'Stad in brand': Garth Risk Hallberg, de debutant van 2 miljoen
Een recordvoorschot van twee miljoen dollar kreeg Garth Risk Hallberg (36) voor ‘City on Fire’, zijn debuutroman van ruim 900 bladzijden over het New York van de jaren 70 van de vorige eeuw.
'Ik heb lang gedacht dat niemand dit boek ooit zou lezen'
Er is weinig aan Bar Tabac dat aan New York doet denken. Ze schenken er Panache en Ricard, op de stoep staan Parijse stoeltjes, de koffie is on-Amerikaans lekker. Alleen de lunch die Garth Risk Hallberg bestelt (‘een medium cheeseburger met blauwe kaas en extra spek. En een cola graag’) kent weinig Franse finesse.
Het café ligt in het hart van Cobble Hill, een wijk in Brooklyn, geliefd bij medewerkers van de Verenigde Naties en het Financial District, die elke ochtend naar Manhattan pendelen. Het heeft de karakteristieke winkels en cafés van de immigranten die hier begin vorige eeuw in de haven aankwamen – ‘Ieren, Italianen, Zweden en een onverklaarbare hoeveelheid Fransen’. Vandaar dus Bar Tabac; praat met Hallberg (36) en je krijgt de geschiedenisles er gratis bij.
Dit is de buurt van de schrijver van ‘City on Fire’, een roman over de grote stroomstoring die New York in 1977 in totale duisternis hulde en in absolute chaos stortte – de it-novel van het jaar, volgens Amerikaanse kranten. Twaalf jaar woont Hallberg nu in Cobble Hill, zij het met een onderbreking van drie jaar. Zijn debuutroman dwong hem uit deze buurt te vertrekken. En dankzij diezelfde roman kon hij er weer terugkeren.
Eerst over dat laatste. Hallberg ontving een recordbedrag voor zijn debuut. Alle uitgevers die het lijvige manuscript lazen, wilden het publiceren. Zeven onder hen boden meer dan een miljoen dollar, uitgeverij Knopf ging voor maar liefst 2 miljoen met de rechten aan de haal – waarschijnlijk het hoogste voorschot dat in de Verenigde Staten ooit voor een debuutroman werd betaald. Het leverde ‘City on Fire’ gegarandeerde media-aandacht op. Kwam nog bij dat producent Scott Rudin (‘The Truman Show’, ‘No Country for Old Men’) 24 uur na lezing een optie op de filmrechten kocht. Behalve in België en Nederland, waar ‘Stad in brand’ sinds eind oktober in de winkels ligt, verschijnt het boek in nog zestien andere landen.
Hallberg – lamswollen vest, ruitjesoverhemd, tikje slungelig – is de laatste die onder de indruk is van zijn hoge voorschot. ‘Ik probeer er zo min mogelijk over na te denken,’ zegt hij terwijl zijn vingers rommelen met zijn mobieltje, een ouderwets uitklapmodel. Natuurlijk had hij niet op dit bedrag gerekend, sterker: ‘Ik heb lang gedacht dat niemand dit boek ooit zou lezen; het leek me gewoonweg niet publicabel. Ik bedoel, welke uitgeverij ziet er heil in een roman van meer dan 900 bladzijden? Toen ik eraan begon, in 2007, heerste er niet bepaald een groot optimisme over de toekomst van boekhandels en de uitgeverswereld. Of over de aandachtsspanne van de gemiddelde lezer.’
Maar het bedrag was welkom. ‘Nadat ik aan dit boek was begonnen, moesten we verhuizen – deeper down Brooklyn. Mijn vrouw heeft veel opgeofferd. Ik schreef boekrecensies, gaf les op vier lagere scholen, stond elke ochtend heel vroeg op om te schrijven, al voordat we kinderen hadden. Het was gekkenwerk. Een idiote hoeveelheid werk.’
- Hoe hield je het vol?
Garth Risk Hallberg «Uit plezier! En ik heb geleerd dat je als kunstenaar juist datgene moet doen waarvoor je bang bent.»
- Is dat een drijfveer?
Hallberg «Ik moest iets maken dat urgent en noodzakelijk voor me was, zoals de kunstenaars die ik bewonder. Het is gek dat iets zo belangrijk voor je kan zijn, ook al is er niemand die het goedkeurt – nóg niet. En ik dacht: ‘Deze roman is dan wel niet publicabel, ik moet hem toch schrijven voor een denkbeeldige lezer.’ Want als dit boek zo dik wordt, moet het een traktatie zijn. Op bladzijde 5 moeten al drie dingen staan die je prikkelen en doen denken: ‘Gelukkig volgen er nóg bijna 900 bladzijden.’»
- En dus schreef je een boek over New York in de grauwe jaren 70? Je bent niet in de stad opgegroeid, en je was 2 jaar toen het decennium eindigde.
Hallberg «Ik groeide op in Greenville, een stadje in the American South, North Carolina. Het leven was er voor veel mensen erg traditioneel en onveranderlijk, en ik voelde me er al snel een misfit. Mijn verlangen naar een bredere horizon kon ik alleen stillen met boeken. En veel boeken die ik als kind las – van ‘Stuart Little’ tot ‘Harriet the Spy’ – hadden als gemeenschappelijk decor die snelle, opwindende stad, vol verschillende mensen en verhalen. Die plek scheen mij even fabelachtig toe als Tolkiens Midden-aarde, maar hij bleek écht. Op maar negen of tien uur rijden met de auto.
'Als tiener leek Patti Smith me de enige die begreep wat er werkelijk aan de hand was in Amerika'
»Als tiener wilde ik dichter worden, ik las de poëzie van Allen Ginsberg en Walt Whitman, en luisterde naar Lou Reed, The Velvet Underground en de Ramones. Rijdend over boerenlandweggetjes leek Patti Smith me de enige die begreep wat er werkelijk aan de hand was in Amerika, waar het in het leven echt om ging. Het New York waar ik zo mijn weg naar binnen droomde, concentreerde zich rond die tijd: de jaren 70, een bijzondere overgangsperiode waarin het licht glanzende naoorlogse New York dat wordt geschetst in ‘Stuart Little’ begon te verkruimelen, maar nog niet was overgegaan in de blasé wereld die al in de jaren 80 delen van de stad begon over te nemen.»
- Wat trok je precies aan in die overgangsperiode?
Hallberg «Al die spanningen tussen het oude en het nieuwe – tussen de verschillende ideeën over wat voor leven je moest leiden – waren zichtbaar en open. Wat me ook fascineerde, was die mix van mensen die zich nergens anders thuis voelden, of het nou immigranten waren of kunstenaars of mensen die zich elders onderdrukt voelden vanwege hun seksuele voorkeur. Of de lui die dromen van grote stapels geld op Wall Street – op een bepaalde manier zijn ze vergelijkbaar: ook zij groeien op met het idee dat ze niet passen. En al die mensen leven hier samen als een grote, broze familie die uit elkaar zou moeten vallen maar toch bij elkaar blijft.»
- Walt Whitman heeft net als jij lange tijd in Brooklyn gewoond, maar in de jaren 70 van de vorige eeuw was hij al tachtig jaar dood. Wat heeft hij je geleerd?
Hallberg «Whitman is een enorme held van me. Hij is onuitputtelijk, zoals Shakespeare. Bij hem ontstaan de ideeën uit liefdevolle beschrijvingen, uit het benoemen en het bejubelen van wat hij ziet. Ik heb van hem geleerd dat poëzie – of schrijven in bredere zin – veel meer een manier is waarop je in de wereld staat, dan iets wat je louter aan je bureau doet.»
Smeltende handen
‘City on Fire’ speelt zich af in een apocalyptisch New York dat op de rand van het faillissement balanceert. Hele panden zijn onbewoond, straten opgebroken, ramen kapot. Het is een gewelddadige metropool, vol drugs, diefstal en brandstichting – en een metronetwerk dat zich als de Styx vertakt naar een grimmige onderwereld. Tegelijkertijd is de stad een magneet, vooral voor mensen die met weinig moeten beginnen: schrijvers, kunstenaars, muzikanten. Hallberg schetst het allemaal met gedetailleerde precisie – het resultaat van jarenlang bivakkeren in de openbare bibliotheek van Manhattan en boeken, foto’s en songteksten tot zich nemen.
Het verhaal is evenzeer een whodunit als een mythe, die draait om het ophelderen van de moord op het 17-jarige punkmeisje Sam op oudejaarsavond 1976 in Central Park; de brandstichtingen in de Bronx; een mogelijke bomaanslag in Midtown; overspel en infiltratie in een financieel imperium. In een mozaïekvertelling belicht Hallberg een negental personages, onder wie een zwarte homoseksuele schrijver, een uit een rijke familie verstoten punkjunk, een griezelige anarchist en een manipulatieve zakenman, de loop der dingen, elk hoofdstuk vanuit een ander perspectief. Culminerend in de nacht van 13 juli 1977, toen in heel New York het licht uitviel, gevolgd door plunderingen en branden. Een nacht die voor Hallbergs protagonisten uitpakt als een catharsis. Met de dreiging van een aanslag op een wolkenkrabber is bovendien de gedachte aan 11 september 2001 niet ver weg.
- De eerste zin van je boek luidt: ‘In New York, you can get anything delivered.’ Lang over nagedacht?
Hallberg «Hij kwam gewoon in me op. Vervolgens begon ik na te denken over ‘delivery’ – een overeenkomst die een spontane wens vervult – en hoe zich dat verhoudt tot ‘deliverance’ – een wezenlijke verandering of een verlossing, een diep menselijke behoefte. En werd het een manier om de verschillende kanten van New York te schetsen, en van steden in het algemeen. Worden dat plekken waar we in een nieuw en grootser leven terechtkomen, of louter plaatsen waar we hip eten en trendy kleding kunnen vinden of wat we ons maar wensen?»
- Je voert ons mee naar een tijd dat de stad in brand stond – de jaren 70 lijken geen decennium om naar terug te verlangen.
Hallberg «Die openlijke spanningen leverden ook het gevoel op dat alles mogelijk was. Als spanning of onenigheid wordt onderdrukt – in een stad, of in een relatie – onderdruk je ook het idee dat alles anders kan zijn dan het is. Daarom zijn de jaren 70 zo belangrijk voor me: als de geboorteplaats van al die kunst die in essentie mijn leven redde, door me mogelijkheden voor te houden.»
- Wanneer werd die fascinatie een boek?
Hallberg «Vanaf mijn 17de bezocht ik New York regelmatig, maar het was niet evident om er ook te gaan wonen. Pas in de zomer van 2003 besloten mijn vriendin en ik van Washington naar New York te verhuizen. Ik was 24, arriveerde met de Greyhound-bus, mijn iPod stond op shuffle. En precies toen ik de skyline kon zien, en die leegte op de plek waar eens de Twin Towers stonden, hoorde ik een nummer van Billy Joel, waarin de zanger terugkijkt op het chaotische, destructieve New York dat hij is ontvlucht, maar waarnaar hij ook terugverlangt (‘Miami 2017’, red.). Er zit ook een stroomstoring in het lied, althans zo lijkt het, als Joel zingt: ‘I’ve seen the lights go out on Broadway’. Opeens viel het allemaal samen voor me: de jaren 70, de black-out, september 2001. In Union Square Park heb ik het hele bouwwerk van het boek in 45 minuten opgeschreven, tot mijn handen bijna smolten. Daarna heb ik het in een la gelegd en er vier jaar niet meer naar gekeken. Ik durfde niet.»
- Wat is de overeenkomst tussen de stroomstoring uit je boek en 11 september?
Hallberg «Een belangrijk aspect aan momenten als 11 september en de black-out van 1977 is dat er, enkele maanden lang, een onderbreking is in het normale bestaan, en dat mensen toekomen aan de brandende kwesties van het leven – op persoonlijk niveau, maar ook als gemeenschap en als natie. Als de wereld morgen eindigt, hoe wil ik dan leven, wie is de belangrijkste persoon voor mij? En op geopolitiek niveau: hoe willen we ons gedragen in de wereld?
»Europeanen hebben dit soort momenten al eerder doorstaan, maar wij in Amerika... Je moet begrijpen, mijn tienerjaren en studententijd zijn door gerespecteerde filosofen gekenschetst als het einde van de geschiedenis. Alsof er niets van belang meer zou gaan gebeuren: de Berlijnse Muur was gevallen, de Koude Oorlog was voorbij, de Dow Jones ging door het dak. De grootste historische gebeurtenis was dat Bill Clinton ‘geen seksuele betrekkingen had met die vrouw’. Maar als er niets gaat veranderen, doet ook niets er echt toe.»
- Waar staan we nu?
Hallberg «We staan opnieuw midden in een discussie waarbij veiligheid, orde en zekerheid worden afgewogen tegen risico, gevaar, mogelijkheden en verlies. Dat zou iets dialectisch moeten zijn, een dans tussen twee polen, maar nu helt de discussie over naar één kant. Wat is belangrijker, het idee van totale zekerheid en veiligheid, wat natuurlijk niet mogelijk is, of het idee om een bepaalde vrijheid en tolerantie ten opzichte van de ander te behouden?»
- Jouw leven is intussen wel een stuk zekerder geworden: van de spanning deep down Brooklyn naar het comfortabele Cobble Hill, met spaargeld op de bank. Was die 2 miljoen een zegen of een last?
Hallberg «Ik zou niet weten waarom het een last zou moeten zijn.»
- Misschien omdat veel recensenten je boek afmeten aan dat bedrag?
Hallberg «Ik vind die geldkwestie niet relevant. En ik ben enorm goed in het blokkeren van zaken die me zouden kunnen afleiden. Daarbij: ik heb zeven jaar aan dit boek gewerkt. Als je het zou omrekenen naar een uurloon, dan valt het met dat astronomische bedrag wel mee.
»(Grinnikt) Misschien ben ik te veel blijven hangen in de punkmentaliteit. Daar gaat het niet om wat je hebt, maar om wat je maakt.»
© De Volkskrant