Boekenweek
Schrijfster Lize Spit: ‘Als schrijver ben ik eerlijker en opener dan als dochter’
Dit jaar neemt Lize Spit (35) het Boekenweekgeschenk voor haar rekening. Het is een gloedvolle novelle over vriendschap, overgave en oorlog geworden. De slotnoot van een stormachtig jaar, waarin haar moeder kanker kreeg: ‘Ik ben bang dat ik mijn mama pas zal begrijpen als ik niet meer met haar kan praten.’
Wie van 11 tot 19 maart minimaal 15 euro spendeert in de boekenwinkel, krijgt daar ‘De eerlijke vinder’ van Lize Spit bovenop, een verhaal over de vriendschap tussen de jongen Jimmy en zijn leeftijdsgenoot Tristan, die met zijn familie op de vlucht is voor de oorlog in Kosovo. De twee sluiten een hechte band, die na negentig bladzijden een wrange wending neemt.
Het Boekenweekgeschenk kent een lange en rijke traditie, die teruggaat tot 1932. Onder meer Hella Haasse, Hugo Claus en Griet Op de Beeck gingen Spit voor. De opdracht kwam trouwens gelegen, want Spit kwam het voorbije jaar menig malheur tegen op haar pad. Met als dieptepunt een slechte diagnose voor haar moeder. Die noodlottige mededeling viel samen met het heuglijke nieuws over het Boekenweekgeschenk.
BIO
Geboren in Viersel in 1988 / studeerde scenarioschrijven aan het RITCS in Brussel / debuteerde in 2016 met Het smelt, een (door Veerle Baetens verfilmde) bestseller waarmee ze prijzen wint / publiceerde in 2020 de opvolger Ik ben er niet / schreef het Boekenweekgeschenk van 2023 / is samen met de Nederlandse schrijver Rob van Essen / woont in Brussel en Oostende
Wie het Boekenweekgeschenk schrijft, moet behendig tussen krijtlijnen manoeuvreren. Je moet het allemaal gezegd krijgen in een dikke 20.000 woorden.
LIZE SPIT «Dat is best gelimiteerd, mijn romans tellen ongeveer 150.000 woorden. Ik ben gaan nadenken: ‘Welk verhaal krijg ik teruggedrongen tot een novelle van 90 bladzijden?’ Ik heb het simpel gehouden: twee personages, één locatie, geen tijdslagen.»
De eerlijke vinder speelt zich opnieuw af in Bovenmeer, waar Het smelt zich grotendeels voltrok.
SPIT «De schuur in het verhaal komt al voor in ‘Het smelt’. (slaat boek open en leest voor) ‘Er was een lege kippenschuur die Kosovo werd genoemd. Maandenlang had er een gezin Albanese vluchtelingen gewoond.’ Ik voelde dat ik daar langer wilde blijven hangen; die schuur was een wezenlijk onderdeel van mijn jeugd. De jeugdbeweging gebruikte ze als stockageruimte, andere mensen dropten er hun rommel. De schuur was de kiem van het idee, de ongelooflijke verzameling voorwerpen vanwaaruit alles kon ontstaan.»
In De eerlijke vinder staat de schuur in de tuin van het huis waar de Kosovaarse jongen Tristan leeft met zijn ouders, zussen en broers.
SPIT «Het verhaal is niet autobiografisch, maar ik was zelf bevriend met Elbie, een meisje uit een Kosovaars gezin, ik heb het boek aan haar opgedragen. Toen ik begon te schrijven, heb ik haar gebeld. Ik had haar vijftien jaar niet gehoord, maar het was een mooi gesprek. Elbie legde uit dat het een zegen was geweest dat geen enkel kind van het dorp wist wat oorlog was. Je kon dat toen ook niet opzoeken, er was nauwelijks internet. Ze zei: ‘Ik kon op die manier een kind zijn, en dus meer dan alleen oorlogsvluchteling of slachtoffer.’»
Je begon in vredestijd te schrijven aan een verhaal over een familie oorlogsvluchtelingen die aanvankelijk in een warm bad terechtkomt, maar dan op een administratieve muur botst en met één A4’tje uitgewezen wordt: de realiteit heeft je ingehaald.
SPIT «Een ongelooflijke samenloop van omstandigheden, want toen brak de oorlog in Oekraïne uit en werden gezinnen in kleine dorpen opgevangen. Elbie vertelde me hoe dat bij haar was gegaan. Toen zij in Brussel aankwamen, ging iemand op een lijst kijken: ‘Ah, in Zandhoven wordt nog niemand opgevangen.’ En hopsakee, daar ging een gezin van tien de bus op, naar Zandhoven.»
Werd jouw jeugdvriendin, net als Tristan in het boek, ook met uitwijzing bedreigd?
SPIT «Dat deel van hun verhaal heb ik woordelijk naverteld. Haar vader heeft net als de vader van Tristan uitwijzingspapieren ondertekend, in het Frans; hij dacht dat het een arbeidscontract was. Toen dat nieuws bekend werd, had het dorp het gevoel dat er een gat geslagen was en heeft het zich achter die mensen geschaard. We hebben toen actie gevoerd met pater Luc Versteylen (in 2021 overleden stichter van Agalev, red.), fakkeltochten georganiseerd. Ik heb toen een brief geschreven naar de koning: mogen ze alstublieft blijven? Op de enveloppe had ik geschreven: de koning in het paleis van Brussel. Die brief is aangekomen, ik heb zelfs antwoord gekregen van prinses Astrid.»
Elbie en haar familie mochten blijven. Dankzij jouw brief?
SPIT «Stiekem geloof ik graag van wel, maar zoals ik niet weet op welke grond ze eerst werden uitgewezen, weet ik ook niet hoe ze uiteindelijk papieren hebben gekregen om te mogen blijven – ik denk niet dat Elbie het zelf weet.»
Wat je heel herkenbaar optekent in De eerlijke vinder, is de goedmoedige hypocrisie van de Vlaming. Over het algemeen staat die niet te springen voor vluchtelingen, maar van ‘die van naast de deur’ moet je afblijven, dat zijn de goeieriken.
SPIT «Zolang vluchtelingen statistieken zijn, is het moeilijk om je met hen te identificeren. Op het moment dat ze een gezicht krijgen, worden ze mens.»
Ik heb het gevoel dat er toen nog een soort pudeur was. Mensen hoedden zich ervoor om als het Vlaams Blok te klinken. Vandaag wordt op sociale media vaak in de meest ontmenselijkende termen over vluchtelingen gesproken.
SPIT «We zijn afgegleden, ontmenselijking is de norm geworden. (denkt na) Ik dacht vanochtend: wat kan ik in godsnaam nog vertellen over dat thema? Ik voel dat ik steeds vaker stil word vanbinnen, machteloos: ‘Wat draag ik bij met mijn kleine verhaaltjes zoals dat over Jimmy en Tristan?’ Er zijn zulke grote systemen actief. Je hebt die hele klimaatramp, waarvan je voelt: We stevenen af op een muur, wat gaan we doen? Bij de vluchtelingenproblematiek heb ik dat ook. Tegelijk: je kan er urenlang over praten zonder dat je nog iets zinnigs aan de discussie toevoegt.»
Het thema van de aankomende Boekenweek is in de mode: ‘Ik ben alles.’ Identiteit is overal, de Boekenweek erkent dat die door de bank genomen veelkantig is.
SPIT «Alleen de essayist moet zich aan het thema houden, ik niet: het is toeval dat ‘De eerlijke vinder’ erbij aansluit.»
Hoofdpersonage Jimmy meet zich een identiteit aan via zijn innige vriendschap met Tristan, een jongen die anders is dan de anderen.
SPIT «Ik denk dat Jimmy gebruikmaakt van het feit dat Tristan bij aankomst niet beter weet. Jimmy ziet een medebuitenbeentje en weet meteen: this is my guy. Ik werk het niet uit, maar je weet als lezer meteen dat Jimmy gepest wordt. Mocht je zijn klasfoto zien, kun je hem aanwijzen. Iedereen kent een Jimmy, of is er zelf een geweest; ik vind hem een heerlijk tragisch personage. Jimmy bijt zich vast in Tristan, hij ziet een project: iemand die een beetje onaf is, in de war, getraumatiseerd. Hij denkt: ‘Dit kan ik goedmaken.’ Voor de eerste keer in zijn leven heeft hij overmacht in een vriendschap. Er staat veel op het spel, voor allebei, dat maakt het tof om over te schrijven.»
Jimmy kiest het voorwerp van zijn vriendschap, maar overkomen die ons meestal niet?
SPIT «Als kind wel. Het dorp waar je opgroeit beperkt je keuze. Dat is misschien de echte onttovering van de jeugd: het besef dat vriendschappen een keuze kunnen zijn. Ik heb dat gesnapt toen ik met de fiets naar de middelbare school ging, waar ik tussen duizend leerlingen naar specifieke zielsverwanten kon zoeken en niet meer alleen optrok met de kinderen uit mijn dorp.
»Ik heb nog altijd contact met die vrienden uit het dorp, en als ik hen zie, is het alsof we terug in de tijd gaan. Die tijd lijkt gestold, alsof hij in een klein potje zit en nooit verpot is: er groeit nog altijd een plantje. Ik vind dat schone vriendschappen: soms denk ik dat zij beter weten wie ik ben dan de mensen die ik heb leren kennen toen ik mezelf begon te vormen. Je bént van kinds af aan íémand, met een bepaald karakter en bepaalde gevoeligheden. Die kern verandert niet echt.»
Het verhaal van Jimmy en Tristan toont ook dat vriendschappen mensen ver kunnen pushen.
SPIT «Wat ik herken in hun vriendschap is dat je uit een soort van onzekerheid over jezelf bereid bent om ver te gaan. Ben ik wel goed genoeg? De angst dat de ander je in de steek laat maakt dat je bereid bent om de eigen grenzen niet duidelijk aan te geven. Ik heb de krampachtigheid van Jimmy, het belang dat hij hecht aan zijn vriendschap met Tristan, ook willen weergeven in de rigoureuze manier waarop hij zijn verzameling flippo’s organiseert. Er zit natuurlijk iets achter dat maniakale, want Jimmy komt uit een gezin waar de vader is vertrokken. Zijn perfectionisme is een houvast, ter compensatie van het gebrek aan houvast op andere plekken.»
In je jeugd, daar praat je heel open over, heerste ook veel onvoorspelbaarheid. Er was alcohol in het spel. Je zegt weleens dat je die onzekerheid nu countert met een sterke hang naar orde en overzichtelijkheid. Is dat, net als de verzameling van Jimmy, een manier om structuur te scheppen in de chaos?
SPIT «Misschien, ja. (denkt na) Ik kan daar alleen maar goed over schrijven omdat ik dat herken. Ik moest onlangs een vragenlijst invullen voor een rubriek van De Tijd, en een van de vragen was: hoeveel ongelezen mailtjes heb je in je mailbox? Ik schaam mij om het te zeggen, maar het antwoord is: nul. Eén mail is al een bron van stress. Maar het loslaten is ook stresserend. Er komt therapie aan te pas om niet door angst overvallen te worden wanneer je dat loslaat: ‘Nu stort de wereld ineen.’»
We hadden het over polarisering. Die beperkt zich niet tot het thema van de vluchteling, zoveel heeft Pim Lammers ondervonden. Hij zou het gedicht schrijven voor de Kinderboekenweek, maar gaf zijn opdracht terug na een online haatcampagne waarin hij werd weggezet als pedofiel, omdat hij in een eerder verhaal, voor volwassenen, over de crush van een tienerjongen op zijn coach had geschreven. Hoe heb je daarnaar gekeken als schrijver?
SPIT «Met grote ogen: ‘Wat is dít?’ En wat zelden benoemd wordt: de werkelijke motieven zijn nooit open op tafel gekomen. Dit is gewoon een geval van homohaat.
»Weerleg dat maar eens, als het honderden keren passeert op Twitter. De schade is enorm, nog los van het feit dat hij − en misschien nog andere mensen − nooit meer zal kunnen schrijven zonder te denken: shit, hiervoor kan ik afgebrand worden.»
Het toont ook hoe hypocriet het geëmmer over woke is: hier cancelt rechts.
SPIT (blaast) «Ik vind het heel moeilijk om daar nog iets zinnigs over te zeggen, ik voel angst opkomen als ik het woord ‘woke’ nog maar hoor. Het is gekaapt, uitgehold. Als we het n-woord niet meer gebruiken om chocoladezoenen te benoemen, steigeren mensen: ze pakken ons alles af! Terwijl, zoals iemand laatst schreef, je ook gewoon beleefd kunt zijn en rekening kunt houden met de gevoelens van mensen. Dat is eigenlijk het enige wat telt.»
Er is de voorbije weken opschudding ontstaan nadat de Britse uitgever van Roald Dahl had aangekondigd dat ze met de fijne kam door zijn boeken was gegaan en personages niet langer ‘dik’ en ‘lelijk’ zal noemen. Heb jij een sensitivityreader?
SPIT «Nee, maar de redacteurs van Das Mag (haar uitgeverij, red.) lezen ook altijd vanuit het idee dat iets niet nodeloos mag stigmatiseren. Bij dit verhaal vond een van hen dat de blik op het Kosovaars gezin soms stereotiep is. Jamaar, dacht ik: dat is hoe een kind naar een groep mensen kijkt bij wie hij voor het eerst de nacht doorbrengt. Hij is bang. Het is een verhaal over de plannetjes die kinderen maken. Als je een perspectief kiest, komen daar beperkingen bij kijken.
»Mijn laatste roman ‘Ik ben er niet’ gaat over iemand met een manische depressie die in een psychose belandt. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de partner, die bang is, zich vervreemd voelt. Ik ben lezingen gaan geven in psychiatrische instellingen en wist dat ik me in het hol van de leeuw begaf, omdat de roman als stigmatiserend gelezen kan worden. Je kunt als schrijver niet voor iedereen goed doen, maar als mens heb ik genuanceerdere meningen over de thema’s van mijn boeken dan de boeken zelf doen uitschijnen.»
Jeroen Olyslaegers postte laatst een tekst op Facebook waarin hij existentiële vragen stelde bij zijn schrijverschap. Hij noemt het, door de tijd die het vergt, ‘een krankzinnige onderneming’, die dwars ingaat tegen zoveel trends, in een tijd waar focus schaars is.
SPIT «Ik herken die verzuchting, wanneer je halfweg je boek bent en moet beginnen nadenken over de wereld waarin het straks terechtkomt − het gaat allemaal veel te snel, het boek is alweer gedateerd, enzovoort. Schrijven is ook een krankzinnige onderneming, als je even met afstand naar jezelf kijkt.»
Moet de schrijver geëngageerd zijn?
SPIT «Dat is de irritante vraag die een paar jaar geleden vaak werd gesteld. Ik vind dat je de schrijver nooit mag dwingen om iets te doen, dan word je zijn opdrachtgever. En je kunt niet zonder een gevoel van persoonlijke noodzaak schrijven. Ik denk wel dat schrijvers, door de allesomvattende klimaatcrisis, meer dan vroeger worstelen met de legitimiteit van de noodzaak van hun verhalen, je schrijft heel de tijd tegen de geest van iets dreigends in. Ik pep mezelf vaak op met het idee: elk verhaal over mensen, hoe klein ook, blijft tellen, want daarin zit uiteindelijk ook de kern van de beschaving.»
Maar de ontlezing van de samenleving gaat onmiskenbaar hard en snel.
SPIT «Dat is zo, en daar kan ik soms ook verdrietig van worden. Een bestseller van vandaag is niet de bestseller van tien jaar geleden. Als je het spel van de promotie en media speelt, kun je misschien nog 25.000 exemplaren verkopen. Dat is voor een schrijver die vijf jaar aan een boek werkt niet genoeg. Als je toch blijft schrijven, wil dat zeggen dat je het doet omdat je niet anders kunt dan het blijven doen. Ik voel de angst soms ook wel: gaan de mensen mijn boeken nog lezen? En ik ben dan nog een van de weinigen die van zijn boekenverkoop kan leven. Je wilt gelezen worden.»
Je hebt de voorbije maanden een paar mooie, aangrijpende columns voor deze krant geschreven over je moeder, die ongeneeslijk ziek is: kanker.
SPIT «Mijn mama leeft nog, maar ze is heel ziek. Het was in die zin een raar jaar. Toen ik hoorde dat ik het Boekenweekgeschenk mocht schrijven, waren we aan het wachten op de uitslagen van haar onderzoeken. In december wist ze dat er kanker in de slokdarm zat, in de tweede week van januari bleek dat die té ver was uitgezaaid. Mijn ouders hebben in die maand ook beslist om uit elkaar te gaan. In korte tijd viel ons gezin helemaal uit elkaar.
»Dokters zeggen nooit hoelang je nog hebt, maar ik ben natuurlijk gaan opzoeken wat de levensverwachting is: dat kan een kwestie van maanden zijn, maar evengoed een paar jaar. Wat het nog raarder maakte, was het feit dat ik al schrijvend was teruggekeerd naar Bovenmeer, het gefictionaliseerde Viersel waar ik ben opgegroeid en waar ook het gezin en de moeder van ‘Het smelt’ woont. Ik wilde daarnaartoe, hallo gaan zeggen. Mijn werkelijkheid raakte verstrengeld met dat fictief universum.
»Tegelijk was het goed dat ik aan een verhaal over vriendschap en over de warme kant van een gemeenschap kon werken. Dat hield me gaande. Het is verschrikkelijk als een ouder ziek wordt. Je moet beslissen: hoe wil ik dit afronden? Ik had altijd het gevoel dat mijn leven de klassieke drie-actstructuur volgt, en dat we nog maar in de tweede deel zaten. Al mijn vrienden hebben kinderen en hun ouders komen babysitten op die kinderen. Maar ik héb geen kinderen, ik had altijd het gevoel: dat komt nog. En dan kwam ineens dat mailtje.»
‘Mededeling’, stond er in de onderwerpregel. Nadat je de betreffende mededeling had gelezen, heb je de telefoon genomen: ‘We moeten praten.’
SPIT «Toen ze de diagnose net had gekregen zijn we iets gaan eten, dat was echt een goed gesprek. Maar bij elk antwoord op mijn vragen kwamen er tien vragen bij en toen besefte ik: ik ga haar nooit helemaal kennen, ik zal dit nooit kunnen afronden. Intussen ben ik elke week bij haar langsgegaan. Als het ging, want vaak lag ze in het ziekenhuis. Soms ging het beter, maar de algemene lijn neigt neerwaarts. Over de inhoud van die gesprekken kan ik niet veel zeggen. Ik vind het al moeilijk genoeg om ze met haar te voeren. Ik wil niet met mijn ouders via de media communiceren, maar als schrijver ben ik veel opener en eerlijker dan als dochter, dan ben ik conflictvermijdend en praat ik heel moeilijk. Dat zorgt al jaren voor spanning.
»Ik ben geschrokken van de kracht die mijn moeder in zich heeft; ze vecht en ze hoopt. Maar ik zit wel voortdurend met het afscheid in mijn hoofd. Terwijl het gesprek tussen ons nu ons laatste zou kunnen zijn, daar staan wij gewoon niet bij stil. Bij iemand die achteruitgaat ben je je daar wel bewust van. Dat maakt het niet per se makkelijk om bepaalde gesprekken te beginnen, omdat het al snel aanvoelt als ‘dat soort gesprek’. Iemand die aan het overleven is, is daar totaal niet mee bezig. Mijn moeder denkt alleen aan de volgende chemo en aan de dingen waar ze nog naar uitkijkt. Ik zal me pas echt zorgen maken als ze achterom begint te kijken, want dan keert ze de toekomst de rug toe.»
Je was bang om Het smelt door je moeder te laten lezen, las ik.
SPIT «Ik heb dat boek met een enorme kracht in korte tijd geschreven: ik wist niet wat zo’n boek kon doen, ik heb pas later beseft dat ik als schrijver macht heb over mensen. Het smelt is niet in die mate autobiografisch dat het pijnlijk wordt voor m’n ouders, maar het was toch confronterend. De moeder- of vaderroman is ook maar een groot genre omdat het ouderschap zo groots is.»
In een van je columns schreef je dat je boos bent op haar. Is die boosheid getemperd?
SPIT «Ik zie bij veel van mijn vrienden die kinderen hebben gekregen dat ze plots met een mildere blik naar hun eigen ouders kijken. Ik heb geen kinderen − misschien komen die er nog, misschien niet, ik weet dat niet – maar ik ben soms bang dat ik mijn mama pas zal begrijpen als ik er niet meer met haar over kan praten.»
Het smelt was niet 100 procent autobiografisch, maar het moederschap en disfunctionele gezinnen zijn een terugkerend thema in je werk.
SPIT «Ook in ‘De eerlijke vinder’ schrijf ik over gezinnen waaruit maniakale kinderen voortkomen. Ik heb het gevoel dat ik zelf heel lang in een soort van overlevingsstand heb geleefd, dat is pas rond mijn dertigste beginnen shiften.»
Omdat jij moest zorgen voor je ouders, en niet omgekeerd?
SPIT «Ik heb geen zorgeloze jeugd gehad, dat heeft deels te maken met het gedrag van mijn ouders, maar ook met mijn karakter. Veel mensen die in dezelfde omstandigheden zijn opgegroeid, zijn minder angstig of zorgelijk. Nadat ik thuis was weggegaan, ben in een relatie gestapt waarin ik het patroon van thuis verderzette, ik was de caregiver. Toen die relatie vier jaar geleden eindigde, voelde ik: ‘Ah ja, zo zit dat.’
»Het is raar om te zeggen, maar ik heb het gevoel dat ik met Rob (van Essen, Nederlands schrijver en haar huidige partner, red.) nu een soort van kindertijd aan het doormaken ben. Dat gaat met veel schaamte en verdriet gepaard. Het lijkt alsof ik in de relatie met hem ruimte aan het innemen ben, maar ook heel bang ben voor wie ik word. Het is heel abstract, maar ik probeer bepaalde mechanieken die ik al heel mijn leven meesleep af te werpen.»
Omdat je nu een veiligheid voelt die je nooit hebt gekend?
SPIT «Ik zit in een gelukkige relatie met iemand die stabiel is, goed in zijn vel zit en nooit te veel alcohol drinkt. Dat ik daarop kan rekenen, maakt dat ik dingen kan voelen die ik nooit heb gevoeld. Het is een jaar geweest van ontzettend veel werk, op een dieperliggend niveau, waar je nooit over praat. Ik denk dat veel jongvolwassen mensen ooit zo’n soort omwenteling meemaken.»
Maar eigenlijk is de conclusie: het gaat goed met je?
SPIT «Gaat het goed? (denkt na) Ja, het gaat goed. Maar ik vind overleven ook wel heerlijk. Je eigen lichaam niet meer voelen en gewoon blijven gaan. Misschien is gewoon oké proberen te zijn zelfs moeilijker.»
Het Boekenweekgeschenk De eerlijke vinder van Lize Spit verschijnt op 10 maart bij uitgeverij CPNB, 12,50 euro, gratis in de boekhandel bij een aankoop van minimaal 15 euro