Revue Lanoye: 'Verzengend koudvuur'
Ik stel voor dat Geeraerts' meesterwerken, in aanwezigheid van onze koninklijke familie, integraal worden voorgelezen in 2017, bij de heropening van het Afrikamuseum.
'Valt 'Back Venus' inderdaad te betrappen op racisme, geweldverheerlijking, platte pornografie, bedenkelijke Afrika-kitsch en malle koloniale nostalgie?'
Het was nog maar 1967 — het Jaar van het Schaap en de Zesdaagse Oorlog, het jaar dat Armand ‘Ben ik te min?’ zong en dat Jacques Brel stopte met zingen — toen Jef Geeraerts doorbrak met de knal van een uitbarstende vulkaan, dankzij ‘Gangreen 1 – Black Venus’, een boek dat het eerste deel zou vormen van een cyclus naar het voorbeeld van Geeraerts’ grote mosterdmaker Henry ‘Tropic of Cancer’ Miller, die in 1930 in een brief aan een kennis een credo neerpende dat Geeraerts’ motto zou worden: ‘I start writing tomorrow — first person, uncensored, formless, fuck everything.’
LAWINE VAN VRAGEN
Maar genoeg tijdkaders en couleur locale! Laat ik hier en nu, en dik twee maanden na Jefs dood, aangaande ‘Black Venus’ de pertinente vragen stellen zoals ze, indachtig de geest van het boek, gesteld díénen te worden, dat wil zeggen: op de man af en in lawinevorm.
Valt deze roman inderdaad te betrappen op racisme, geweldverheerlijking, platte pornografie, bedenkelijke Afrika-kitsch, malle koloniale nostalgie? Op lachwekkend machismo, ontroerende liefdesuitingen vol tederheid, orgiastisch beschreven waanzinsnachten, koortsachtige zelfdestructie? Op puntgaaf toegepaste technieken van New Journalism en verbluffend poëtische beschrijvingen van mens en tropisch landschap? Op snobistisch gepoch met vuurwapens, luxeproducten en snelle wagens in het hartje van de bush? Op losse handjes, tot bloedens toe, jegens volwassen vrouwen? Op diepgaand seksueel verkeer met minderjarige meisjes, de jongste van hen amper 10? Op snoeverig drankmisbruik, koket hasjiesjgebruik, mateloze zelfverheerlijking, mateloze zelftwijfel, zielig zelfmedelijden, beklemmend zelfinzicht? Op mishandeling van ondergeschikten en willekeurige Congolese burgers, vooropgesteld dat ze zwart zijn, ‘neger’ worden genoemd en een grote bek opzetten tegen wie niet zo wordt genoemd? Op gratuite mishandeling van verdachten, uitgevoerd in de functie van politierechter en assistent-gewestbeheerder? Op het bagatelliseren van het moorddadige en uitbuitende karakter van een koloniaal bestel, ongeacht de eigen rol erin? Op het fel aanklagen van datzelfde bestel, alsook de hypocriete rol van nonnen, zwartrokken en zichzelf? Op het verduisteren van overheidsgeld, het plegen van overspel, het verbaal misbruiken van de wettige echtgenote, het verwaarlozen van de eigen kinderen en het niet afkeurend beschrijven van militaire strafexpedities die tot over de rand van ‘oorlogsmisdaden’ gaan? Alsook, en niet eens tot slot, op het onverdoofd slachten van exemplaren van enkele inmiddels bedreigde diersoorten, in toentertijd al strafbare jachtexpedities?
Reken maar van yes. Zo luidt het antwoord op alle bovenstaande vragen. Ze maken in hun woeste tegenstrijdigheid, en samen met een weergaloos pulserende schrijfstijl, de kern en kracht uit van een boek dat, samen met zijn opvolger ‘Gangreen 2 – De goede moordenaar’, tot het beste, het meest confronterende en het meest relevante behoort dat ooit in onze letteren en vér daarbuiten is verschenen.
Maar daarmee is de kous niet af.
CRIME DE LA CRIME
Het achterplat van mijn pocketeditie (Manteau, 1993) herhaalt wat twee maanden geleden opnieuw klakkeloos opdook, bij ieder in memoriam. ‘Black Venus werd door de rechterlijke macht in beslag genomen en weer vrijgegeven.’ Je ziet dan voor je geestesoog de vrachtwagens al wegdenderen, geladen met tienduizenden gewraakte exemplaren; je ziet zwetende en om zich heen spiedende boekhandelaren die hun smokkelvoorraadje onder de toonbank aan kapitaalkrachtige ingewijden offreren.
De feiten zijn simpeler. Ik ken ze dankzij de blog van Jan Lampo – zoon van Hubert. Na een klacht tegen onder meer ‘het bekende voorlichtingsboek ‘Variaties’ van Oswald Kolle’ stapt de Brusselse politie af bij boekhandel Corman. Misschien waren de agenten enkel uit op onderhoudend leesvoer om de tijd te doden tijdens het schaduwen van Brusselse vastgoedcriminelen. Ze namen hoe dan ook ‘voor nazicht en onderzoek’ één exemplaar mee van zowel die ‘Variaties’ als van ‘Ik, Jan Cremer’, de Kamasutra, ‘The Life and Adventures of Miss Fanny Hill’ (een pornoboek uit 1748) en ‘Gangreen 1 – Black Venus’, dat een paar weken eerder nog was bekroond met de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Proza.
Deze ‘inval’ leidde tot vermakelijk gekibbel in het parlement, inclusief een onbedoeld smakelijke tirade tegen álle zedenverwildering – ‘gevaarlijker dan de oorlog in Vietnam!’ Dat was de haast dagelijkse uitval van de toenmalige minister van Justitie, de socialistische moraaljockey Alfons Vranckx, die zich ook al tegen het Rode Boekje voor scholieren had gekant, wegens ‘zedenbedervend en subversief’! Verdere actie bleef echter uit, de vijf meegenomen boeken werden geretourneerd, al dan niet beduimeld en vlekvrij.
Het gemak waarmee desondanks de mythe rond ‘de confiscatie van een prijsboek’ ingang vond, zegt veel over een tijdperk waarin de seksuele revolutie eindelijk losbarstte en waarin – laat daar geen misverstand over bestaan – wel degelijk inbeslagnames, invoerverboden en vervolgingen plaatsgrepen. Je kon als auteur of regisseur al veroordeeld worden als je drie lelijke blote mannen op de scène zette onder de noemer ‘Ziehier de Heilige Drievuldigheid’. Tegenwoordig word je afgeslacht als je een voorstelling maakt zónder lelijk naakt of blasfemie.
Noopt dat tot nostalgie? Tot prettig terugverlangen naar vervolging? Reken maar van noppes. Ik gun het uitgevers en rechthebbenden dat ze nog steeds hun brood verdienen met wat moedwillige hysterie verpakt als blurb. Maar de overdreven focus op alleen maar de seks, alsook het blijvende gegniffel om wat niet eens een échte censuurrel was, dreigen de ware betekenis te verlullebroeken van het meesterwerk dat ‘Black Venus’ is.
En dat is pas echt een crime.
RESERVAAT MET VLOKKIG ZAAD
Valt er, in deze tijden van alomtegenwoordige internetporno, sowieso nog eer te behalen met aangebrande anekdotes? Ik dacht het niet. Toch tapte zelfs de pientere, altijd aimabele Adriaan van Dis uit dat vaatje in De Morgen, kort na Geeraerts’ overlijden: ‘Mijn exemplaar valt nog steeds open op de pagina’s waarbij ik me aftrok. Een waanzinnige indruk liet het na.’
undefined
'Ik zou willen weten wat Vincent Kompany vandaag de dag van 'Black Venus' vindt. Of nee: wat zijn vrouw Carla Higgs ervan vindt, a venus in her own right'
Van Dis’ ontboezeming zal wel aan de vraagstelling hebben gelegen. Het overzichtsartikel, van de hand van de nochtans onvolprezen Rik Van Puymbroeck, ging ook nu méér over de geslachtelijke bevrijding van de algehele Nederlanden dan over de diepgang en de veelzijdigheid van Geeraerts’ oeuvre. Andere tappers van dienst: Walter van den Broeck, André Van Halewyck, Julien Weverbergh, Walter Soethoudt... Allemaal bejaard, mannelijk en blank, en allemaal herinneringen ophalend aan die heerlijk steelse uren, lang geleden, met in de linkerhand een boek en in de rechter hun nog ongerimpelde fluit.
Ik had liever gelezen wat Vincent Kompany vandaag de dag van ‘Black Venus’ vindt. Of nee: wat zijn vrouw Carla Higgs ervan vindt, a venus in her own right. Of nee – Chika Unigwe! Nigeriaanse van geboorte, doctor in de literatuurwetenschap, voormalig CD&V-gemeenteraadslid in Turnhout, thans woonachtig in the States, auteur van ‘De zwarte messias’ en winnaar van de Wole Soyinka Prize, één van Afrika’s meest belangrijke literaire onderscheidingen, nog wel met ‘On Black Sisters’ Street’ – een werk dat alle kenmerken van New Journalism draagt en dat nota bene handelt over Nigeriaanse hoeren in de Antwerpse Zwarte Zusterstraat.
Ik miste inzichten van zowat al onze intellectuelen die jong en/of vrouwelijk en/of gekleurd zijn. Olivia Rutazibwa, Nadia Fadil, Rachida Lamrabet, Naima Charkaoui, Mano Bouzamour, Fikry El Azzouzi, Naema Tahir... De kans is klein dat zij en ik het eens raken over Geeraerts, nog kleiner is de kans dat zij het onderling eens worden. Lekker! Maar waar waren ze? Wie ging op zoek naar hún kijk op een boek dat zich niet afspeelt in Europa en waarin de meeste personages gekleurd, jong en/of vrouwelijk zijn?
Congo is, minstens in naam, onafhankelijk sinds 1960. De Vlaamse literatuur, haar kritiek op kop, is nog steeds een zichzelf in stand houdend reservaat. Een nostalgische schutkring van rukkende oude mannen, ikzelf hier en nu inbegrepen. Al te blind voor de wereld van vandaag, door het verschoten zaad in onze ogen. En dat zaad blijft vanzelfsprekend vlokkig wit.
TURKS FRUIT/ BAD LIEUTENANT
Laten we niettemin nog een poos verwijlen bij oude blanke mannen en hun prestaties. ‘Turks fruit’, de schandaalroman van Jan Wolkers, verscheen twee jaar na ‘Black Venus’, en ‘Ik, Jan Cremer’ verscheen in 1965. Aan beide werd haast routineus gerefereerd na de dood van Geeraerts. Het spijt me zeer, maar ze kunnen alleen al qua stijl niet tippen aan ‘Black Venus’. En wat hebben ze inhoudelijk gemeen, behalve alweer een voor die dagen vrijmoedige lustbeleving?
Cremer en Wolkers schreven yummy rebelse boeken vanuit het oogpunt van de eeuwig jonge snaak, die tegelijk artistiek begaafd en koppig volks is, aantrekkelijk en weerbarstig, charmant en bruut. Ciske de Rat in spijkerbroek. Indien dat Stijfkopje íéts correctiefs verdient, af en toe, is het een pak slaag, vanwege zijn uit de hand gelopen branie. Verder blijft hij in se een herkenbare jongen van stavast, met een gouden hart, een onvermoeibare pik en schilderijen die nauwelijks zouden verkopen indien hij niet via de letteren naam had gemaakt.
De ik-figuur van ‘Gangreen’ is een getrouwde man die het puberdom allang heeft verruild voor de algehele verrotting van zijn ziel. Daardoor is hij niet de spiegel van een toekomst, hij is de drager van een vergaan tijdvak. De gelukkige slaaf van een koloniaal en stervend bestel dat hem privileges gunt die hij tegelijk haat en doodnormaal vindt. Werd hij buiten deze romancontext betrapt? Hij kreeg geen pak slaag, maar een celstraf. Hij is de bad lieutenant uit de film van Abel Ferrara, maar dan gesitueerd in het Congo van vlak voor de uitbarsting van de onafhankelijkheid, met haar politieke moorden, manipulaties, stammenconflicten, uitroeiingen, verkrachtingen, represailles, ziektes en buitenlandse bemoeienis... ‘Heart of Darkness’ van Joseph Conrad revisited. Maar dit keer huizen Marlow en Kurz in één en dezelfde zieke, overmoedige, waanzinnig pompende borst.
Deze Marlow/Kurz is niet op vrijersvoeten op de Amsterdamse Wallen of in artistieke coterieën; hij is in overheidsdienst, in een ver en complex continent, in een land zonder al te veel communicatie, en daar maakt hij vaak schaamteloos en soms schuldbewust misbruik van. Op elk gebied, en er is niemand die hem stopt. Zijn vrouwen sterven niet aan een hersentumor, ze worden gebeten door mamba’s, of terwijl ze een buitenechtelijk kind baren dat – misschien, misschien ook niet – door hem verwekt is. Deze Dr. Jeckyll/Mr. Hyde is vitalistisch en morbide tegelijk; hoogopgeleid, maar hanig als een bokser; onveranderlijk superieur en ingebeeld primitief. Hij kotst geen burgermanstafels onder bij de bekrompen ouders van zijn lief, hij laat zich integendeel door de vader van zijn nieuwste concubine in de watten leggen op een manier die hij bij zichzelf nog als ‘lokale traditie’ kan verkopen – ‘Hier zijn mannen tenminste nog echte mannen!’ – maar die teert op corruptie en ontering. Dit alles naar het bon mot van Oscar Wilde: ‘Everything in de world is about sex except sex. Sex is about power.’
BESLUIT
‘Gangreen’ is wat zijn titel zegt te zijn. De drift erin heeft niets te maken met joie de vivre of maatschappelijke bevrijding. Ze is lust vermomd als gele koorts in het laatste stadium, vomito negro, geladen met woede en wanhoop, schuld en overmoed, onlesbare begeerte en dito walg, en ze is zoveel groter dan die van slechts één assistent-gewestbeheerder. Ze is, zeg maar, ‘van ons’. Niet eens de Belgman, maar de Belgman als metafoor voor de westerling tout court.
Zonder dat grotere kader van kolonialisme en continentale krachten gaat de epische stijl van Geeraerts loeien en irriteren. Deel 3, over zijn beklemmende jeugd, lijdt daar al onder. Deel 4, ‘Het zevende zegel’, over zijn stukgelopen huwelijk, is een dusdanig gênante afknapper dat ik iedereen afraad het te lezen. De arena is te klein, de betekenis te eenduidig, het doelwit te klein, het lijden van de hoofdpersoon ongeloofwaardig en pompeus.
Het laatste interview met Geeraerts, in dit eigenste blad, was dan weer ijzingwekkend vanwege zijn eenzaamheid, meelijwekkend door zijn verwardheid, bloedstollend door zijn flegma oog in oog met de dood. Toch was ik blij dat Jef, die ik jaren geleden leerde kennen als een erudiete, attente, bijna lieve man – in nagenoeg alles het tegendeel van zijn romaneske alter ego – wat gas leek terug te nemen wat zijn uitlatingen in een tv-reportage van vijf jaar geleden betrof. Hij bezocht toen Congo voor het laatst en voor het eerst sinds lang. Mét de vreugde kwamen oude reflexen en gedachten boven. Zonder ironie: ‘Negers werken alleen als je ze van de zweep geeft.’ Aanbevelingen van die strekking. En herinneringen aan een medewerker die de kunst van het geselen had geperfectioneerd. Bij elke zweepslag liet het vlees eronder los, met meer pijn als gevolg. Echo’s uit een verleden tijd...
Wie de echte Jef was, wist hij zelf niet altijd, vrees ik. Maar hoe die tijd was? Een impressie daarvan kun je krijgen dankzij de meesterwerken waarin hij zichzelf ensceneerde, al dan niet natuurgetrouw. Mijn voorstel is dat ze niet alleen in canons en cursussen terechtkomen. Het beste eerbewijs zou zijn dat ze, in aanwezigheid van de internationale pers en onze koninklijke familie, integraal worden voorgelezen in 2017, bij de heropening van het Afrikamuseum – ons vroegere koloniale museum in Tervuren. Voorafgegaan door de paternalistische toespraak die koning Boudewijn hield op de Congolese onafhankelijkheidsdag in 1960. En afgerond met de striemende antwoordspeech van premier Patrice Lumumba, die hij met de dood zou bekopen, niet lang daarna.
Gewoon: een paar teksten na elkaar. Voor de goede verstaander en zonder verder commentaar. ‘Uncensored, formless, fuck everything.’