Review: Michael Cunningham - Stralende dagen
Zeven jaar geleden scoorde Michael Cunningham (zaterdag 1 oktober te gast op Het Andere Boek) wereldwijd met 'De uren', waarvoor hij zich liet inspireren door leven en werk van Virginia Woolf. De roman werd bekroond met meerdere prijzen en, met de hu...
Zeven jaar geleden scoorde Michael Cunningham (zaterdag 1 oktober te gast op Het Andere Boek) wereldwijd met 'De uren', waarvoor hij zich liet inspireren door leven en werk van Virginia Woolf. De roman werd bekroond met meerdere prijzen en, met de hulp van Nicole Kidman en Julianne Moore, ook knap verfilmd. In zijn nieuwe roman, 'Stralende dagen', (Prometheus) hervat Cunningham de succesformule van 'De uren': opnieuw bouwt hij een roman rond drie plots die zich afspelen in verschillende periodes, opnieuw gebruikt hij een spilfiguur uit de literatuurgeschiedenis als rode draad. Helaas is het resultaat dit keer maar voor tweederde geslaagd.
Niet Virginia Woolf maar de visionaire Amerikaanse dichter Walt Whitman is de centrale figuur in 'Stralende dagen'. Deze negentiende-eeuwse profeet werkte zijn leven lang aan zijn enige, grootse, allesomvattende dichtbundel: 'Leaves of Grass'. Flarden van dat meesterwerk duiken te hooi en te gras op in Cunninghams boek: zijn personages gooien ongecontroleerd Whitman-verzen de wereld in, vaak zonder zelf te weten wat ze ermee aanmoeten.
De drie novelles die samen 'Stralende dagen' vormen, spelen zich allemaal af in New York, en hetzelfde trio hoofdpersonages komt telkens terug: een sterke vrouw, een misvormde jongen en een knappe man. 'In de machine', het openingsverhaal, is een ghost story die zich afspeelt tijdens de industriële revolutie. Een achterlijke jongen neemt in de fabriek de plaats in van zijn broer, die er door een machine is verpletterd. Soms gaat het verhaal wat de dramatische toer op - kleine jongen gaat ten onder aan de industriële maatschappij - maar de sfeer is erg beklijvend. De tweede novelle, 'Kinderkruistocht', is een psychologische thriller in het 'post 9/11'-tijdperk. Een zwarte politieagente krijgt af te rekenen met een bende kinderen die optreden als zelfmoordterroristen. Ook hier is de sfeerschepping sterk: de herkenbare vage dreiging van een terreuraanslag grijpt naar de keel. Bovendien staat de ontknoping garant voor een eersteklas kippenvelmoment, en worden er enkele pertinente vragen gesteld over onze houding tegenover terroristen.
In 'Zoals schoonheid', de slotnovelle, raakt Cunningham jammerlijk de trappers kwijt. Een titanium skelet met een mensenhuid slaat samen met een buitenaards wezen op de vlucht, omdat de staat besloten heeft alle 'semi-robots' te elimineren omdat ze 'een onwelkome complicatie vormen in het denken over de onsterfelijkheid van de ziel'. Helaas: de personages zijn oppervlakkig, de filosofische gedachten even opzichtig als overbodig. Doodzonde dat een intrigerende roman na tweederde strandt in de clichés van derderangs sciencefiction.