Review: Jeanette Winterson - Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?
Jeanette Winterson, de alom gelauwerde Britse schrijfster, heeft bepaald geen vlekkeloze jeugd gekend. In 'Sinaasappels zijn niet de enige vruchten', haar debuut uit 1985, lichtte ze al enkele tippen van de sluier op, en in 'Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?' (Contact) gaat ze nu resoluut autobiografisch.
Materiaal genoeg, want Winterson — verder nog de moeder van moois als 'De passie', 'De stenen goden' en 'Vuurtorenwachten' — heeft een particulier verhaal: ze werd als baby afgestaan door haar moeder, en ze kwam in een fundamenteel ongezond adoptiegezin terecht.
Haar nieuwe moeder was een godsdienstfanate en lid van de pinkstergemeente; ze omgaf Winterson met waanzin en depressie, in plaats van met liefde en warmte. Eén en ander resulteert in een rist verhalen die even triest als grotesk zijn.
Al snel ontdekte de jonge Winterson de magie van literatuur: ze gaf zichzelf 'bij boeken in bewaring'. In de bibliotheek verslond ze de Engelse auteurs — enigszins neurotisch in alfabetische volgorde. Thuis waren boeken verboden, wat een hilarische passage oplevert: 'Iedereen met een eenpersoonsbed van standaardformaat en een verzameling paperbacks van standaardformaat weet dat je onder het matras stapels van 72 stuks kwijt kunt. Gaandeweg begon mijn bed zichtbaar omhoog te komen, als dat van de prinses op de erwt, zodat ik algauw dichter bij het plafond sliep dan bij de vloer.'
Navranter wordt het wanneer Winterson beschrijft hoe haar adoptiemoeder reageerde toen ze haar eerste liefje kreeg — een meisje, want Winterson is lesbisch. Er kwam zowaar een klassieke duiveluitdrijving aan te pas, en toen Winterson met haar tweede liefde thuiskwam, was het definitief over.
'Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?' snauwde de moeder, waarop Winterson — zestien nog maar — haar biezen pakte.
Later zal ze — surprise! — gehandicapt blijken in de liefde. 'Ik heb nooit drugs gebruikt, ik gebruikte liefde — van het krankzinnige, roekeloze soort, meer schade dan herstel, meer hartzeer dan heil.'
't Is gelukkig niet al kommer en kwel: 'Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?' levert ook een ontroerend minutieus inkijkje op in de groei van een schrijverschap, en een rijk geestesleven. Winterson was bepaald niet geprivilegieerd, maar ze vocht zich naar het prestigieuze Oxford.
'Ondanks het seksisme, het snobisme, de patriarchale houding en de onverschilligheid tegenover het welzijn van studenten, was het geweldige aan Oxford zijn serieuze doelgerichtheid en het onbetwiste geloof dat het leven van de geest het hart van de beschaving vormde.' En na die studie volgde een indrukwekkend schrijversbestaan.
Het ontroerendst zijn de laatste hoofdstukjes, waarin Winterson plots een sprong van 25 jaar maakt en de recente zoektocht naar haar biologische moeder verhaalt. 'Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?' is even persoonlijk als maatschappelijk relevant, en even pakkend als onthutsend.