Remco Campert - Licht van mijn leven
Deze zomer wordt Remco Campert 85, wat – alle dagen feest – onder meer gevierd wordt met ‘Licht van mijn leven’ (De Bezige Bij), bijna dertig deels eerder bibliofiel verschenen gedichten, verlucht met litho’s van dichtersvriend Ysbrant.
Het vaakst voorkomende woord in ‘Licht van mijn leven’ is onvermijdelijk ‘tijd’, gestaag schaarser wordend goed. In het mooie kwartet ‘Openingen’ beweegt de dichter zich onwennig te midden kakelvers geëtaleerde schilderijen: ‘hij kent steeds meer / alleen nog oude tijd’. Hij loopt een liefde van lang geleden tegen het lijf (‘wat waren we jong’), en wordt naar de zorgeloosheid van de kindertijd gekatapulteerd: ‘dat de tijd leegliep / was hem nog niet bekend’.
’t Is de opmaat tot nog meer herinneringen, dierbare restanten van vroeger, die de dichter verkiest boven het opzichtige tumult van het hijgerige vandaag. Maar ook een ravissante geliefde op het netvlies dromen lukt niet zonder meer: ‘terwijl hij steeds meer / zijn grijze spiegel vermeed / bleef zij weerspannig jong’. ‘Het raadsel van de tijd’ bezet ook kordaat de afdeling ‘Gelegenheden’, met tot kippenvel dwingende nenia’s voor Hugo Claus, Jan Wolkers en Gerrit Komrij. De dood overvalt schrijvende vrienden, terwijl de dichter ‘net besloten had / om zolang ik nog te leven heb / niet meer aan de dood te denken’.
Zo laat Campert zijn licht op zijn leven schijnen, de kracht van weinig woorden etalerend, tot hij in het nu al memorabele slot- annex titelgedicht zijn eigen einde verbeeldt. Allemaal schijnbaar luchtig, misleidend licht. In ‘Poëzie (zoveelste poging)’ luidt het: ‘de mooiste poëzie is / het ongeschrevene’. Remco Campert logenstraft het glorieus, alweer, en hopelijk nog enige jaren.