Review: Sonic Youth - Washing Machine
Bij wijze van introductie, twee typerende anekdoten uit mondo Sonic Youth: jarenlang en tot grote wanhoop van organisator Perry Farrell weigerde de groep op het hippe reizende rockfestival Lollapalooza te spelen, omdat ze het een veel te commerciële bedoening vond. 'Een alternatief festival dat volledig uitverkocht is nog voor de affiche bekend wordt gemaakt deugt niet,' oordeelde SY-opperhoofd Thurston Moore niet helemaal onterecht.
Afgelopen zomer stond Sonic Youth echter wél op Lollapalooza. De groep was gevraagd als topact en dat vonden ze zo'n absurd idee dat ze prompt op het aanbod ingingen. Met de smak geld die ze eraan overhielden konden ze trouwens een leuke studio bouwen.
Anekdote nummer twee (de laatste, beloofd!): vorig jaar vroeg R.E.M. (net als Neil Young grote SY-fans) of Sonic Youth niet het voorprogramma wilde verzorgen op een luik van hun wereldtournee. Ze zegden toe, maar wilden - om de draak te steken met de muziekindustrie én omdat ze het gevoel hadden dat de stijgende faam van de groep hun creatieve vrijheid bedreigde - niet optreden onder de naam Sonic Youth. De nieuwe groepsnaam zou Washing Machine worden. Omdat zowel R.E.M. als de SY-entourage hen voor gek verklaarden lieten ze het plan in laatste instantie varen. Thurston Moore heeft er naar eigen zeggen nog altijd spijt van.
Het zegt niet alles, maar wel heel véél over de unieke positie die het Newyorkse viertal in de rockwereld inneemt. Sonic Youth blijft een stelletje gepatenteerde dwarsliggers, roekeloze spookrijders op de drukke rock 'n' roll-autostrada, een groep die eeuwig en altijd zijn zin zal doen en daarbij een uiterst verkwikkend - want almaar zeldzamer wordend - je m'en foutisme aan de dag legt. Honden in het kegelspel zijn het, en wie hen tracht te muilkorven mag rekenen op een stevige knauw.
Die houding voert Sonic Youth al meer dan tien jaar naar onverkende muzikale gebieden: gejaagd door de beeldcultuur willen wij ons bij hun muzikale actieterrein wel eens een post-apocalyptisch decor voorstellen, een grauwe en kille vlakte, platgeschroeid door de meedogenloos feedbackende gitaren van Thurston Moore en Lee Ranaldo. Met elke nieuwe elpee hebben ze in dat landschap een stukgespeelde gitaar in de grond geplant, als teken dat ze er geweest zijn.
'Washing Machine' (de herkomst van de titel hoeven we niet meer uit te leggen) is nummer dertien in de rij. Voor de opnamen ervan trok Sonic Youth of all places naar Memphis, Tennessee, de stad waar ooit op een maanloze nacht de rhythm & blues en de rock'n'roll werden geboren. Sonic Youth in Memphis: het klinkt alsof een delegatie van de Ku Klux Klan ter inspiratie ('Wordt er hier de laatste tijd nog wat opgehangen, ja?') een geleid bezoekje komt brengen aan het Centrum Voor Racismebestrijding en Gelijkheid van Kansen. Tel daarbij de recente gezinsuitbreiding van ons favoriete rockpaar Kim Gordon en Thurston Moore op, en de vrees was niet helemaal ongegrond dat er dit keer een rootsy, gezinsvriendelijke, naar was en strijk en verse kinderkak ruikende SY-plaat van de band zou rollen.
Men weze gerustgesteld: op 'Washing Machine' zitten de gitaren weer stevig ingeplugd, krassen en kribbelen ze als vanouds en wordt er weer hoogst oneerbiedig met dertig jaar rockgeschiedenis omgesprongen. 'Becuz', het aan een gezellig pingelende gitaar opgehangen 'Unwind' of 'Skip Tracer', waarin Lee Ranaldo hardop mijmerend tegen een busraam geplakt zit, zijn in wezen mooie popsongs die, voor ze op band werden gegooid, aan de Freddy Krüger-behandeling werden onderworpen: refreinen worden middels vlijmscherpe gitaren ruw aan flarden gereten; de onderbuik van de song wordt onder hol gelach opengekerfd en steevast gulpt er een dikke vormeloze massa noise naar buiten.
In dat opzicht worden op deze elpee overigens weer een paar grenzen verlegd: Kim Gordons bas bleef tijdens de opnamen vaak werkeloos in de hoek staan, in het merendeel van de songs speelt zij gitaar (weliswaar door haar basversterker) waardoor je dit keer drie gitaren in gespreide slagorde tegen mekaar hoort opschreeuwen. Niet zelden met verbluffend resultaat. Het op bijna tien minuten afklokkende titelnummer (komt, nu onze keukenwekker het begeven heeft, handig van pas wanneer wij zin hebben in een hardgekookt eitje) begint halverwege zeer fraai te ontbinden; de song spreidt als een olievlek uit en vervluchtigt dan langzaam in waaiers van perfect gemanipuleerde noise: Sonic Youth op zijn beste.
Hetzelfde kunstje wordt opgevoerd in het aan de SY-klassieker 'Expressway to yr Skull' herinnerende en zeer mooie 'The Diamond Sea', een dromerige liefdeshistorie, Romeo en Juliet in een vuil t-shirt gestoken en verplant naar Beavis & Butthead-land. Thurston Moore zet zijn minst ironische stem op, de groep laat de song freewheelenderwijze tot een noise-epos van twintig minuten aanzwellen en weet het al die tijd nog boeiend te houden ook. Een absoluut hoogtepunt, samen met het hartverwarmende 'Little Trouble Girl', een parlando-song (dochter roept moeder aan) met de onnavolgbare Kim Gordon in de hoofdrol en de haardvuurstemmen van Kim Deal en Memphis-legende Lorette Velvette in het achtergrondkoortje. Men hoort de onzekerheid en bange dromen van alle jonge, nog niet aan hun eerste beha toezijnde meisjes in. En als het even meezit een potentiële radiohit, al zullen ze daar bij Sonic Youth niet om malen.
Volgens de wetten der natuur - hun leeftijd schommelt rond de veertig - zouden de leden van Sonic Youth allemaal met een forse midlife crisis moeten worstelen, maar ze maken nog steed muziek die vitaler en jonger klinkt dan wat veel schreeuwerige twintigers ervan bakken. Eeuwige teenagers zijn het, bij wie de acné op de ziel zit en ook een rockgroep die we - nu 'eigenzinnigheid' en 'punkrock' door allerlei apen wel eens met groen haar en gescheurde jeans worden verward - harder dan ooit nodig hebben. Alvast één goeie reden om 'Washing Machine' in huis te halen. Wedden dat Neil Young 'm al heeft?