Robert M. Pirsig, auteur van 'Zen en de kunst van het Motoronderhoud' is overleden
Eén van mijn helden is de Amerikaanse schrijver Robert M. Pirsig (67), auteur van het meeslepende ‘Zen and the Art of Motorcycle Maintenance’, dé bijbel van alle hippies, en het zo mogelijk nog rijkere ‘Lila. Een onderzoek naar zeden’.
undefined
'Als ze met palmtakken beginnen te zwaaien en Hosanna! te roepen, is het tijd de stad te verlaten. Want in de achtergrond staat je kruis al klaar'
(Dit interview verscheen in Humo 2859 van 22 juni 1995)
‘Zen’ wordt algemeen beschouwd als een hoogtepunt in de naoorlogse Amerikaanse literatuur; er werden al meer dan 4 miljoen exemplaren van verkocht en het boek wordt nog steeds in grote oplagen herdrukt. Het is één van die boeken die je na lezing gezuiverd en gesterkt achterlaten.
‘Zen’ brengt het verhaal van een Professor filosofie die op zijn zoektocht naar waarheid en moraliteit geobsedeerd raakt door het begrip Kwaliteit: volgens hem is Kwaliteit de grote stuwende kracht van de wereld en van het leven, de basis van alle moraliteit. Zijn obsessie met Kwaliteit, en het onbegrip dat hij daarbij ontmoet, voert de filosoof naar een mentale instorting die eindigt in een gekkenhuis. Via een reeks elektroshockbehandelingen wordt hij weer aan de gewone maatschappij ‘aangepast’ en genezen verklaard. Om hiervan te bekomen maakt hij met zijn zoontje Chris en een bevriend koppel een motortocht door het Amerikaanse Westen. Stilletjesaan duiken de spookbeelden uit zijn verleden weer op onder de vorm van de geest van Phaedrus, symbool van de man die hij vroeger, vóór zijn instorting, was. De idealist is nog niet helemaal dood…
In ‘Lila’ (verschenen in 1991) schrijft Pirsig vervolgens zijn Metafysica van de Kwaliteit.
De narratieve elementen in dit boek zijn veel minder talrijk en boeiend, maar de filosofie is des te rijker. Ook hier duikt Phaedrus weer op, dit keer als eenzaam zeiler op de waterlopen van de Oostkust. In een kleine haven leert Phaedrus de vergane schoonheid Lila kennen. De lotgevallen van Phaedrus en Lila worden door Pirsig gebruikt als illustratie van zijn Metafysica van de Kwaliteit. Hierin is Kwaliteit niet alleen het blind beleven van de vrijheid (zoals in ‘Zen’ beschreven en door de hippies meteen aan de borst geklemd), maar ook de aloude traditionele plichtenleer zoals die door de oude Victorianen werd beleefd.
Echte Kwaliteit is een eeuwig samenspel tussen dynamische en statische kwaliteit. Volgens Pirsig hebben de jaren zestig zeer veel dynamische Kwaliteit gegenereerd, terwijl de statische patronen grondig werd verwaarloosd.
Wellicht is nu de tijd gekomen om een stap terug te zetten en ons weer over de traditionele waarden te buigen.
Van 24 tot 29 mei was Robert Pirsig te gast op de Einstein meets Magritte-conferentie van de VUB.
Hij hield er een lezing over - u raadt het al - zijn Metafysica van de Kwaliteit.
En dus heb ik drie dagen en evenveel avonden in Brussel naar geleerd exposés over de chaostheorie en de quantummechanica zitten luisteren, met in mijn achterhoofd slechts één melodie: Pirsig-Pirsig-Pirsig. En die zie ik mezelf de laatste dag - enkele uren voor zijn afreis - op de grote man toelopen en hem met bijna fysieke dwang naar de interviewstoel leiden. Wendy Pirsig kijkt tandenknarsend toe. Quantumbolleboos en initiatiefnemer professor Diederik Aerts legt een gretig oor te luisteren, Jean-Pierre Rondas van Radio 3 schakelt zijn bandopnemer in.
HUMO De naam Pirsig klinkt Europees. Kwamen uw voorouders uit Europa?
PIRSIG «De Pirsigs stammen uit Duitsland, maar daar werd thuis nooit over gesproken. Mijn Europese voorouders waren arme loonarbeiders die nog met zwepen werden geslagen. Eén keer per jaar kregen zij een varken, maar dat slachtten ze niet; ze verkochten het om te kunnen sparen voor hun overtocht naar Amerika. Ze waagden de oversteek en omstreeks 1870, misschien 1880 en vestigden zich als boeren in het zuiden van Minnesota.»
HUMO Uw vader moet een streng man zijn geweest.
PIRSIG «Hij was enorm veeleisend, op het wrede af. Als kind lieten mijn ouders mij bijvoorbeeld dieren slachten want ze vonden dat ik harder moest worden en niet als een sissie mocht opgroeien. Ze waren bang dat ik te soft zou worden. Ze wisten hoe hard het leven kon zijn, en ze vonden dat ik voorbereid moest zijn.
»Mijn vaders jeugd was hard en armoedig geweest. Het was bijvoorbeeld zijn taak om hout naar zijn schooltje te slepen en de kachels aan te maken. Hij moest dat hout van drie uur ver aanslepen: iedere winterochtend stond hij op om vijf uur en liep dan met enkele bundels hout de hele weg naar het schooltje dat in één tochtige kamer gehuisvest was.
»Wel, vanuit dat tochtige klasje heeft mijn vader zich opgewerkt, via het college tot de universiteit. Hij volgde rechten en studeerde af met de hoogste cijfers die daar ooit zijn behaald. Hij specialiseerde in Harvard en kwam terug als professor in de rechtsgeleerdheid. Als je naar Minnesota gaat kan je geen advocaat vinden die mijn vader niet bewondert. Hij heeft de wetten van de staat Minnesota herschreven, hij was adviseur aan het nationale hooggerechtshof in Washington.
»Maar voor mij was die strenge, krachtige vader een nachtmerrie. Want ik… ik was het zwarte schaap, de verloren zoon die zo graag artiest wilde worden.
»Tegelijk was mijn vader een wonderlijk man. Ik kàn hem niet bekritiseren, nog altijd niet; ik ben trouw als een soldaat aan hem, ik hang nog altijd aan hem vast. En toch kon ik mét die vader niet overleven. Het enige wat ik mij van mij jeugd kan herinneren is dan ook de voortdurende vraag: ‘Wanneer kan ik hier eindelijk wèg? Wanneer zal ik eindelijk mijn vrijheid vinden?»
HUMO U hebt getracht dit in Indië te vinden, waar u Hindoe filosofie ging studeren.
PIRSIG «Ja. Daar begon voor mij de bevrijding uit de val van de loodzware Europese traditie die mijn familie mee naar Amerika had genomen.»
J.P. RONDAS «Was Minnesota ook een letterlijke, geografische val? »
PIRSIG «Minnesoata is een val voor iedereen (lacht). Ik ging naar India om mijn horizon te verbreden. Ik wist op dat ogenblik gewoon dat er iets grondig verkeerd was met Amerika. En Amerika wist dat er iets zwaar fout was met mij (lacht). Ik vertrok in 1950, en mijn familie en kennissen hadden geen enkel begrip voor wat ik deed. In hun ogen as het een volledig verkeerde, roekeloze daad. Pas tien jaar later - toen het leek of heel Amerika zoals ik begon te denken - ontdekte men dat ik zoiets als een zeer vroege hippie was geweest.
»In ‘Zen’ heb ik gewoon mij eigen persoonlijke gedachten neergeschreven, en dat bleken opeens de eigen, persoonlijke gedachten van iederéén te zijn. Ik raakte iets aan dat overal leefde, in ieders gedachten en verbeelding. Ik had nooit gedacht dat het op zo’n grote schaal zou aanslaan.»
HUMO ‘Zen’ vertelt het verhaal van een man die op zoek gaat naar de waarheid en daarbij zijn vleugels verbrand: hij stort geestelijk in , wordt opgenomen in een kliniek voor geesteszieken en wordt behandeld met elektroshocks. Kunt u zich nog het ogenblik herinneren waarop voor u de dingen echt verkeerd begonnen te lopen?
PIRSIG «Het liep al verkeerd van in het embryo, vanaf de conceptie (zenuwachtig lachje) Er was geen specifieke gebeurtenis, het was één lange kruisweg van misverstanden, één accumulatie van slechte ervaringen. In ‘Zen’ vertel ik bijna letterlijk wat er gebeurd is.»
HUMO Het is dus een zo goed als zuiver autobiografisch verhaal?
PIRSIG «Ja, een bijna letterlijk verslag van mijn vallen en weer opstaan. Het was mijn manier om mijn vrijheid te veroveren voor de autoriteiten en de vastgeroeste denkpatronen aan te vallen.»
HUMO Een dieptepunt in die periode was de aanval van catatonie die u op een dag kreeg, en die er oorzaak van was dat u in een krankzinnigengesticht werd gestopt.
PIRSIG «Het liep gewoon altijd verkeerd met mij. Ik had een pad voor mij uitgestippeld, darma, een plicht, een opdracht. Darma is het belangrijkste woord in het sanskriet. Darma is niet de opdracht die de maatschappij je geeft; het is de opdracht die opborrelt uit het Zelf. Niet het kleine zelf maar the big self, het super-ego. Mijn darma lag al vast vóór ik op de wereld kwam.
»Toen ik amper vier was, zei mijn grootvader al: ‘Der Robert ist ein Wunderkind’. Hij was enorm trots op mij, hij zag mij als een schitterend kind, zo veelbelovend! Ik was een enorm goeie performer; ik kwam al op de radio toen ik zeven, acht jaar was, waar mij moeilijke vragen werden gesteld over literatuur en kunst en religie. In ‘Lila’ beschrijf ik in het kort het leven van William James Sidis, een wonderkind met waarschijnlijk het hoogste intelligentiequotiënt dat ooit werd geregistreerd. Wij leefden niet ver van zijn huis.»
(Sidis kon op zijn vijfde talen vijf spreken en Plato in het Grieks lezen. Op zijn achtste slaagde hij voor zijn toegangsexamen voor Harvard, maar hij moest tot zijn elfde wachten voor hij werkelijk werd toegelaten. Op zijn zestiende studeerde hij cum laude af en haalde 19 keer de voorpagina van de New York Times. Maar later bracht het wonderkind er niets meer van terecht. De pers keerde zich tegen hem, hij werd voortdurend belachelijk gemaakt en bij zijn vroege dood omschreven als ‘iemand die ondanks zijn enorme talenten nooit iets belangrijks had gerealiseerd’.)
HUMO U hebt een IQ van 170. Sidis van meer dan 190, zo wordt beweerd.
PIRSIG «Misschien wel 300 (lacht). Hij was wellicht de meest briljante geest die er ooit is geweest. En plotseling, op een bepaald ogenblik in zijn leven, zei hij goodbye en hij deed nooit meer iets. Hij weigerde nog nuttig te zijn voor de gemeenschap. Met een IQ van god-zal-het-weten! Wel: ik weet hoe hij zich moet hebben gevoeld. Ik wéét wat voor druk op hem werd uitgeoefend; druk om te presteren, druk om te tonen wat je in je mars hebt, te laten zien wat je écht kunt, aan de verwachtingen te beantwoorden. Want het lijkt toch of iemand met zo’n hoog IQ gewoon voorbestemd is om grootse dingen te verwezenlijken. Wel, bij Sidis werd het dus niéts. Of toch: hij dacht: ‘Het grootste wat ik kan doen, is de voorbestemdheid bréken. Niét aan de verwachtingen beantwoorden.’ En dat deed hij.
»Sidis’ leven was zeer ongelukkig. En de enige reden waarom mijn leven een ietsje gelukkiger verloopt, is dat ik niet zo intelligent ben als hij. Het is het probleem van de al te hoge intelligentie; het probleem van de remmende voorsprong.
»Sidis had de keuze: zijn drama gebruiken, of het weggooien. Ik tegenover mijn darma ook. En ik kwam in een crisis omdat ik mijn darma, mijn opdracht wilde vervullen, maar de gemeenschap mij dat blijkbaar niet wilde toestaan. Ik diende bij de universiteit mijn opvattingen over Kwaliteit in, maar men wees me af: ‘Voor dat soort dingen is geen plaats, hier. Wij onderwijzen dat niet.’ Ik was ten einde raad, ik kon niet meer. Ik zag hoe het zou moeten zijn, maar de obstakels waren niet te overwinnen. Zo belandde ik in handen van de psychiatrie.
»Toen ik daar weer uitkwam, werd mij verteld dat ik zou moeten leren mij aan te passen. Ik zei: ‘Okay, you got me Ik zàl mij aanpassen. Ik bind in!’ Maar in mijn hart bleef de onrust woekeren. Ik paste mij aan voor de vorm, maar inhoudelijk blééf ik dwarsliggen. De man die ‘aangepast’ uit het psychiatrische hospitaal kwam, de man die geleerd had hoe hij zich aan moest passen, dat is de verteller van ‘Zen’. En hij vertelt het verhaal van de man die hij vroeger was, die gek is geworden en die hij nu haat. En die geest begint opnieuw op te duiken in zijn dromen, hij wordt sterker en sterker en sterker, en op het einde neemt hij de ‘aangepaste’ persoon weer over.»
HUMO Het was dus allemaal niet metaforisch bedoeld? Het was gewoon de waarheid?
PIRSIG «Ja, natuurlijk. ‘Zen’ handelt over schizofrenie, en ik wàs schizofreen.»
HUMO De hippies hebben ‘Zen’ meteen tot hun bijbel gemaakt. Gedroeg u zich in die jaren ook als een hippie?
PIRSIG «Neenee. Ik was vooral een voorloper van het hippie-ideeëngoed, niet van hun stijl. Ik droeg niet eens jeans (lacht). Toen de eerste hippies op het toneel verschenen, kwam ik net uit de psychiatrische inrichting. Ik trachtte er per se niét als een hippie bij te lopen, ik wilde er goed gekleed uitzien en een job vinden en mezelf conformeren en een gezin stichten. En toen zag ik tot mijn grote verwondering hoe in de jaren zestig alle dingen waarover ik zo diep had nagedacht en die mij in mijn fatale crisis hadden gedreven, langzaamaan gemeengoed werden en uiteindelijk uitmondden in een geweldige vloedgolf die de geest van de zeventien voortbracht. Ik ben duidelijk te vroeg geweest. Als ik tien jaar later zou zijn geboren, was mijn leven veel gelukkiger en gemakkelijker geweest. Maar dan had ik wellicht ‘Zen and the Art of Motorcycle Maintenance’ nooit geschreven.»
RONDAS «Het boek verscheen in 1974. Maar wanneer hebt u het geschreven?»
PIRSIG «Ik begon eraan in 1968 en heb er uiteindelijk vier jaar aan gewerkt. Vervolgens heeft het nog twee jaar geduurd voor ik een uitgever vond. De eerste twee jaar was ik van m’n vak technisch schrijver van computerhandleidingen voor Rand Univac. Ik ging naar mijn werk en trachtte daar ’s middags een uur of twee te slapen, met mijn hoofd op mijn bureau. Terug thuis nam ik drie slokken whisky en een gele slaappil en trok naar bed. Om middernacht stond ik op, waste mij, en begon te schrijven tot het ochtendgloren. En dat dag na dag, week na week, jaar na jaar. Later leende ik van een vriend een kantoor in Lake Street, een van de smerigste buurten van Minneapolis. Daar schreef ik bijna constant.
»Eerst had ik ‘Zen’ opgezet als een filosofisch traktaat maar na een tijdje stelde ik vast dat het niet werkte. Toen maakte ik een motortrip met mijn vriend John Sutherland en zijn vrouw Sylvia, en toen dacht ik: die reis zou een prachtige achtergrond kunnen zijn voor mijn filosofie. Ik begon het verhaal in die richting te herschrijven, en toen bleek het wel te werken. Zo bleef ik nog eens twee jaar bezig, tot ongeveer 19740. Het ging niet meer. In een opwelling gooide ik alles weg: het werk van twee jaar! Ik dacht: las je over Kwaliteit wilt schrijven, moet je zelf ook Kwaliteit leveren! En je moet boven alles eerlijk zijn ten aanzien van jezelf, van je boek en van je principes. Toen heb ik drie maanden niet meer geschreven. Ik dacht: dit is het einde van mijn schrijverscarrière.
»Later begon ik opnieuw te schrijven, en toen was het alsof een soort automaat de zaak van mij overnam: het boek wist wat het wilde worden en begon zijn eigen lied te zingen.
»Wat het boek zo sterk maak, is dat de verteller volledig op de achtergrond staat en naar het einde toe zo goed als verdwijnt. Je kan hem nergens vinden. Eigenlijk vertelt het boek zijn eigen verhaal.»
RONDAS «Hoe kwam u aan het beeld van die motorfiets?»
PIRSIG «Voor ik instortte, had ik een vliegbrevet. Eens uit het krankzinnigengesticht ontslagen, wilde ik weer gaan vliegen. Maar toen bleek dat als je één keer geestesziek bent geweest, je in de USA voor de rest van je leven geen vlieglicentie meer kunt krijgen. Zo kwam ik uit op de motorfiets: een bike geeft je ongeveer dezelfde sensaties als een sportvliegtuigje, en het kost ook veel minder. Op een motorfiets zie je heel veel van de natuur. Je bent overal zeer dicht bij.»
RONDAS «De motorfiets staat in het boek voor de ratio, het verstand, de rationaliteit.»
PIRSIG «Ja, ik gebruikte ‘m als een metafoor. Dat was een goede vondst. Het boek startte eigenlijk met de titel; ik geloof niet dat veel schrijvers zo tewerk gaan (lacht). Maar ik had dus die titel ‘Zen and the Art of Motorcycle Maintenance’, dat klonk enorm goed. Het begon allemaal met het feit dat John Sutherland er met zijn BMW aankwam en dat ik meteen zag dat de vooronsteking slecht afgesteld stond. We hadden daar een discussie over en ik zei ‘m dat hij moest leren zélf aan zijn motor te werken, ik gaf hem als het ware een lezing over waarom een ware motorfanaat aan zijn eigen motor diende te sleutelen, waarom ieder weldenkende mens ‘zijn eigen voorontsteking zelf moest leren afstellen (lacht).
»Maar John bleek één van die jongens die compleet geblokkeerd geraken als zij voor een technisch probleem staan. Je hebt zo van die mensen. Ik trachtte die mentale blokkering bij hem weg te nemen. We begonnen te discussiëren en het woord Zen viel, en John verwees naar het bekende boek: ‘Zen and the Art of Archery’ (‘Een en de kunst van het boogschieten). Terwijl er zwarte rook ut zijn uitlaatpijp stoomde (hilarische lach)! Toen zei ik: ‘Wat jij nodig hebt, John, is geen boek over boogschieten maar over het onderhoud van motoren. Wat jij nodig hebt is ‘Zend and the Art of Motorcycle Maintenance’! En floep, daar was die titel, en meteen ook het hele boek (lacht).
»Die titel liet mij niet meer los. Wekenlang hamerde hij in mijn hoofd. Tot ik besloot er een essay over te schrijven. Maar dat essay werd almaar groter, tot het een boek werd.»
HUMO En waar haalde u die schitterende vondst van Phaedrus, de man die de verteller geweest was, voor hij instortte?
PIRSIG « Phaedrus heb ik pas op het allerlaatste, tijdens de final draft bedacht. Ik was begonnen het hele boek nog een laatste keer te herschrijven en zat aan hoofdstuk drie toen Phaedrus opeens op de bladzijde sprong en zei: ‘Hier ben ik!’ Drieëneenhalf jaar had het geduurd voor hij op het voorplan kwam! De echte reden was: er zaten 7500 I’s in het boek, 7500 keer ‘ik’. En ‘ik’ is geen goed woord voor een verhaal: ‘ik’ deed dit, ‘ik’ deed dat. Toen dacht ik: er moet een hij zijn, en ik noem hem Phaedrus, een figuur uit het verleden, die al die I’s kan wegnemen. Dus, daar stond opeens Phaedrus, en meteen begon hij het hele boek op te eisen.»
HUMO Meteen na het verschijnen van ‘Zen’ werd u een echte beroemdheid.
PIRSIG «Dat was inderdaad zo. Overal waren de besprekingen juichend: ik kreeg een schitterende hoeveelheid roem over mij uitgestort. Maar ik zeg je, goede vriend: als men met palmtakken naar je begint te zwaaien en Hosanna! te roepen, is de tijd rijp om de stad te verlaten. Want iemand in de achtergrond is een kruis voor jou aan het timmeren.»
HUMO Het is zoals je in ‘Lila’ zegt: je kent jezelf alleen maar door de spiegels die de anderen je voorhouden. En beroemdheden krijgen van hun aanbidders meestal valse spiegels voor de neus geduwd. Spiegels die je een onwaardig beeld van jezelf geven.
PIRSIG «Precies. Je màg niet toelaten dat men je op een voetstuk plaatst, want hoe hoger men je plaatst, hoe zekerder je mag zijn dat iemand dat voetstuk weer onder je weg zal schoppen. Ik wilde dat heldendom niet. En zeker niet dat artificiële, toevallige heldendom. Wat ik écht zou willen zijn, is een intellectueel die het over quantummechanica heeft. Iemand zoals onze goede vriend professor Aerts, hier (lacht).
»Mijn IS gaat nu snel achteruit, maar ik kan aan andere mensen de fakkel doorgeven. Dat betekent niet dat ik ziek ben, mààr de oude dag komt eraan. Slechts heel weinig mensen produceren nog iets van waarde na hun zestigste. Ik denk dat ik met ‘Zen’ en ‘Lila’ iets aan de wereld heb gegeven. Of ik er ook iets me heb opgelost, moet de toekomst uitwijzen. Mooi om zien is dat ‘Zen’ na al die tijd nog altijd 100.000 exemplaren per jaar verkoopt. Dat is een teken dat het een blijver is, dat het boek geïntegreerd is in de cultuur. En wat ‘Lila’ betreft: dat boek zal zijn eigen lezers wel vinden en het zal hun méér geven dan je voor mogelijk houdt. Ik heb nog altijd iets om te geven, ik geef wat ik kan. En in die zin stap ik nu in de voetsporen van mijn vader. Uiteindelijk ben ik bij zijn waarden beland.»
HUMO De cirkel is rond?
PIRSIG «Ik denk het.»
HUMO In ‘Zen’ speelde uw zoontje Chris een mooie rol: gedurende de reis zat hij bij u achter op de motorfiets. Hij hield u overeind. Chris is nu dood, op zijn twintigste op straat vermoord. Ik weet niet of u daarover kunt praten…
PIRSIG «Chris was de enige die nog in mijn geloofde toen ik gek geworden was. De enige op de hele wereld. Als hij er niet was geweest, was ik er nooit door gekomen. Mijn god, wat heb ik mij vastgeklampt aan dat kind. (Barst in tranen uit) Ik leunde op hem als op een kruk. Het arme kind heeft enorm geleden. Ik zei: ‘Ik kan het niet aan, ik kan het niet aan!’ En Chris zei: ‘Kom, pa, ik help je er doorheen.’ Later werd Chris zelf ook schizofreen. (Snikkend) Ik kan hier niet over spreken. Ik wil zijn nagedachtenis onaangetast laten.
» (Hervat zich) Chris had die ongelooflijke loyaliteit die een zoontje voor zijn vader kan voelen. Terwijl zijn moeder tégen mij was, en zijn oudere broer, en mijn vader en moeder… Ik vroeg ooit aan Chris ‘Waarom heb je toch zoveel problemen met je moeder en je broer?’ En hij schreeuwde: ‘It’s you they’re attacking, pa. Allemaal zijn ze tegen je!’ Hij zàg het, zoals alleen een kind dat kan zien. Hij verdedigde mij door dik en dun. Wie hij verdedigde was Phaedrus, de man die ik vroeger was en die hij zich nog herinnerde uit zijn kinderjaren. Hij zag dat mijn nieuwe ‘aangepaste’ ik niet meer de vader was die ik vroeger was geweest. Hij zag dat ik hem had opgegeven, dat ik er mij had bij neergelegd en mij had geconformeerd. Op die manier had ik, door het psychiatrische verdict te accepteren, mijn eigen zoon verraden. (Weer in tranen) De vader heeft zijn ziel verkocht en de zoon is de enige die hem trouw blijft.»
Wendy Pirsig vindt dat het genoeg is geweest en maakt heftige gebaren in de richting van Robert Pirsig. Ondersteund door Wendy en Dirk Aerts wordt hij buitengeleid. Bij de deurdrempel mompelt hij ‘dat ik nu wellicht begrijp waarom hij nooit interviews geeft’. Ik antwoord dat ik mij vaak een vampier voel die niets anders kan dan andermans bloed slurpen, maar dat het uiteindelijk voor de goede zaak is, voor de lezers. Hij knikt.
PIRSIG «Nagenoeg niemand weet dat ik na het succes van ‘Zen’ enkele jaren in België en Nederland heb gewoond. Ik spreek wat Vloms, jaja (lacht). Ik heb hier alle belangrijke steden gezien. Anderhalf jaar heb ik op een woonboot geleefd, even over de grens, bij Sas van Gent. Ik heb hier zelfs een flink deel van ‘Lila’ geschreven. Ik heb enorm veel goede herinnering aan België, en bovenalles aan de hartelijkheid en de warmte van de Vlaamse mensen. Ik wil alle Vlaamse vrienden dan ook via deze weg danken.»
HUMO Dank u zeer voor dit gesprek.