Sasha Yengoyan bokst de kamp van zijn leven
Sasha Yengoyan, Armeen en bijna Belg, bokst op zaterdag 11 april de kamp van zijn leven. Uitgerekend nu is zijn mentor en manager, de man die hem ontdekte, terminaal ziek. Maak kennis met Sasha Yengoyan en zijn tweede vader, Eddy Huughe.
Eddy Huughe heeft al een paar levens achter de rug als hij op 8 april 2008 in de kantine van Club de Boxeo Martinez in Alicante een cola bestelt en Sasha Yengoyan ontdekt. Op zijn veertiende heeft Huughe zijn eerste auto gestolen, het was niet zijn laatste, uiteindelijk zou hij zelfs de tel kwijtraken. Hij heeft geld witgewassen, huizen verbouwd en professioneel op haaien gejaagd in Argentinië. Hij heeft een motorbende opgericht, is Belgisch kampioen powerliften geworden omdat hij met 310 kilo op de schouders kon hurken en weer overeind komen, hij heeft meegedraaid in het ‘Sterkste Man ter Wereld’-circuit en geslapen met tientallen vrouwen, onder wie een cheerleader van de Dallas Cowboys. Vier jaar lang is hij zelf een cowboy geweest in Dallas: met een stetson op het hoofd, Levi’s aan het gat en boots aan de voeten kroop hij achter het stuur van Porsches, BMW’s en Mercedessen die ‘klanten’ bij hem hadden ‘besteld’. Texas was maar één van de stops in zijn leven. Hij is van Gent, maar heeft ook gewoond in Leuven Centraal, aan de Costa Blanca en in het Argentijnse Mar del Plata. Sinds tien jaar is hij terug in Spanje.
undefined
'Dikke biceps en kleine poten, daar zijt ge niets mee. Polsen en vuisten moet ge hebben, dan slaat ge het hardst' Eddy Huughe
Hier is hij bouwondernemer en ook vader worden. Hij is 63 jaar en heeft een keerpunt genomen. Aan zijn Argentijnse vrouw Claudia, met wie hij al tien jaar samen is, heeft hij na de geboorte van hun kind beloofd te stoppen met ‘al die kloterij’. Niks crimineels zal hij nog doen. Hij kan het dan onmogelijk weten, maar hij zal woord houden. Zeventien jaar later is hij zelfs trots dat hij, den Eddy, in een brave huisvader is veranderd. ‘Ik ben nooit een maniak geweest. Voor het plezier heb ik het niet gedaan, het was voor het geld. En geld is verslavend.’
Eddy Huughe kan op 8 april 2008 ook onmogelijk weten wat hij in die kleine bokszaal in dat straatje van Alicante vanachter zijn cola zal zien. Hij komt gewoon een boxeurke bekijken, een toekomstige tegenstander van één van de amateurs met wie hij werkt. Huughe heeft in Spanje een oude draad weer opgepikt. Hij is boksmanager geworden. In zijn jonge jaren is hij zelf een middelmatig amateur geweest – ‘Ik hield te veel van de meiskes en de dancings’ – maar de liefde was groot. Toen Freddy De Kerpel in 1975 zijn Europese titelkamp tegen Domenico Adinolfi voorbereidde, was Eddy zijn sparringpartner en trainingsmaat: langs de Watersportbaan in Gent kon je Freddy sprintjes zien trekken met 85 kilo Eddy op zijn rug. In de jaren 80 – hij woog toen al 100 kilo – probeerde Huughe het opnieuw: hij wou prof worden en ging in Spanje trainen bij Raymond Noë, de snackbaruitbater annex boksmanager die het Martinobroodje had uitgevonden en – als je hem mocht geloven – ook Freddy De Kerpel. Weer werd het niks, weer was er te veel afleiding, maar het boksen bleef aan hem trekken. In Texas leerde hij de stiel van cutman, de man in de hoek van de ring die gekloven wenkbrauwen repareert met ijskoud metaal, vaseline en adrenaline uit een flesje. Ook in Argentinië vond je hem voortdurend op meetings en in Spanje had hij uiteindelijk zelf een zaal geopend en enkele boksers onder contract.
Voor hij het goed en wel wist, had hij een topper vast. Een illegale Armeen die door de politie uit het laadruim van een vrachtwagen was gepikt en zei dat hij professioneel bokser was. Een bevriende commissaris – een extreemrechtse hardliner die niks liever deed dan vreemdelingen het land uitzetten, maar extreem tolerant was voor buitenlanders die aan zijn lievelingssport deden – belde Huughe: ‘Als jij er iets mee kunt doen, geef ik die gast een job bij een beveiligingsfirma waar ik contacten heb en kan hij blijven. Kom eens kijken, ik denk wel dat er iets in zit.’ Huughe geloofde niet wat hij zag. Een klein ventje met armen die tot aan zijn knieën kwamen. ‘Precies een chimpansee!’ In Amerika had Huughe van een oude trainer geleerd om uit te kijken naar boksers met armen als baseballstokken. ‘Dikke biceps en kleine poten, daar zijt ge niets mee. De arm moet breder worden naar onderen toe, polsen en vuisten moeten ze hebben. Dan maakt de arm meer snelheid, dan slaat ge het hardst.’ En Lyova Kirakosyan, de chimpansee, had van die armen. Hij klopte er zo hard mee dat hij in geen tijd Europees kampioen bij de lichtgewichten werd. De regerende kampioen, de Portugees João Bento, wilde wat verdienen aan zijn titel en zocht ‘een pakketje’, een bokser met wie hij niet te veel problemen zou hebben. Na drie ronden vloog Bento ‘vijf meter uit zijn schoenen’.
Kort daarna verdedigde Kirakosyan zijn titel met succes tegen de kampioen van Groot-Brittannië. Het bracht hem 42.000 euro op en met dat geld trok hij op vakantie naar Armenië. ‘Koop er een huis mee,’ had Huughe hem gezegd, ‘da’s een goeie investering.’ Veertien dagen later stond Kirakosyan terug in Spanje. Of Eddy hem geen 1.000 euro kon lenen? ‘Dat kalf had in zijn dorp twee weken aan een stuk een feest gegeven: wodka à volonté, elke avond een schaap aan het spit, hij had met geld gesmeten, niet normaal. En die zever bleef maar duren. Hij leefde totaal niet meer voor de sport, hij verloor zijn titel. Ik heb hem op den duur gezegd: ‘Gast, met u valt er niet te werken, ik ben alleen in serieuze boksers geïnteresseerd.’ ‘Wacht maar,’ zei Kirakosyan, ‘ik word opnieuw Europees kampioen.’’ Huughe lachte er eens mee, maar een jaar later lachte hij groen. ‘Die kleine chimpansee dééd het toch wel, zeker?’
En dáárom zit Eddy Huughe op 8 april 2008 in die kleine bokszaal in Alicante vanachter een cola te gluren naar die toekomstige tegenstander van één van zijn jongens. Huughe is zogezegd gewoon aan het scouten, maar zoals elke manager is hij voortdurend op zoek naar een goudklompje. Hij staat op het punt Kirakosyan te dumpen, maar de successen van de Armeen smaken naar meer. De jongen die hij komt bekijken, is ook een Armeen, hij is 23 en heet Sasha Yengoyan (foto links). Het eerste wat Huughe opvalt: hij kan niet boksen. Geen jab, geen uppercut, geen voetenwerk, geen dekking. Maar ook hij heeft van die baseballstokken aan zijn lijf. En als hij slaat, komt er haat uit zijn ogen en gegrom uit zijn mond. ‘Interessant,’ denkt Huughe. Hij heeft altijd al meer van vechters gehouden dan van ‘artiesten in de ring’. Wanneer Yengoyan op de bokszak begint te kloppen, weet Huughe het zeker. Hij ziet niet alleen diepe putten in het leer, hij hoort het ook: ‘BAM! BAM! BAM!’ Het klettert. Zelfs als Yengoyan vanop 20 centimeter uithaalt, klinkt het alsof de zak zal ontploffen. Het strafste van al: hij slaat met links even hard als met rechts. Veel wereldtoppers zouden een arm geven voor dat talent, bij wijze van spreken. Eddy Huughe kapt zijn cola naar binnen en denkt: ‘Dat is hem.’
Hij rijdt naar huis en belt onmiddellijk de gast die een paar dagen later tegen Sasha Yengoyan moet boksen. ‘Gij gaat nu naar de dokter om een ziektebriefje. Gij vecht niet tegen die Armeen. Begrepen?’ De bokser begrijpt het niet. ‘Omdat ge anders na die kamp naar huis zult wandelen met uw hoofd onder uw arm, dáárom. Het is een moordenaar.’
Een tikkende tijdbom
Sasha Yengoyan woont op dat moment vier jaar in Spanje. Zijn familie is al twee jaar eerder gekomen, in 2002. Arm waren ze niet, maar met de economie in Armenië schoot het niet op en vader Yengoyan, een politieagent, was het kotsbeu dat het korps na de val van het communisme in 1990 corrupter en corrupter was geworden. Collega’s van hem konden plots villa’s bouwen, maar hij weigerde te plooien. Hij begon te dromen van Australië, hij belandde in Alicante, met zijn vrouw en twee zonen. De derde zoon, Sasha, bleef in Armenië omdat hij licentiaat lichamelijke opvoeding wilde worden, maar zonder de harde hand van vader bakte hij er niks van aan de universiteit. Vrijen en drinken deed hij. Hij gaf zijn studie op, werd opgeroepen voor de legerdienst en ging dan maar zijn familie achterna.
Omdat hij vanaf zijn 13de heeft gebokst, en ook op straat veel heeft gevochten, wordt hij portier in Alicante en in Elda, een stadje waar plezier, seks, drugs, geweld en criminaliteit in die tijd vrij spel hebben, omdat de politie er niet eens meer komt. Sommige flikken zijn te bang, te lui of te cynisch om er te patrouilleren, anderen laten zich gewoon omkopen. Corruptie bestaat niet alleen in Armenië.
In Elda verzamelt elk weekend de nieuwe Spaanse vierde wereld: zigeuners, Arabieren, latino’s, Russen… De meesten haten elkaar even hard als veel Spanjaarden hen haten en iedere vrijdag, zaterdag en zondag is het prijs. Een rustige nacht bestaat er niet voor een portier, altijd moet er geknokt worden. Een reus is Sasha Yengoyan niet – 1,83 meter voor 70 kilogram – maar hij dwingt respect af omdat hij zo sterk en gek is. Van niets of niemand bang, op alles en iedereen kwaad: er brandt een vreselijke woede in hem. Eén foute blik kan al genoeg zijn, hij tikt de hele dag als een tijdbom.
‘Beetje paranoia,’ zegt hij vandaag. ‘Altijd denken: ze vinden mij niks, ze willen mij pakken.’ Hij leeft in een land waar hij de taal niet spreekt en de cultuur niet begrijpt. ‘Homo’s die kussen in een winkel?!’ Hij voelt zich voortdurend bekeken, becommentarieerd, vernederd, uitgedaagd. En: ‘Ik kwam uit Armenië. Machocultuur. Eergevoel.’
Vandaag is die agressieve Sasha spoorloos verdwenen, al jaren. Net als Eddy Huughe is hij een andere man geworden. Vraag het aan iedereen die hem kent: Sasha Yengoyan is vriendelijk, beleefd, sociaal, respectvol, geduldig, gedisciplineerd, verdraagzaam. Naar kussende homo’s kijkt hij niet eens meer om, wie uit de hoogte doet omdat hij er zo donker uitziet, negeert hij, vechten doet hij alleen nog in de ring. Hoe dát is gebeurd, begrijpt Sasha zelf niet. ‘Het is niet normaal.’ Hij is ouder geworden, en acht jaar geleden ook vader van Milena, maar dat vindt hij zelf een flauwe uitleg. De verklaring van een amateurpsycholoog van het zevende knoopsgat – die voor de kost voor Humo schrijft – lijkt hij nog de meest acceptabele te vinden: hoe meer hij zich in de ring kon bewijzen, hoe minder hij dat ook daarbuiten wilde doen. Hij denkt erover na, en zegt: ‘Ik denk wel dat dat waar is.’
La Bestia del Este
Terug dus naar dat straatje vol stof in die buitenwijk van Alicante, naar de deur van Club de Boxeo Martinez, waar het allemaal begint. Het is ondertussen al eind april 2008. Na de derde training van Sasha die Eddy Huughe is komen bekijken – ‘Ik wilde 100 procent zeker zijn’ – staat hij hem daar op te wachten. ‘Quieres un café?’ Eddy heeft een zachte stem, zijn Spaans is vloeiend, zijn accent van Gent, bijna altijd praat hij rustig. In de bar een beetje verderop zegt Eddy tegen Sasha dat hij nog nooit een bokser heeft gezien die zo hard kan slaan. Eddy gebruikt het woord ‘kampioen’. Eddy laat de naam ‘Las Vegas’ vallen. Sasha is meteen verkocht. Hij gelooft niet echt wat Huughe zegt, maar hij kan wel iemand gebruiken die hem iets geeft om van te dromen. Aan dancings gedopeerd en bezopen crapuul in elkaar slaan en af en toe een muur metselen voor een aalmoes, hij krijgt er hoe langer hoe meer een degout van.
undefined
'Ik wil met Yengoyan bewijzen dat ik meer dan één kampioen kan maken' Eddy Huughe
Huughe zegt hem nog iets waar hij geen letter van gelooft: ‘Tot ge serieus geld verdient – en dan spreek ik niet over een paar duizend euro – wil ik zelfs geen cent van u.’ Het klinkt als de grofste leugen uit de geschiedenis van het boksen – als Sasha’s broers een kamp boksten voor 300 euro, moesten ze er 200 aan hun manager afstaan – maar Huughe spreekt de waarheid. Tot vandaag heeft hij ‘geen roste frank’ verdiend aan Yengoyan. ‘Het is een hobby. En ik wil iets bewijzen: dat ik meer dan één kampioen kan maken.’
Praatjes of niet, het klikt met die Belg. Ze komen uit eenzelfde wereld, dat voelen ze zonder er woorden aan vuil te maken. Sasha trekt aan zijn sigaret en zegt tegen Eddy dat het goed is: hij komt bij hem boksen. Eddy zegt dat het niet goed is. ‘Als ge met mij wilt samenwerken, moet ge stoppen met roken, anders begin ik er niet aan.’ Sasha duwt zijn sigaret uit en zegt weer dat het goed is. Twee pakken rookt hij soms op één nacht in Elda. Eddy zal het niet weten, maar Sasha blijft roken tot hij zich een halfjaar later voor zijn eerste profkamp voorbereidt en zijn longen voelt branden als hij tien kilometer loopt.
In dat halfjaar gaat het hard. Sasha Yengoyan slaat bijna elke maand een tegenstander ko. Hij krijgt de bijnaam La Bestia del Este. Hij is goed bezig, denkt hij, maar Eddy zegt van niet. ‘Ge bokst gelijk een helikopter!’ Huughe heeft gelijk: Yengoyan zwaait wat in het wild met zijn armen en heeft geluk dat hij dat vreselijk hard kan, maar met boksen heeft het niet veel te maken. Het zal nog jaren duren voor Yengoyan consequent gebruik maakt van een jab – de plaagstoot waarmee je de tegenstander op afstand houdt en een andere slag voorbereidt. Bij de meeste boksers is het de eerste en soms ook de enige slag die ze echt beheersen. ‘Een trage leerling? Hij heeft een kop gelijk een kassei,’ zegt Huughe. ‘Ik vraag hem: ‘Let op uw jab.’ ‘Oké, Eddy,’ zegt hij. En hij keert zich om en doet gewoon weer zijn goesting, de kleine smeerlap. En zo ging dat niet honderdduizend keer, maar tweehonderdduizend keer. Met zijn dekking en zijn uppercuts was het juist hetzelfde. Ik werd er zot van en hij werd er zot van! En Sasha is nochtans niet dom, verre van zelfs. Als ge Armeens, Russisch, Spaans én Vlaams kunt klappen, zijt ge geen uil. Maar hij moest leren om met zijn verstand te boksen, en niet op instinct. En dat is moeilijk, zeker als ge op instinct alles wint.’
undefined
Sasha is nog altijd amateur als hij met Eddy naar een zigeunerkamp in Sevilla trekt. Omdat de ontvangst er niet speciaal vriendelijk is, komen veel Spaanse boksers er liever niet. Sasha is er ook niet gerust op – ‘Als ik win, snijden ze mijn kop eraf’ – maar dat houdt hem toch niet tegen om de gevreesde El Sicario (‘de huurmoordenaar’) compleet tilt te slaan. De honderden mannen met gouden oorringen en pikzwarte nektapijten die Sasha bij het opkomen nog hadden uitgejouwd, applaudisseren wanneer hij zijn armen in de lucht steekt.
Huughe weet genoeg: Yengoyan is klaar om prof te worden. Alleen: hij zegt dat niet. Hij regelt een officieuze kamp tegen een beroepsbokser en maakt Yengoyan wijs dat het een amateur is. Ook die tegenstander gaat neer. ‘Weet ge van wie ge hebt gewonnen?’ vraagt Eddy. ‘Van een prof. Ge zijt er klaar voor, jongen.’
‘Toen,’ zegt Sasha nu, ‘heb ik een knop omgedraaid.’ Hij stopt met roken, hij stopt met werken als portier, zijn leven draait alleen nog om boksen. Vanaf nu zal hij zes dagen per week trainen, ’s ochtends en ’s avonds. ‘Zoals een drugverslaafde, nooit genoeg, altijd meer.’ De hond die al sinds zijn 13de in hem slaapt, toen hij in Armenië met boksen begon, is wakker gemaakt. En de hond heeft honger. ‘Vanaf die dag had ik maar één doel: wereldkampioen worden.’
De trainer van Tyson
Zeven jaar later, op 21 februari 2015, kijkt Eddy Huughe naar Sasha Yengoyan vanachter een kop koffie in zijn woonkamer in De Pinte. Het doel van Sasha lijkt dichter dan ooit: de voorbije twee maanden kwam Huughe bijna om de veertien dagen met goed nieuws.
‘Volgens boxrec.com ben je nu nummer twaalf in de wereld.’
‘Ge kunt op 11 april boksen in Slovenië tegen voormalig wereldkampioen Dejan Zavec. Als ge die tegen de grond legt, zijn we vertrokken. En ge maakt kans: hij is 38 jaar, hij komt terug uit blessure en hij kan zijn gewicht niet meer maken, dus bokst hij voor het eerst een gewichtsklasse hoger.’
‘Als ge wint van Zavec, staan er drie Amerikaanse organisatoren klaar om een kamp voor u te organiseren. Zelfs Golden Boy Promotions uit LA, het bureau van de legendarische Oscar de la Hoya, wil u.’
undefined
undefined
'Die botkanker zit overal in mijn lijf, ik ben een vogel voor de kat' Eddy Huughe
Maar vandaag ziet Eddy (foto boven) er niet blij uit, en ook niet goed. Het was Sasha al opgevallen, de voorbije weken. Hij liep altijd warm gekleed als hij naar de training kwam kijken en ging meestal op een stoel zitten: dat deed hij nooit. Het zál toch niet dat de prostaatkanker die vier jaar geleden met succes was behandeld, terug is?
Eddy haalt diep adem. ‘Sasha,’ zegt hij, ‘het is omgeslagen in botkanker. Hij zit overal in mijn lijf, in heel mijn gebeente. Ik ben een vogel voor de kat.’
Nog nooit in zijn leven heeft Sasha zo’n uppercut geïncasseerd. Hij huilt, tien minuten aan een stuk. Eddy zit erbij en kan weinig meer zeggen, behalve dat het leven hard is en dat Sasha hem nog één plezier kan doen: die kamp in Slovenië winnen. ‘En dan een groot wereldkampioen worden, gelijk Mike Tyson, die heeft dat ook gedaan voor zijn trainer Cus d’Amato toen die er al niet meer was. Hè, jongen?’ ‘Ik doe het,’ zegt Sasha, ‘zelfs al moet ik er mijn laatste druppel bloed voor in de ring laten.’
Sasha – die op dit moment in zijn carrière enkel vooruit had moeten kunnen kijken – denkt de volgende dagen alleen maar aan de jaren die hij samen met Eddy heeft doorgebracht, aan de weg die ze samen hebben afgelegd.
Hij denkt aan 21 november 2008, zijn profdebuut in de bokszaal van Eddy in Altea. In de tweede ronde moet de scheidsrechter de kamp stilleggen: tegenstander Denis Zhyvilo weet dan al niet meer van welke Oekraïense parochie zijn ouders afkomstig zijn. ‘Ziet ge wel,’ zei Eddy, ‘tú eres el campeón.’
Hij denkt aan die eerste keer dat Eddy hem voorstelde om in België te boksen, kort nadien. Huughe is op vakantie in Gent zijn oude schoolkameraad Claude Van den Heede tegen het lijf gelopen. Die is manager van Junior Bauwens en heeft het ambitieuze plan om in de Topsporthal van Bloso een grote meeting te organiseren: het Gents Boksgala. Of Eddy in Spanje geen bokser heeft voor de affiche? Ja, dus. Sasha vindt het ongelofelijk spannend.
Hij denkt aan die 17de april 2009, zijn Belgische debuut in die grote zaal. Bauwens is top of the bill, maar Sasha Yengoyan valt ook op. Hij wint zijn kamp en meteen ook de sympathie van een pak supporters. De kenners imponeert hij niet – nog altijd te veel helikopter – maar het publiek ziet graag iemand die er serieus op los slaat en laat dat horen. Sasha voelt zich voor het eerst écht prof.
En zo rijdt die rollercoaster van herinneringen maar door.
VIDEO: de training van Sasha Yengoyan:
undefined
De grote verhuizing
Twee maanden later bokst Sasha Yengoyan in Deinze, en nog eens vier maanden later slaat hij op het tweede Gents Boksgala de eerste van elf zuivere ko’s in zijn professionele carrière. Hij zal ook tien keer met technisch knock-out winnen, gedwongen opgave van de tegenstander.
Na die derde kamp in België heeft Huughe door dat hij de carrière van Yengoyan het best hier kan uitbouwen. Er is hier iets meer geld te verdienen dan in Spanje en dat Gents Boksgala lijkt Huughe een formule die nog lang kan meegaan. Hij vergist zich niet: ondertussen zit de vijftiende editie er al op. Gecombineerd met de traditionele meetings in Izegem kan Sasha hier in een relatief rustig tempo aan een palmares werken. Zo had Raymond Noë het ook met Freddy De Kerpel gedaan: nooit in een ander land laten kampen (objectieve jury’s zijn in het boksen nog zeldzamer dan cleane coureurs in het peloton van de jaren 90) tot hij ook in België buitenlanders met naam had geklopt. Zo kweek je ervaring, zo krik je het zelfvertrouwen op én je ranking. Dus wordt Sasha een bokser met Belgische licentie en reist hij twee jaar lang op en af, tussen Alicante en Gent. Veertien kampen, evenveel overwinningen, waarvan één echt grote: hij breekt een rib van de Deen Christian Bladt, een voormalig intercontinentaal kampioen.
Sasha verblijft elke keer in hotel Dampoort, gerund door een maat van Huughe. Toeristen slapen er amper, wel Bulgaarse prostituees en mensen die – om wat voor reden dan ook – een paar dagen of weken onderdak nodig hebben. Het is er proper en rustig, iedereen is er vriendelijk, maar het is geen thuis.
In Spanje slaat ondertussen de crisis toe, ook bij Eddy Huughe zelf: prostaatkanker. Slecht nieuws, maar geen doodvonnis. Hij is er snel bij, zijn kansen op overleven zijn groot, zeggen de dokters. Maar de Spaanse ziekenhuizen vertrouwt hij niet, de bouw ligt op zijn gat, dus beslist hij zijn boeltje te pakken en voor het eerst in 24 jaar opnieuw in België te komen wonen. Hij krijgt chemo en is te ziek om bij de volgende kamp van Sasha in de hoek te staan. Giorgi Shakshuarian, de trainer van Junior Bauwens, neemt het over. Sasha bokst niet goed. Hij is het ellendige gependel strontbeu, mist zijn vrouw en dochter te vaak en beseft nu pas hoe hard hij ook Eddy nodig heeft. ‘Hij is mijn tweede vader,’ zegt hij tegen een manager die hem in die periode bij Huughe probeert los te weken.
Sasha beseft ook dat hij zijn dochter Milena in België een betere toekomst kan bieden dan in Spanje. Hij wil hier komen wonen, maar hoe gaat hij dat betalen? Spaargeld heeft hij nog altijd niet, de beurzen die hij krijgt om te boksen zijn niet eens groot genoeg voor de huur en het onderhoud van zijn gezin in Spanje, laat staan dat hij er in ons land van zou kunnen leven. En in Spanje werkt hij nog als veiligheidsagent op de luchthaven. Hoe zal hij hier aan werk geraken?
Hij heeft geluk. Een oude vriend van Eddy Huughe, Patrick Saelens van dakwerken Deplasco uit Deinze, sponsort hem nu al een tijdje en is een vriend geworden. Saelens bouwt een ruimte in zijn bedrijf om tot oefenzaaltje, laat Sasha daar eerst een tijd in een kamer wonen en geeft hem dan – wanneer zijn vrouw Karina en dochter Milena overkomen – gratis een villa in Eke in bruikleen. Hij betaalt ook zijn telefoon en zijn internet. Het is april 2012 en Sasha zal Saelens eeuwig dankbaar blijven.
Telegram van de koning
De jaren die volgen zijn relatief zorgeloos: Eddy lijkt genezen, België blijkt een goed land om te leven en Sasha blijft winnen. Eén keer verliest hij, op 28 september 2012 tegen de Rus Aslanbek Kozaev, op punten. Tien ronden lang krijgt hij tikken. Het is de enige nederlaag uit zijn carrière, de enige wedstrijd ook die hij bokst op 66 kilogram, bijna vier kilo lichter dan normaal. Maar het ging om een Europese titel en Sasha wou zo graag. ‘Bij de weging zag hij eruit als een lijk,’ zegt Huughe. ‘Hij had geen enkele kans. Maar hij had zijn les geleerd, hij bokste nooit meer als welter.’
Bij zijn volgende wedstijd is Sasha weer de oude. Stilaan is Yengoyan wél een goede bokser geworden. Nog altijd redelijk rudimentair, maar veel completer. Hij denkt nu ook na in de ring, en kloppen doet hij harder dan ooit. Zijn lijf is nu van gewapend beton, een vlechtwerk van taaie, lange spieren, helemaal anders dan de opgepompte torso’s van powerlifters, bodybuilders en boksers die vooral willen opscheppen. Zij werken alleen met gewichten, Sasha slaat met een voorhamer van 7 kilo op banden van camions, een halfuur aan een stuk, zoals ook Jean-Pierre Coopman vroeger deed. Grote spieren interesseren hem niet, hij wil sterke spieren.
Op 4 oktober 2013 dwingt hij de Franse kampioen Frank Haroche Horta met één geweldige peer tot opgave, ook al ligt hij eerst drie ronden onder. Een jaar later mag hij boksen voor de WBF-wereldtitel tegen de Braziliaan Anderson Clayton. De WBF is een kleine bond, maar hun titels zijn een goede springplank naar het grote werk. Al op de weging daags voor de wedstrijd laat Sasha zien hoe gebeten hij is. Veel van zijn tegenstanders zijn achteraf vrienden geworden, maar vóór het gevecht haat hij ze met het vuur waarmee hij vroeger ongeveer iedereen haatte. ‘Ik ga uw kop eraf trekken,’ gromt hij in het oor van Clayton. In zijn andere oor fluistert Eddy Huughe: ‘Ge schijt in uw broek van de schrik. Ik zie het.’ En toch is het Anderson die ’s anderendaags de ene vuile truc na de andere uithaalt. Kopstoten, ellebogenwerk… ‘Sasha bokst altijd sportief,’ zegt Huughe, ‘maar toen moest ik ingrijpen. ‘Als ge zo braaf blijft boksen, moogt ge uw titelke in uw valies steken.’ Yengoyan luistert, Clayton wordt zichtbaar bang en geeft in de zesde ronde op, Yengoyan is wereldkampioen.
Een week later krijgt hij een telegram met felicitaties van koning Filip.
De duiven van Tyson
Nog een week later spreek ik Sasha Yengoyan voor het eerst, omdat ik hem tot zijn volgende grote kamp wil volgen. Het is half oktober 2014, en we staan rond een uur of negen ’s avonds bij een straatlantaarn aan Boxing Club Deinze, waar hij net twee uur heeft getraind. Hij kijkt vaak weg. Het gesprek verloopt in schokken, de taal zit in de weg en ook het wantrouwen, het lijkt op een eerste ronde van een partijtje sparring. Maar opeens veegt hij de regen van zijn zwarte wenkbrauwen en met zijn al even zwarte ogen kijkt hij me strak aan, zoals boksers dat kunnen. ‘Vier maanden. Dan ik spreek goed Nederlands,’ zegt hij. Het lijkt alsof hij mij uitdaagt, maar eigenlijk daagt hij zichzelf uit. Hij weet dat er nu een héél belangrijke kamp zit aan te komen, een wedstrijd die hem in de top tien van de wereld kan loodsen, maar hij heeft geen idee waar, wanneer of tegen wie. Het kan nog maanden duren, er zijn maar weinig tegenstanders die staan te popelen om een bokser met 21 ko’s achter zijn naam aan te pakken. Dus focust Sasha op een ander doel: Nederlands leren. Boksers leven van doelen. ‘Jij zal horen,’ zegt hij, ‘ik zal kunnen.’
undefined
undefined
'Ge moogt dansen, ge moogt duiken, altijd kijkt ge recht in die koude zwarte ogen van hem, altijd ziet ge die moordenaarskop voor u' Eddy Huughe
Vijf maanden later – we hebben elkaar ondertussen vaak gezien – zitten we in de middagzon te kletsen op een terras bij de haven van Alicante. Hij heeft zijn kleine doel bereikt: zijn Nederlands is goed geworden. We hebben de voorbije drie dagen al uren gebabbeld over van alles en nog wat en hij heeft maar een keer of tien naar het Spaans moeten teruggrijpen. Spaans is zijn tweede taal, Alicante zijn tweede thuis. Hier bereidt hij zich voor op de kamp van zijn leven, hier vindt hij de focus terug die hij na het vreselijke nieuws van Eddy kwijt was. Hij traint er met een echte trainer – iets wat hij in België helaas niet doet – en zelfs met een physical coach. Samen proberen die de laatste oneffenheden uit Sasha’s boksen weg te werken: dekking, reactiesnelheid, plaatsing van lichaamsstoten.
Sasha gelooft er weer helemaal in. Een paar dagen eerder heeft hij op zijn Facebookpagina de affiche van de kamp tegen Zaveck geplaatst. De Sloveen poseert met een glimlach op het gezicht. Sasha heeft er iets bij geschreven, vermoedelijk met de hulp van een Armeense vertaalmachine: ‘We zullen het gelach dat heeft te verwijderen 100 procent.’
Dat kan maar op één manier. Sasha moet in Slovenië winnen met ko. Een overwinning op punten in het land van de uitdager is uitgesloten, dat weet iedereen die ook maar iets van boksen kent. Jury’s geven altijd meer punten aan de thuisbokser. Het is niet eerlijk, maar het is niet anders. We hebben het erover. Sasha legt zijn hand op zijn zwarte wenkbrauwen om zijn ogen te beschermen tegen de zon en kijkt me even strak aan als die avond in Deinze. ‘Technisch ko in ronde zeven of acht. Schrijf maar op.’
Hoe hij dat gaat proberen, kan ik me voorstellen. Ik heb het hem al vaak zien doen en Eddy Huughe heeft het eens goed beschreven: ‘In de eerste ronden klopt Sasha voortdurend op uw lijf, om er de lucht uit te slaan, en dan gaat hij gelijk een sluipschutter voor de ko. Dan is hij maar in twee dingen meer geïnteresseerd: in uw lever en in uw kin. Als hij u daar goed toucheert, gaat het licht uit. Dan mogen ze heel uw lijf met azijn wassen om u weer wakker te krijgen. Blijft ge toch nog staan, dan draait hij u heeltergans door de vleesmolen tot ge eruit komt gelijk een bolleke gekapt. En hij lost zijn tegenstander niet. Nooit. Hoe hij het doet, de linkaard, ik weet het niet, en hij weet het zelf ook niet, maar altijd staat hij vlak voor u in die ring. Ge moogt u draaien of keren zoveel ge wilt, ge moogt dansen, ge moogt duiken, altijd kijkt ge recht in die koude zwarte ogen van hem, altijd ziet ge die moordenaarskop voor u. Ik moet de eerste bokser nog tegenkomen die daar níét nerveus van wordt.’
‘Kun je ook verliezen?’ vraag ik Sasha.
‘Ja,’ zegt hij en weer brengt hij zijn hand naar zijn wenkbrauwen, om te wijzen naar zijn tere plek. Al een keer of tien zijn die wenkbrauwen tijdens een wedstrijd opengegaan. Ook nu, hier in Alicante, op nog geen drie weken voor de kamp, tijdens een sparring tegen een bokser bijgenaamd El Tigre de Benidorm. Een echt probleem zijn die wenkbrauwen nooit geweest: Eddy Huughe is een geweldige cutman en kreeg de wonden telkens dicht. ‘Ik ken Sasha zijn kop gelijk de binnenkant van mijn eigen hand,’ zegt hij. Maar Eddy zal er niet bij zijn in Slovenië. Eddy is er ook nu niet bij, in Alicante. Sasha heeft hem net aan de lijn gehad, maar over de wenkbrauwen heeft hij niks gezegd. ‘Eddy heeft al zorgen genoeg.’
undefined
'Als ik win, dan haal ik duiven in Armenië. En dan maak ik een tweede kindje met Karina' Sasha Yengoyan
Sasha schuift nerveus in zijn stoel. Verliezen, wenkbrauwen, Eddy die er niet is: hier praat hij niet graag over. Ik gooi het roer om.
‘Wat ga je doen als je wint, Sasha?’
Ik denk dat hij over Amerika zal beginnen, over het geld dat hij eindelijk zal verdienen, over de droom die dan wel heel dichtbij komt.
‘Dan ga ik duiven halen in Armenië,’ zegt hij.
Hij glundert, ik trek een raar gezicht, hij lacht. ‘Ik ben gek op duiven. In Armenië hebben we er met een kuif op hun kop en pluimen aan hun poten. Ze kunnen salto’s maken in de lucht, als gevechtsvliegtuigen. Als ze dat in groep doen, is het precies alsof er een machinegeweer afgaat. Zo luid! Als kind was ik bezeten van die duiven. Ik klom op daken en in bomen om ze te kunnen vangen. Echt gevaarlijk. Ik had een heel hok vol met van die beesten.’
Ik vraag of hij weet welke wereldberoemde bokser ook zo veel van duiven hield.
‘Mike Tyson. Maar hij hield van gewone duiven. Mijn duiven, die zijn niet normaal.’ Weer lacht hij.
‘Weet je wat ik ook doe als ik win? Dan maak ik met Karina een tweede kindje.’
Zaterdag, een halfuur voor de kamp begint, zal hij met een stift voorlopig alleen de naam van Milena op de tape om zijn linkerhand schrijven. Zaterdag zal hij alleen haar naam kussen. Als hij bokst, bokst hij voor haar.
Maar zaterdag zal hij ook voor Eddy Huughe boksen. De man die hem zeven jaar geleden vroeg: ‘Quieres un café?’ De man die hem anders in de kleedkamer tien keer zegt: ‘Tu eres el campeón, Sasha.’ De man die, net voor ze naar de ring stappen, één keer roept: ‘Vamos a la guerra!’ Hij zal er niet zijn. Maar in zijn hoofd zal Sasha hem wel horen. ‘Breng die gordel weer mee naar huis, jongen. Doe het voor mij.’