Review: Danny Cohen - Dannyland
Zeg niet dat u het van ons weet, maar Danny Cohen is zot. Geflipt. Halfgaar. Van de wereld. Illustere namen die ook in die galerij passen: Wild Man Fisher, Rocky Erikson of, van recentere signatuur, het geweldige maar door u jammerlijk miskende grote...
Zeg niet dat u het van ons weet, maar Danny Cohen is zot. Geflipt. Halfgaar. Van de wereld. Illustere namen die ook in die galerij passen: Wild Man Fisher, Rocky Erikson of, van recentere signatuur, het geweldige maar door u jammerlijk miskende grote kind Daniel Johnston. Voilà.
En nu verwacht u natuurlijk van ons dat wij in een paar volzinnen ook de muziek van de zingende zonderling Cohen gaan beschrijven - daar dienen deze kolommen tenslotte voor - maar helaas: we vinden de juiste woorden niet. Of we zouden Tom Waits moeten citeren: 'Poignant and dog eared music through a tin horn of twisted reckonings and dark secrets...' Alstublieft! Of E van eels: 'A beautiful nightmare of Heaven and Hell on Earth. Punch my ticket, sweetheart, I'm coming into Dannyland!' Nóg een zelfverklaarde fan, Ray Davies van The Kinks, zwijgt dan weer wijselijk. De muziek op 'Dannyland' tárt iedere beschrijving: excentriek maar toch toegankelijk, geschift maar weloverwogen, diepzinnig en toch luchtig, gepolitoerd maar tegelijk ook hoekig, met een gitzwart randje maar net zo goed opgewekt. Kortom: van een grillige klasse.
Danny Cohen maakt al muziek sinds de prille jaren zestig (zijn punkgroepje van toen kreeg ooit clubverbod opgelegd omdat fans hun stront op de muren uitsmeerden bij wijze van appreciatie voor de song 'Disco Diarrhea') en toch is 'Dannyland' nog maar zijn eerste full cd, een paar compilaties voor de 'Lunatic Fringe'-serie op het Tzadik-label van John Zorn buiten beschouwing gelaten. Om namen verlegen? Zoek het bij Nick Cave (ten tijde van 'The Mercy Seat'), Bob Dylan, de personages uit de boeken van Charles Bukowski, John Cale (hetzelfde stemtimbre soms), Tom Waits (het brokkelige), Frank Zappa en Captain Beefheart (het tegendraadse, het dwarse) en Daniel Johnston (de liefde voor The Beatles, de onbevangen schroom; beiden schilderen ook en illustreren zelf hun naïeve cd-hoesjes). Men hoort violen die klinken als zingende zagen, tape loops, blazers, wolven die huilen (in het openingsnummer 'The Devil and Danny Cohen') en andere vreemde dan wel traditionele instrumenten. En men vangt tekstflarden op als 'The doctor who slapped me alive, wondered why I never cried, I guess I knew it all was jive, see, now I'm living in a sleazy dive' (uit 'Motel Sex') of, over zichzelf, 'He always drooled as he pleasured himself' (uit 'The Devil and Danny Cohen'). Elders, in 'Sweltering', zingt Cohen over Catherine Deneuve (maar spreekt haar naam uit als Denoeve, zodat het rijmt op Louv(r)e, move en groove), brengt hij een hommage aan John Lennon (in 'Still Alive', een hoogtepunt) of beschrijft hij in 'El Niño' San Francisco na de storm. Stelt u zich bij dat zingen van Cohen trouwens niks voor: het is vaker vertellen. Het akelig frêle 'Realm of Fantasy' (met gastvocaliste Jennifer West) is dan weer de ideale soundtrack bij uw volgende heksensabbat - het moeten van de zomer niet altijd barbecues zijn.
We gaan 'Dannyland' niet dagelijks opleggen - we zijn niet zot - maar wel nog over tien of twintig jaar. Dat durven we niet te zeggen van de vele cd'tjes die we vandaag uitstekend vinden maar overmorgen wellicht vergeten zijn...