BOEK★★★½☆
Richard Powers bezit de gave om zo zintuiglijk te schrijven dat de verhalenwereld zich aan je ontvouwt in scherpere details dan de echte wereld
In ‘Verwilderd’, de nieuwe roman van Richard Powers, voedt Theo Byrne, een astrobioloog die op zoek is naar buitenaards leven, zijn hoogsensitieve zoon alleen op. Robins levensdoel bestaat erin de aarde, en dan vooral de flora en fauna, van de ondergang te redden. De jongen is briljant en nieuwsgierig, maar ook bijzonder opvliegend, met als gevolg veelvuldige vechtpartijen op school. Hij lijdt bovendien aan een soort klimaatnihilisme. Zo beargumenteert hij dat naar school gaan geen zin heeft. Als de wetenschappelijke voorspellingen kloppen, ‘is alles al dood voordat ik mijn middelbare school heb afgemaakt’. Robin krijgt een experimentele therapie die doet denken aan de Netflixserie ‘Maniac’ en Spike Jonzes film ‘Her’: hij kan plots praten met een gedigitaliseerde versie van een overleden familielid. Op ethisch vlak is de behandeling uiterst twijfelachtig, maar het gaat Richard Powers niet om wetenschappelijke geloofwaardigheid, wel om wat die behandeling ons kan vertellen over onszelf, als wezens die met één been in het verleden en één been in de toekomst staan.
Robin krijgt diagnoses als ADHD en autisme, maar vader Theo wil daar niks van weten. Voor hem is het leven zelf een spectrumstoornis en ‘elk van ons trilt in die eindeloze regenboog in zijn eigen unieke frequentie’. Een barokke manier om de dagelijkse problemen van mensen op het spectrum weg te wuiven, al kan het nog erger: ‘Mijn vrouw zou wel hebben geweten hoe ze met de dokters moest praten,’ zegt Theo. ‘Niemand is volmaakt, zei ze altijd. Maar goh, wat schieten we allemaal prachtig tekort.’ Plak het op een ondergaande zon en het lijkt wel een Facebook-omslagfoto.
Ook elders schaatst Powers op het randje van de kitsch – pogingen tot emotionaliteit zonder diepgang – zoals wanneer iemand over Robin zegt: ‘Hij is aanstekelijk. Een virale vector. We voelen ons allemaal gelukkiger als hij er is.’ Maar we bedekken dat mierzoete Amerikaanse sloganisme even met de mantel der liefde, want de schrijver doet wel degelijk iets intrigerends: hij combineert ecologie, technologie en de onbreekbare band tussen een vader en een zoon, die allebei weten hoe het is om zo anders te zijn dat je evengoed van een andere planeet zou kunnen komen. Net zo interessant is de immense generatiekloof die onder de oppervlakte van het boek gaapt. Theo kijkt weg van de aarde, op zoek naar andere werelden in de kosmos, terwijl Robin zijn blik op de aarde richt: hij maakt tekeningen van dieren om geld in te zamelen voor het klimaat.
Richard Powers is op zijn sterkst als hij de verwondering weergeeft die zich van de mens meester maakt als hij de natuur in al haar verpletterende glorie aanschouwt. Hij bezit de gave om zo zintuiglijk te schrijven dat de verhalenwereld zich aan je ontvouwt in scherpere details dan de echte wereld, en dat zonder bombastisch te worden. De natuur is hier een ademend schepsel vol onontdekte geheimen in het sprokkelhout, een geest die zich aan de mens openbaart in een bruisende rivier, ritselende bladeren, de duikvlucht van een vogel tijdens valavond – we gaan er zowaar zelf van dichten.
‘Verwilderd’ is, op een paar schoonheidsfoutjes na, een bijzonder boek dat voer voor boeiende discussies biedt. Voor alles stelt Powers de empathie centraal in ons denken over het klimaat. Een werk waar elke boomkaplustige beleidsmaker nederig stil van zal worden.