Sophie de Schaepdrijver - Gabrielle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog
Als spionne liet Gabrielle Petit zich juffrouw Legrand noemen – in veilige paswoorden was ze niet goed.
undefined
Of ze in haar spionagewerk veel beter was, is niet zo duidelijk: over haar activiteiten (de Duitse troepen observeren en oorlogsvrijwilligers over de grens helpen) is weinig bekend. Beroemd werd ze door haar dood. Ze was 23 toen ze op 1 april 1916 door de bezetter in Schaarbeek werd geëxecuteerd. Dat gebeurde haast onopgemerkt, want pas kort na de Eerste Wereldoorlog groeide Petit uit tot Belgiës beroemdste heldin.
Petit werd verlinkt door een Nederlandse mol, en wegens haar weerspannige gedrag tijdens haar proces was het niet moeilijk haar als een Belgische Jeanne d’Arc te profileren. Als ze haar vrijlieten, zou ze gewoon haar spionagewerk hervatten, liet ze de rechter weten. Gevraagd naar haar nachtelijke observaties in de buurt van het spoorwegennet antwoordde ze: ‘Wat ik ’s nachts zie? Zwart voor de ogen.’ Ook de wachttijd voorafgaand aan haar executie verdroeg ze stoïcijns. Op de muur van haar cel had ze geschreven: ‘Ik weiger mijn gratieverzoek te tekenen om de vijand te tonen dat ik mijn voeten aan hem veeg.’ En voor ze de kogel kreeg, zei ze: ’U zult zien hoe een Belgisch meisje sterven kan.’ Naar verluidt, zullen we er maar bij zeggen, want ooggetuigen van haar lot in Duitse handen zijn bijzonder schaars. Zoals het helden of heldinnen past, krioelt het in het verhaal van Petit van de mythische passages, maar in de kern klopt het wel, aldus historica Sophie de Schaepdrijver, nadat ze zorgvuldig alle bestaande literatuur en archiefstukken heeft afgewogen.
Eén betekenisvolle afwijking signaleert ze toch met nadruk: Petit was niet het eenvoudige meisje uit het volk dat van haar werd gemaakt, maar een onterfde telg van een voorname Doornikse familie. Een studie voor onderwijzeres werd haar niet gegund, ze moest rondkomen als verkoopster, cafédienster of kamermeisje. Precies daarom zag ze een spionnenbestaan als een sociale promotie en greep ze haar kans toen de Britse inlichtingendienst haar tijdens de oorlog probeerde te rekruteren.
De Schaepdrijver, experte inzake de Eerste Wereldoorlog en bekend van de klassieker ‘De Groote Oorlog’, scheidt waarheid en mythe naar beste vermogen. Het hardwerkende meisje en de onberispelijke verloofde uit de legende was in feite een flirt, kon een slons zijn en bij tijden een dramaqueen, schrijft De Schaepdrijver. Maar de kloof tussen werkelijkheid en verzinsel is niet wat haar het meest interesseert: relevanter vindt zij hoe de realiteit en de mythe samen een historische uitwerking hadden.
Om te beginnen legt De Schaepdrijver uit hoe de cultus rond Petit zo snel kon opflakkeren in de naoorlogse jaren: in België heerste een morele crisis en een verbitterd klimaat, en het land kon een opsteker van dat heroïsche formaat gebruiken. Ze wijst ook precies aan welk milieu en welke mensen het verhaal van Petit groot hebben gemaakt: het ex-verkoopstertje werd een patroonheilige van de christelijke bediendevakbond. Vooral een niet-elitair publiek bleek vatbaar voor het eenvoudige verhaal van de heldhaftige maagd. Tot steunberen van de cultus dienden vieringen, brochures, boeken, een paar films en een paar standbeelden. Het bekendste standbeeld, op het Brusselse Sint-Jansplein, werd in 1923 opgericht, en kort daarna was het grote succes van Petit al voorbij. Nog in de jaren 20 was er een omslag in de mentaliteit en was het niet langer een bekoorlijk ideaal te kunnen sterven voor het vaderland.
Ook de pagina’s over de decennia daarna leveren fascinerende lectuur op als De Schaepdrijver, die diep in het weefsel van voorbije perioden weet door te dringen, optekent hoe het verhaal van Petit telkens weer op een andere manier gaat functioneren. Dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog een symbool van verzet kon worden lijkt logisch, maar onverwachter is dat in de late jaren 30 de fascist Léon Degrelle haar standbeeld op het Sint-Jansplein als nationaal symbool ging verdedigen, als alternatief voor Manneke Pis.
Begin jaren 50 wist iedereen in Brussel nog wie Gabrielle Petit was, zo citeert De Schaepdrijver Marc Didden, een wat onverwachte bron in dit historische werk, maar zeker in de jaren 60 smolt haar bekendheid snel weg. In 2005 haalde ze maar net de top 100 van de grootste Belgen. Dit boek kan haar postume leven verlengen. Met haar brede blik, haar intelligente interpretaties en haar stilistische vermogen herinnert Sophie de Schaepdrijver eraan dat geschiedschrijving een klaterende bron van intellectueel plezier kan zijn.Mark Schaevers