Sylvie Marie - Zonder
Sylvie Marie (Tielt, 1984) is een ervaren debutante. Haar gedichten verschenen al in tijdschriften als Het Liegend Konijn, kaapten her en der prijzen weg, en op YouTube kun je haar in een boksring al dichtend een argeloos publiek knock-out zien slaan - een beetje à la Ali: vinnig als een vlinder, venijnig als een bij. Nee, de happy few die Marie kenden zal het weinig verbazen dat haar debuut 'Zonder' (Vrijdag/Podium) een voldragen boreling is, bol van belofte.
Ze begint zo: 'die morgen tref ik woorden aan tussen de lakens, / ze prikken als stukjes spiegel waarin een schim / weerkaatst.' 't Is die schim die Marie haast vijftig kantjes lang naar het papier drijft. 'Zonder' gaat over wat je níét ziet. Over de paradox dat net de essentie van de dingen vaak zoek is, of aan scherven gevallen.
De eerste afdeling, 'wij, helden (zonder moed)', pookt onomwonden in de wonde. Hoe begerig minnaars elkaar ook openknopen, de totale inlijving blijft uit - 'daarvoor blijven we altijd te veilig'. De ontrafeling van de liefde, de lenige en de lastige, vervolgt in 'uitersten (zonder schaamte)'. Nu eens duiken zij en hij bij dauw onder een laken, 'bijna alsof / we sneeuw zijn, de zon / ons niet mag vinden'. Dan weer zitten ze elk koppig in een andere hoek, 'lange / uren die we beter, alles bij elkaar genomen, / je jas, je koffers, je foto op de schouw / en je knuffelbeer die je sinds je geboorte / ondanks je leeftijd en mij niet kon missen, / anders hadden besteed.'
Het hart van 'Zonder' is 'moedermomenten (zonder moeder)', een weergaloze cyclus over een ongeneeslijk zieke vrouw ('al jaren draag je een ei in'), de onbewogen spil van een verweesd gezin. Hoe de kinderen ook naar haar aandacht vissen, ze hapt niet toe. En al wijst Marie niet gratuit met de vinger ('misschien / zijn we te veel steen voor je'), de impact zindert na: 'hoe je je hebt vastgeklonken in ons / vlees met je hakenhanden, je hangt / er al jaren en wij scheuren langzaam / bloedend open.' Eigenlijk doe je zo'n cyclus pas recht als je 'm helemáál overschrijft.
Oog voor het onooglijke zet deel vier, 'redeneringen (zonder nadenken)', onder stoom, samen met Maries onstilbare honger om alles in vraag te stellen, tot haar overgevoelige en hyperbewuste poëtenleven toe: 'wie heeft me zo gemaakt?' De elf 'personages (zonder paspoort)' in deel vijf, misschien? Of ze nu een kind portretteert, een vader, een prinses of een gelovige, steeds bereiken ongekunstelde taal, sterke beelden en bakken empathie maximaal effect. Ze eindigt zo, als rivieravonturier: 'ik liet me / meevoeren en strandde ergens / tot ze me terugvonden.'
'Zonder' ademt het heilige moeten uit alle letters, maar Sylvie Marie weet dat alleen passie nog geen goeie poëzie schept - dat je afstand nodig hebt, wil een ander zich in je stem herkennen. Groot talent kan het mysterie verwoorden zonder het te vermoorden. Sylvie Marie is een groot talent.