Review: Roger Waters - The Wall Live
(Kei)goed, (mega)fout, mooi, lelijk, waar, vals, kunst, kitsch; een omhelzing van vijfendertigduizend zielen, een fluim in vijfendertigduizend gezichten: ‘The Wall Live’ was het allemaal, zaterdag, in Werchter. En aan het einde won Roger Waters.
Dat was in 1979 wel anders. Nog voor de dubbelaar ‘The Wall’ verscheen, laat dat jaar, was Pink Floyd ertegen te pletter gelopen – de opnames hadden hun onderlinge gewapende vrede definitief versjteerd. En de gelijknamige liveshow in ’80 en ’81, waarin tussen groep en publiek een muur werd opgetrokken, mocht dan grensverleggend zijn, hij vrat ook geld: na haltes in vier steden werd de handdoek in de ring geworpen. Toen Roger Waters, de vroedman van ‘The Wall’, het spektakelstuk in ’90 eenmalig opvoerde nabij de gevallen Berlijnse Muur, had hij Pink Floyd al verlaten. Het leek zijn laatste hoeraatje – terwijl David Gilmour, Nick Mason en Rick Wright de miljoenen bij mekaar bleven harken, met zijn songs.
'Wat je ook beweert over ‘The Wall’, vanuit welke hoek je ‘m ook bekijkt, ‘The Wall’ wint.'
Maar: zijn afspraak met de eenentwintigtste eeuw zou Waters niet missen. Terwijl Gilmour en Mason leven van pijp en slippers, en Wright even dood is als Floyds vroegste roerganger Syd Barrett, bereist hij de wereld met ‘The Wall’, en sloopt daarbij alle records. Eerst in zalen (waaronder twee Sportpaleizen) en nu ook in de openlucht. ‘Hemel - eindelijk een terrein op mijn maat,’ kon je lezen tussen de regels van het vooruitgestuurde persbericht. Waarin statistieken voorts bewezen waarom een grotere ‘Wall’ een bétere ‘Wall’ is, en waarin de artiest droogjes besloot: ‘It’s really good.’ Nou, Roger, dat wilden wij nog weleens zien.
In Werchter waren we er algauw aan voor de moeite (vanaf het eerste akkoord van opener ‘In the Flesh?’ eigenlijk al, we schrijven het met rode kaken) en bleek vooral dit: wat je ook beweert over ‘The Wall’, vanuit welke hoek je ‘m ook bekijkt, ‘The Wall’ wint.
Je kan, bijvoorbeeld, mopperen over de manier waarop Waters de zaak herijkt heeft. ‘The Wall’ belichaamt niet langer de allerindividueelste sores van Roger Waters, de getormenteerde rockster van zesendertig, maar de universele boodschap die hem als zeventigjarige oorlogswees op de been houdt: ‘No more war!’ Die werd er in Werchter met de voorhamer ingemokerd: bloed, tranen en WikiLeaks-clips spatten van de als canvas dienende bakstenen, terwijl de zanger geen vraag stelde (‘Mother, should I trust the government?’) zonder, voor alle zekerheid, het antwoord te geven (‘No. Fucking. Way’). Maar voor zich in je hoofd de zin ‘Is dit er niet heel ver óver?’ kan vormen, ben je al voor de bijl gegaan. Natuurlijk was het over the top - anders zou het ‘The Wall’ niet meer zijn.
Je zou het haast vergeten, maar als ‘The Wall’ in 2012 wérkt, als hij dagenlang in je kan blijven voortzingen, is dat nog altijd aan de muziek te danken. Die behoort tot het beste en meest gevarieerde wat deze zomer al op Werchter geserveerd is. Stadionbombast (‘Run Like Hell’), operette (‘The Trial’), zijdezachte folk (‘Goodbye Blue Sky’): Waters’ elfkoppige band draaide er zijn hand niet voor om – een extra diepe buiging voor zanger Robbie Wyckoff en gitarist Dave Kilminster, die samen Dave Gilmour deden vergeten. Ja, wij hadden ook wel door dat Waters niet alles live zong: hij had vroeger al geen klok van een stem, en vandaag huist in zijn strot hooguit een roestige fietsbel, maar het doel mocht de middelen heiligen. De gulle laatste lach was voor hem - anders zou het ‘The Wall’ niet meer zijn.
Het was verschrikkelijk. Het was geweldig. Het was verschrikkelijk geweldig.
Het moment
‘Another Brick in the Wall, Part 2’, waarin vijftien Belgische kinderen uit kansarme gezinnen het koor uit de song kwamen vertolken - dansend met opa Roger en de Meester, een metershoge marionet, jennend - was alles wat rock-‘n-roll moet zijn. Plus: voorzien van een nieuwe, louterende coda, opgedragen aan Jean Charles de Menezes.