Review: Joost Zwagerman - Roeshoofd hemelt
De tijd dat het alleen maar fout liep met Nederland als er strafschoppen getrapt moesten worden, is lang voorbij. Na de instorting van het poldermodel, de executie van Theo van Gogh en de wrede episode met de tasjesdief zorgt een nieuw oranje drama v...
De tijd dat het alleen maar fout liep met Nederland als er strafschoppen getrapt moesten worden, is lang voorbij. Na de instorting van het poldermodel, de executie van Theo van Gogh en de wrede episode met de tasjesdief zorgt een nieuw oranje drama voor geween en tandengeknars: als nieuwe Dichter des Vaderlands hebben de Nederlanders Dries van Wissen gekozen, een man die grossiert in manke odes aan leghennen en koebeesten.
Nochtans waren er een stuk of wat fijne alternatieven; zo toont Joost Zwagerman zich in 'Roeshoofd hemelt' (De Arbeiderspers) een waardig sonnettenbouwer in navolging van Gerrit Komrij. Ongeveer de helft van de bijna honderd bladzijden dikke bundel bevat vormvaste verzen, veelal kwatrijnen, waarin het droeve lot van Roeshoofd geëvoceerd wordt: hij is geïnterneerd, levensmoe en in de war, en veroordeeld tot zijn ziekbed. Nu eens drijft hij weg in wreedaardig ijlen ('je trekt je weer af en spuit troebel bloed'), dan weer ligt hij volkomen platgespoten te vegeteren ('zo kalm als een dood sonnet'), maar de beenharde conclusie blijft altijd dezelfde: 'alleen in mijn verkalking kan ik wonen'.
De strakke Roeshoofd-gedichten contrasteren in toon, kleur en vorm met de uitbundig uitwaaierende, door god noch gebod gebonden verzen over T-Mart. In deze megastore, 'waar alles dat is of was of ooit zal zijn in hardcore schappen puilt', krijgt het consumentisme goddelijke dimensies: klanten kunnen zich niet alleen voorwerpen, maar ook gevoelens aanschaffen - de ziel als handelswaar. Voor de bandeloze lofzang van het oneindige winkelcentrum sampelt Zwagerman vrolijk opperzanger Lucebert, aan wie hij woorden als 'maltentig' en het vers 'Er is een god die mart / er is een god die tart' ontleent.
Naar die machtsontplooiing van taalcapriolen zit de lezer te kijken als naar een ADHD-patiënt: soms onder de indruk van de energetische stroom, soms doodmoe van de nutteloze krachtpatserij. Zwagerman overspeelt zijn hand met name in het middendeel van de bundel, waarin gaandeweg duidelijk wordt dat 'vastklant R.' uit de T-Mart-gedichten en de geïnterneerde Roeshoofd dezelfde persoon zijn: een shoplifter die in T-Mart 'tweemaal een al uitgepakte stoornis / bipolair plus stevig geprijsde psychose' ontvreemdt.
Maar ook wie de verbale overdaad te veel is, stemt Zwagerman, de uitbaters van de T-Mart gelijk, tevreden: bij 'Roeshoofd hemelt' zit een cd waarop cabaretier Hans Teeuwen een kwart van de gedichten voorleest. Niet alleen zijn selectie uit de bundel is uitstekend, ook zijn voordracht is dat: de Roeshoofd-gedichten reciteert hij gelaten, de T-Mart-poëzie extatisch - maar zonder te vervallen in het hyperventilerende vuurspuwen van zijn cabaretshows. Dat zou ook dubbelop zijn bij zoveel taalgeweld. Met een soortgelijk vermogen tot dosering had Zwagerman zijn voordeel kunnen doen, maar voor de rest niks dan lof voor deze poëzie die on-Nederlands maatschappijkritisch, barok en gedurfd is. Driek van Wissen rijmt niet toevallig op 'vergissen'.