Review: Tindersticks - Tindersticks (2nd Album)
Stellen dat de Tindersticks wat droef te moede zijn, is een bewering van dezelfde strekking als 'Barry White heeft een zwak voor de vrouwtjes'. Zo te horen zitten Stuart Staples, Neil Fraser, Dickon Hinchcliffe, Al Macauley en Dave Boulter niet allee...
Stellen dat de Tindersticks wat droef te moede zijn, is een bewering van dezelfde strekking als 'Barry White heeft een zwak voor de vrouwtjes'. Zo te horen zitten Stuart Staples, Neil Fraser, Dickon Hinchcliffe, Al Macauley en Dave Boulter niet alleen in de put, maar heeft iemand ook nog eens het deksel erop gegooid. Met hun sfeervolle, merg noch been sparende debuut 'The Tindersticks' stormden ze met stip binnen in het klassement van Meest Melancholische Popgroep, een categorie waarin de competitie minstens even vinnig is als in die van Strafste Lookadem in Frankrijk. Een niet geringe prestatie. Men moet tenslotte van goede huize komen om na één plaat al meteen schouder-aan-schouder te worden geplaatst met, ik noem lukraak een paar namen: Tim Buckley, Leonard Cohen, Nick Cave of Scott Walker, stuk voor stuk kampioenen in het bedenken van de soundtrack bij de condition humaine. Met de opvolger - de geestelijke met dienst was vast beschonken, want hij heeft hem net als zijn voorganger 'Tindersticks' gedoopt - is het niet anders.
Ze klinken nog steeds alsof ze niet meer weten van welk hout pijlen maken: treurwilg, pijnboom of kreupelhout? Dat trieste Timber! heeft waarschijnlijk ook als voornaamste grondstof voor het bescheiden Tindersticks-instrumentarium gediend. Misschien dat ze er daarom zo behoedzaam mee omspringen. Heel, héél spaarzaam wordt het aangewend, soms wordt het bijgesprongen door een zingende zaag, een voorzichtig aangetikt Glockenspiel of, heel af en toe, een strijkje. Het is een krenterigheid die een volstrekt unieke sound oplevert. David Lynch zou hen vast casten als een goedkoop lounge combo dat in een leegstaande kathedraal repeteert. Hoofdman Stuart Staples zingt als vanouds alsof hij reeds op de rand van zijn sterfbed zit en alleen nog zijn pantoffels moet uittrekken vooraleer voorgoed te gaan liggen. Woorden worden slechts schoorvoetend prijsgegeven, alsof het dikke druppels stroop zijn die traag uit zijn mond druppen. Soms zou je zweren: Bryan Ferry, maar dan vlak nadat hij te horen kreeg dat Jerry Hall het met Mick had aangelegd.
Absolute hoogtepunten zijn 'My sister', een tragikomisch verhaal waarin een zuchtje naïeve sixties pop is binnengeslopen, en 'Travelling light', een ingetogen maar daarom des te hartverscheurender duet met Carla Togerson van The Walkabouts. Heathcliff en Cathy, eindelijk verenigd. Bij gebrek aan een comfortabele stoel zitten wij in zak en as bij 'Seaweed' en 'Snowy in F sharp minor', songs die het niet slecht zullen doen op een lijkwake. Hierna moeten we even bijtrekken met 'A night in', waarvoor we snel in een kamerjas schieten want we bevinden ons in een schaars verlicht, best gezellig boudoir. Op het salontafeltje staan een paar bellen cognac, in de hoek staat een strijkje discreet te strijken en vanachter een dikke wolk sigarenrook houdt iemand staande dat het leven geen pretje is. Niemand spreekt hem tegen.
Soms laten ze het hoofd wat te diep hangen. 'Singing' is een nogal flauwe instrumental en 'Cherry Blossoms' en 'Sleepy song' zijn qua melancholia gewoon te veel van het goede, songs die dringend een naamkaartje aan hun grote teen moeten krijgen. Maar laat dat de, euh, pret niet drukken. Tindersticks heeft een fantastisch mooie tweede cd gemaakt. Lemmings storten zich massaal in zee.