Review: Alison and Union Station Krauss - Lonely Runs Both Ways
In country & western-milieus dicht men Alison Krauss uitzonderlijke talenten toe: zij zou in haar eentje het zo goed als uitgestorven bluegrass-genre nieuw leven ingeblazen hebben. Met dank aan de ongemeen & onverwacht succesvolle soundtrack van 'O B...
In country & western-milieus dicht men Alison Krauss uitzonderlijke talenten toe: zij zou in haar eentje het zo goed als uitgestorven bluegrass-genre nieuw leven ingeblazen hebben. Met dank aan de ongemeen & onverwacht succesvolle soundtrack van 'O Brother, Where Art Thou?', de film van de Coen-broers die in 2000 bluegrass én Alison Krauss in de vaart der volkeren opstuwde, want daar werden wereldwijd miljoenen exemplaren van verzet. Geen nieuws voor Krauss, die in 1985 als 14-jarige bij het prestigieuze Rounder tekende (ze is er nog steeds onderdak) en de voorbije jaren ook van haar eigen platen telkens miljoenen stuks de deur zag uitgaan.
Men kan zich afvragen of bluegrass die resurrectie nodig had en niet beter met het heengaan van Bill Monroe, later The Stanley Brothers en ten slotte Flatt & Scruggs voorgoed met rust was gelaten. Want zoals rockabilly, doo wop, rock-'n-roll, blues of gospel gedijt ook bluegrass het beste in zijn eigen glorieperiode (in dit geval van zowat 1950 tot pakweg 1962), en - als u het ons vraagt - alléén maar toen. Wij zijn namelijk niet zo te vinden voor het naspelen of -apen van genres die in hun tijd tóch beter en authentieker klonken, en bovendien rijkelijk op plaatwerk allerhande gedocumenteerd en beschikbaar zijn. (Voor klachtenbrieven hieromtrent, één adres: 'Uitlaat' op de Humo-site.)
Op 'Lonely Runs Both Ways', haar nieuwe cd, hebben Alison Krauss en de vrienden van Union Station dat blijkbaar ook ingezien, en wordt bluegrass alleen nog maar afgestoft wanneer dobrospeler Jerry Douglas of banjospeler Ron Block een hoofdrol toebedeeld krijgen, ook vocaal. Dat is nog net iets te vaak het geval, in 'Rain Please Go Away', de instrumental 'Union House Branch', de Woody Guthrie-cover 'Pastures of Plenty' en 'My Poor Heart' bijvoorbeeld: dan krijgen wij een onbestemd Bokrijk-gevoel niet afgeschud. Maar elders eist Krauss - die niet alleen over een ab-so-luut hemelse stem beschikt, maar ook een mean stukje kan fiddlen, als 12-jarige won ze al menige fiddle contest - alle aandacht op, en daarbij mag u denken aan zijige muziek die zich ophoudt in de buurt van wat u allang van Emmylou Harris en Dolly Parton op de plank hoort te hebben. Nu en dan zou men Krauss iets meer ballen toewensen - figuurlijk; één Dolly Parton volstaat, dankuwel - en het meest valt dat op in de Gillian Welch-cover 'Wouldn't Be So Bad', die aan satijnigheid ten onder gaat. Maar van de andere liedjes die ze zingt, krijgt de luisteraar het zo warm vanbinnen - uitschieters: 'Gravity', 'Goodbye Is All We Have', 'Crazy As Me', 'If I Didn't Know Any Better', 'A Living Prayer' - dat de winter niet lang genoeg kan duren. Dan komen Alison Krauss and Union Station in de buurt van 'Red Dirt Girl' van Emmylou Harris. En daar komen er maar weinig.