terug te vinden was in het manifest van de rechtsextremistische terrorist Anders Breivik, die in 2011 met een bomaanslag in Oslo acht mensen vermoordde en vervolgens op het eiland Utøya 69 jongeren en begeleiders van de jeugdafdeling van de linkse Arbeiderspartij in Noorwegen doodschoot. Wetende dat één man dit kan aanrichten met een paar zware wapens is de reden waarom de voortvluchtige Conings, tot het tegendeel zou zijn bewezen, nu het hoogste dreigingsniveau krijgt.
Keurige jongemannen
Sterkenburgs boek leest dan ook als een waarschuwing. ‘Het zijn niet die paar schreeuwende neonazi’s waar we ons zorgen over moeten maken, maar clubs met keurige jongemannen, welbespraakt en hoogopgeleid, die eindeloos op je in zitten te praten,’ zei ze onlangs in Het Parool. ‘In het begin zit je mee te knikken, tot je denkt: hoe hebben we deze afslag genomen? Het duurde even voordat ik doorhad dat ze dat heel bewust op die manier deden. Ze hebben het niet over het blanke ras, maar over ‘beschaving’, ‘identiteit’ en ‘cultuur’. Dat klinkt onschuldig, maar uiteindelijk willen ze gewoon een witte etnostaat.’ Ze noemt het zorgelijk dat deze rechtsextremisten tegenwoordig breder worden geaccepteerd. ‘Als je vroeger zei dat je een hekel had aan buitenlanders, raakte je in een sociaal isolement. Nu kun je op zondag naar een anti-islamdemonstratie en vindt je baas het best, zolang je op maandag maar op tijd op je werk verschijnt.’
(DM)