coronacrisisafrika
Rituele besnijdenis in Oeganda onder druk door corona: ‘Een jongen moet laten zien dat hij een man is’
In Oeganda wordt jongensbesnijdenis als een rite de passage gevierd, in het bijzijn van een grote menigte. Maar om corona tegen te gaan, is nog maar een handvol omstanders toegestaan. Tot woede van het Bagisu-volk. Een jongen moet toch laten zien dat hij een man is?
‘Wie denkt ons groepsgedrag te kunnen stoppen, is hartstikke gek’, zegt Joseph Wojambuka met pretoogjes achter zijn leesbril. De 61-jarige dorpsleider in Sonoli sluit zich demonstratief aan bij een menigte die uitbundig danst op het hypnotiserende ritme van traditionele trommelgeluiden. ‘Natuurlijk komen we bijeen!’, roept Wojambuka tussen twee slokjes zelfgestookte bananenjenever door. ‘We vieren tenslotte het besnijdenisseizoen!’
Het ritueel verwijderen van voorhuiden bij jongens van een jaar of 18 vormt het onbetwiste hoogtepunt van de culturele agenda in Sonoli, een verzameling lemen huisjes en houten stalletjes langs een aarderode weg op de flanken van Mount Elgon, een uitgedoofde, dichtbegroeide vulkaan bij de grens tussen Oeganda en Kenia. Wie hier een volwassen man wil worden, moet ten overstaan van tientallen dorpsgenoten zijn broek laten zakken en zonder een spier te vertrekken de messentrekkerij rond zijn geslachtsdeel doorstaan, coronaverbod op grote groepen of niet.
‘Een besneden man kan een gezin beginnen, in zijn eigen huis, met zijn eigen akker’, zo legt Wojambuka het belang van het ritueel uit. De herinnering aan zijn eigen besnijdenis, in 1976, maakt hem nog altijd enthousiast: ‘Het deed zo veel pijn dat ik het nooit meer vergeet!’
Machetes
Om het coronavirus tegen te gaan, staat de Oegandese overheid bij besnijdenissen nog slechts een handjevol omstanders toe. De corona-uitbraak lijkt in Oeganda erg mee te vallen, er zijn ongeveer 7.800 besmettingen en 77 doden geteld, maar de uiterst geringe hoeveelheid testmiddelen maakt het wel moeilijk om in te schatten hoever het virus werkelijk om zich heen grijpt. Dus promoten de autoriteiten het ‘wetenschappelijk besnijden’, in kleine gezelschappen dus.
Dat de door de overheid gewenste besnijdenisaanpak niet erg aanslaat bij de Bagisu, de bevolkingsgroep van Wojambuka, met op en rond Mount Elgon meer dan 1,5 miljoen mensen, bleek onlangs in een dorpje in de buurt van Sonoli. Vier agenten probeerden een drukke besnijdenisceremonie te stoppen, waarna ze door boze bewoners met machetes het ziekenhuis in werden geslagen.
Daad van verzet
Voor Wojambuka voert geweld wat te ver, al kan hij de woede wel begrijpen. De politici die in Oeganda de lakens uitdelen, organiseren namelijk zelf wél drukbezochte bijeenkomsten, zo stipt hij fijntjes aan. Het gevoel dat gewone mensen oneerlijk worden behandeld, leeft in bredere delen van Oeganda, waar president Yoweri Museveni en zijn familie en vrienden al 34 jaar aan de macht zijn. Ritueel besnijden wordt zo haast een daad van verzet: ‘Wij laten ons niet stoppen’, zegt Wojambuka vastberaden.
Zijn gelijk valt te zien naast een huisje van leem in Sonoli, waar tientallen mannen samendrommen om een besnijdenis gade te slaan. Met kapmessen, stokken en hamers dagen de mannen een zwetende jongen uit om flink te blijven. Haast niemand lijkt zich zorgen te maken over corona, al draagt één van de omstanders een mondkapje dat is gemaakt van een bananenblad.
Ontblote voorhuid
Het ritueel voltrekt zich snel: nadat de jongen met opengeritste broek en stevig op elkaar geklemde kaken tegenover een man met een glinsterend mes is gaan staan, trekt de man de ontblote voorhuid stevig naar zich toe en haalt hij uit. De jongen geeft geen krimp, hij wordt toegejuicht en op zijn schouders geslagen.
Op dat moment komt er een pick-up truck vol met politieagenten en soldaten aanstuiven. ‘Geen groepsvorming!’, blaft een agent door een megafoon. De menigte vlucht dan al uiteen, de besneden jongen strompelt met een van de pijn vertrokken gezicht weg. Hij ziet nog net hoe de man die hem onder handen heeft genomen er met zijn bebloede voorhuid vandoor gaat.
Wojambuka spreekt zijn teleurstelling over de chaotische taferelen uit in een bananenplantage waar hij dekking heeft gezocht. Hij zegt dat grote groepen broodnodig zijn, bijvoorbeeld om jongens tegen te houden die uit angst voor het mes de benen willen nemen.
Immense groepsdruk
Een eindje verderop vertelt een familielid van Wojambuka, de 25-jarige ingenieur Mathew Magomu, juist blij te zijn met het uiteendrijven van groepen. Niet dat Magomu zich zorgen maakt over corona, nee, het gaat hem om de immense groepsdruk die er rond de besnijdenisceremonies heerst. Hij is daar op tegen, en zo bezien komt het verbod op groepsvorming eigenlijk niet slecht uit.
‘Geen kind zou zich gedwongen moeten voelen’, verklaart Magomu – die zelf als jongeman werd besneden. Dat de sociale druk rond de besnijdenissen letterlijk erg ver kan voeren, blijkt uit voorbeelden van weglopers die tot in de hoofdstad van Oeganda, zo’n 300 kilometer verderop, achterna worden gereisd. Als ze eenmaal zijn gesnapt, worden ze ter plekke aan het mes onderworpen. Een klein, maar groeiend aantal goed opgeleide jongeren uit de omgeving van Mount Elgon wil met dergelijke praktijken niks te maken hebben.
Stuurse blikken
Magomu wijst ter illustratie naar Denis (17) en Titus (18), twee van zijn verwanten die voorafgaand aan hun besnijdenis van morgen alvast naar de plek zijn gekomen waar volgens de traditie straks hun bloed de grond moet raken. Zwijgend en met stuurse blikken inspecteren Denis en Titus naast de graven van hun grootouders in Sonoli hun rituele kralen en met schelpen versierde, koeienlederen riemen. Magomu, met een zucht: ‘Je ziet gewoon hoe bang ze zijn.’
Denis en Titus zeggen dat ze helemaal niet bang zijn, al klinken de broers niet erg overtuigend. Denis fluistert met gebogen hoofd dat hij ‘enorm’ naar zijn besnijdenis uitkijkt. Titus lispelt hoe ‘ontzettend jammer’ hij het zou vinden als de politie de besnijdenisceremonie stopzet. Hun oom – de traditioneel ingestelde Wojambuka – vergroot de druk door te zeggen dat Denis en Titus zich dapper dienen te gedragen.
Magomu ziet het hoofdschuddend aan. Hij wil in de toekomst zijn eigen zoons wel van hun voorhuid laten ontdoen, maar dan in een ziekenhuis, zonder vertoon. ‘Ik kies voor de middenweg. Met een klinische besnijdenis laat ik zien dat ik mijn cultuur nog steeds respecteer.’
Geen dapperheid
Deze opmerking is tegen het zere been van Wojambuka. Hij ziet tot zijn droefenis hoe steeds meer ouders hun zoons in klinieken laten besnijden, een trend die zich voordoet in het hele land: Oegandezen blijken gevoelig voor het argument dat verwijdering van de voorhuid de lichamelijke hygiëne vergroot en het risico op hiv-besmettingen verkleint. Wat mensen vaak over de streep trekt, is dat de overheid de ingrepen gratis aanbiedt.
‘Maar een medische ingreep heeft niks te maken met dapperheid’, klaagt Wojambuka. ‘En hoe weten we of een jongen in een ziekenhuis wel echt wordt besneden? Soms controleren we zo’n jongen na afloop gewoon op straat, dat is hier geen misdaad.’
Bezoek aan de geesten
Na dit betoog is het tijd voor een bezoek aan de geesten. Ongeveer twintig mannen uit de familie van Denis en Titus stemmen in een nabijgelegen woud hun voorouders gunstig door twee hutjes van takken en olifantsgras te bouwen, een kip te onthoofden en een mondvol maïsbier rond te sproeien. ‘Denis en Titus moeten hier morgen ook hun eer betonen’, legt Wojambuka uit. ‘De geesten kúnnen dan besluiten dat de jongens lafaards zijn. In dat geval zul je zien dat Denis en Titus wegrennen van hun besnijdenis.’
Als de dag des oordeels begint, slijpt Ayubu Wetaka nog een laatste keer zijn messen. ‘Ik voel van binnen niks als ik iemands voorhuid afsnijd’, kondigt de 70-jarige ‘chirurg’ alvast aan met een uitdrukkingsloos gezicht. ‘Ik doe dit al 44 jaar.’
Kokend water
Een veelgehoorde zorg rond de besnijdenissen is het risico op lichamelijke complicaties, maar volgens Wetaka loopt dit wel los. Nou vooruit: als overenthousiaste toeschouwers hem per ongeluk omver duwen, kan zijn mes bij een jongen ‘in zijn lies verdwijnen’, zegt hij, maar zoiets gebeurde ‘lang geleden’ voor het laatst. Infecties probeert Wetaka te voorkomen door zijn messenset na elke ronde te ontsmetten in kokend water. Al wil hij het ook weer niet te ingewikkeld maken: ‘De voorhuiden pak ik gewoon met mijn blote hand beet.’
Voordat Denis en Titus kennismaken met de vaardigheden van Wetaka, moeten ze met een wit poeder op hun blote bovenlijven twee uur door de omgeving rennen, als uitnodiging aan de rest van het dorp om mee te doen. Coronaregels tellen niet, blijkt opnieuw: honderden dorpelingen trekken al dansend en zingend langs de heilige plek van de voorouders en langs akkers, plantages en riviertjes. Een man met een flinke baard en lange haarextensies komt voorbij in een blauwe jurk.
Wekenlang herstelproces
De processie eindigt bij Wetaka, die zonder dralen Denis en Titus van hun voorhuid ontdoet. De broers geven geen kik. Denis zakt vijf minuten later wel in elkaar van de pijn, maar gelukkig mag hij met Titus in een huisje van gedroogde modder gaan liggen, buiten het zicht van hun nieuwsgierige dorpsgenoten. Voor de broers begint een wekenlang herstelproces: hun geslachtsdelen worden straks ingesmeerd met kruiden waaraan een helende werking wordt toegedicht.
Hun oom blikt tevreden terug. ‘Ik ben trots op Denis en Titus’, zegt Wojambuka. Hij is ook blij dat vandaag de politie en het leger niet kwamen opdagen met hun coronapatrouilles. Waar was deze bewegingsvrijheid eigenlijk aan te danken? Wojambuka knipoogt en zegt: ‘We hebben ze smeergeld gegeven.’
(VK)