Amani Ballour
Syrische kinderarts: ‘Het zwaarst was om te kiezen wie zou sterven’
Als hoofd van een ondergronds ziekenhuis in Syrië behandelde Amani Ballour talloze slachtoffers van chemische aanvallen en bombardementen. De inzet van de kinderarts voor vrouwen en meisjes in conflictgebieden ligt nu stil door de coronacrisis.
Boos en ontmoedigd is Amani Ballour over de uitspraak van het Libanontribunaal in Leidschendam, anderhalve week geleden. De rechters wilden niet bevestigen dat het regime van de Syrische president Bashar al-Assad achter de moord in 2005 op de Libanese premier Rafic Hariri zat. Het voedde haar teleurstelling in de internationale gemeenschap, die in haar ogen de Syrische bevolking in negen jaar burgeroorlog in de steek heeft gelaten.
‘Er is geen gerechtigheid in de wereld’, zegt ze. ‘Vanaf het begin hebben ze hun plicht verzaakt, vooral bij het beschermen van kinderen en vrouwen. De hele wereld keek toe hoe onze kinderen stierven. Iedereen zag het, ik kon het niet geloven, maar de internationale gemeenschap deed niets. Melk en medicijnen, dat had al zo veel gescheeld. Maar ze deden niets. Ze hebben gefaald.’
Het is een zin die vaak terugkeert in het gesprek met de 33-jarige Syrische kinderarts, net als: ‘Het was erg moeilijk.’ Soms zegt ze dat net even anders. ‘Het was heel zwaar’ of, als ze een specifieke gebeurtenis beschrijft uit haar berg herinneringen: ‘Het was het moeilijkste moment van mijn leven.’
Ballour kijkt terug op zes vermoeiende, angstige en vaak verdrietige jaren die tegelijk – niet haar eigen woorden – leerzaam en menselijk gezien uiterst zinvol zijn geweest. Van 2012 tot 2018 werkte ze in een ondergronds ziekenhuis in Oost-Ghouta, een voorstad van de Syrische hoofdstad Damascus.
Terwijl het regime van Assad en zijn Russische bondgenoten de wijken bestookten waarover ze geen controle hadden, behandelden Ballour en haar collega’s de veelal jonge slachtoffers van de bombardementen en van de belegering. Naast de vele oorlogswonden eiste ondervoeding haar tol. Voedsel en medicijnen kwamen, dankzij internationale ngo’s, mondjesmaat binnen.
Ballour kreeg vorig jaar bekendheid door haar hoofdrol in de documentaire The Cave, van de Syrische filmer Feras Fayyad. ‘De kelder’, zo stond het ziekenhuis bekend onder de inwoners van Oost-Ghouta. Het was hun enige medische toevluchtsoord. Alle ziekenhuizen in de stad waren kapot gebombardeerd door het regime.
Op de begane grond van een ziekenhuis in aanbouw begonnen Ballour en andere lokale artsen in 2012 een medische post. Gaandeweg, met hulp van de bevolking, werd die met veel graafwerk uitgebreid tot een compleet ziekenhuis. Ondergrondse behandelkamers waren verbonden door een netwerk van tunnels. De filmopnamen werden gemaakt van 2016 tot 2018, de periode dat de jonge kinderarts hoofd van het ziekenhuis was, gekozen door haar collega’s. Een vrouw als manager in de Syrische mannenwereld.
Ballour verblijft op dit moment in Duitsland, we spreken haar via Skype. Sinds ze ruim twee jaar geleden Syrië verliet, reisde ze vanuit Turkije door Europa en de VS om aandacht te vragen voor het lot van de Syrische bevolking en de miljoenen vluchtelingen. Ook begon ze met het door haar opgerichte Al Amal Fonds projecten voor vrouwen en meisjes in conflictgebieden. Begin dit jaar kreeg ze van de Raad van Europa de Raoul Wallenberg-prijs voor bijzondere humanitaire prestaties. The Cave werd genomineerd voor een Oscar.
Hoe ziet uw leven er nu uit?
«Moeilijk. In maart kon ik vanwege corona niet terug naar Turkije. Toen besloot ik in Europa te blijven. Asiel kreeg ik niet in Duitsland, vanwege de Dublinregels. Ik zou het in Frankrijk moeten aanvragen. Dus ik heb wat problemen. Ik had veel plannen, vooral voor mijn fonds, die door de pandemie niet doorgaan. De toekomst is ongewis. Maar mijn man is bij me, gelukkig.»
Hoe is het in Oost-Ghouta?
«Ook moeilijk, erg moeilijk. Door de pandemie. Het virus is wijdverspreid. Ik heb geregeld contact, mij werd verteld dat álle mensen corona hebben, dat elke dag veel mensen doodgaan. En ze hebben in Syrië geen ziekenhuizen. Dat wil zeggen, er zijn alleen ziekenhuizen voor mensen die met het Assadregime samenwerken. Zij hebben de macht, het geld en de wapens, ze krijgen wat ze willen. Gewone burgers krijgen geen zuurstof en medicijnen.
»In heel Syrië zijn in een maand zestig artsen gestorven door het coronavirus. Een paar van hen waren mijn docenten op de universiteit, bekende artsen. Het Assadregime ontkent dat corona een serieus probleem is, maar de gestorven artsen kunnen ze niet ontkennen. Het is een groot verlies voor Syrië, het land heeft ze zo hard nodig.»
Geeft The Cave een juist beeld van de werkelijkheid, vindt u?
«Ja, het is een goede film. Maar voor mij is hij erg kort. Ik heb zo veel meer gezien, zo veel meer meegemaakt. Twee jaar terugbrengen tot 90 minuten, dat is lastig. En Feras wilde niet de afschuwelijkste dingen laten zien, het bloed en de stervende mensen. Dat wilde ik eerst wel, maar hij heeft me overtuigd.»
Drama genoeg niettemin in The Cave. Aangrijpend is de scène waarin een jongetje wordt binnengebracht met een dodelijke hoofdwond. Het gekerm van de moeder gaat door merg en been. Het kind is niet te helpen. Moedeloos laat Ballour in de film het hoofd op haar bureau zinken, de tranen stromen haar over de wangen.
‘Het jongetje zou het niet redden, er was geen enkele hoop. Het was hartverscheurend. Zijn moeder wilde dat hij rustig kon doodgaan, ze vroeg me of ik hem iets kon geven om te sterven. Maar ik was er om mensen in leven te houden, niet om ze te laten sterven.’
Heeft u hem iets gegeven?
«Nee, dat kon ik niet.»
The Cave toont ook momenten van ontspanning. Op Ballours verjaardag maken de collega’s popcorn. Dokter Salim geniet van de klassieke muziek die hij afspeelt op zijn telefoon tijdens operaties: bedoeld om de patiënten af te leiden, bij gebrek aan anesthesie.
Had u weleens een vrije dag?
«Geen vaste vrije dag. Soms, als het een beetje rustig was, kon ik naar huis, mijn woning was vlak bij het ziekenhuis. Gezond blijven was moeilijk, want goed voedsel hadden we niet. Ik was erg dun.»
De film bevat een scène met een man wiens echtgenote geneesmiddelen nodig heeft. Hij vraagt Ballour naar de manager. Als zij dat blijkt te zijn, vindt hij dat maar niks. ‘Een man is beter voor dit werk’, zegt hij. ‘Een vrouw hoort voor de kinderen te zorgen.’ Ballour geeft lik op stuk en zegt dat vrouwen in niets onderdoen voor mannen.
Was hij een uitzondering, of ging het vaak zo?
«O ja, zo vaak. Maar deze man was de enige die bereid was te worden gefilmd. Anderen waren heel boos en vernielden de camera bijna. Ik weet niet wat het is in de cultuur. Ze accepteren een vrouw wel als dokter, niet als manager. Voor mij is er geen verschil tussen mannen en vrouwen. Maar soms weten vrouwen niet dat ze dezelfde rechten hebben. Daarom wil ik ze steunen.
»Dat ik het Al Amal Fonds speciaal voor vrouwen en meisjes heb opgezet, is vanwege mijn ervaringen in Syrië. In een oorlogszone worden vrouwen en meisjes het hardst geraakt door het geweld, ook seksueel geweld. En met mannen heb ik genoeg meegemaakt. In Syrië willen ze dat vrouwen snel trouwen en thuisblijven.»
Als het aan Ballours ouders had gelegen, was ook hun dochter jong getrouwd, net als haar zusters. Ze had echter een eigen, krachtige wil en zette haar studie door. Feminist, noemt ze zichzelf inmiddels.
In de film is bijna voortdurend het geluid van bommen en vliegtuigen te horen. Ging dat echt zo? Elke dag, de hele dag?
«Jazeker, en de werkelijkheid was beangstigender dan op het scherm. Nog steeds maakt vliegtuiggeluid me bang. In Duitsland woon ik nota bene naast een vliegveld. Jarenlang heb ik het voortdurend gehoord. Soms stopten ze een paar uur, maar dan waren we bang dat het weer zou beginnen, dat een bom vlakbij zou vallen en dat we zouden sterven. Nooit waren we op ons gemak.
»Het regime probeerde woonwijken en ziekenhuizen te raken, en drukke plaatsen als markten en winkels. Ze wilden echt mensen doodmaken. Dat was hun doel.»
Van de schokkendste gebeurtenis uit haar zes jaar in het ziekenhuis is niets te zien in de vanaf 2016 gefilmde documentaire. Dat was de gifgasaanval op Ghouta op 21 augustus 2013. De chemische aanval was de ‘rode lijn’ die volgens president Barack Obama door het Assadregime niet overschreden mocht worden, maar die hij onbestraft liet. Als dit onderwerp ter sprake komt, gaat Ballour sneller spreken, woorden buitelen over elkaar heen. Emotie knettert door de Skypeverbinding.
‘Ongeveer 1.500 mensen gingen dood. Veel kinderen. Ik herinner me hun dode lichamen, zonder bloed, zonder wonden. Dat waren we niet gewend, we hadden steeds met slachtoffers van bloedbaden gewerkt. Duizenden mensen waren getroffen door sarin. Allemaal hadden ze verschijnselen van verstikking. Het was afschuwelijk.
‘Het zwaarst was om te kiezen wie ik zou helpen, maar dus ook wie zou sterven. Ze waren allemaal even urgent. Het was het moeilijkste moment van mijn leven. Ik besloot eerst de kinderen te behandelen. Maar de anderen gingen dood, ze stikten. Daar voelde ik me schuldig over.
‘Het ziekenhuis lag vol lichamen, ze bedekten de grond. Ook op het plein voor het ziekenhuis. We wisten eerst niet dat het sarin was, we gingen gewoon aan het werk. Elk van de artsen koos patiënten uit. Maar iedereen was er even erg aan toe. In de chemische aanval waren allen gelijk.
‘We hadden geen zuurstof, we gebruikten de Ambu, een soort ballon. En we hadden atropine, dat werkt tegen sommige symptomen. Maar we zagen veel mensen sterven. Het was verschrikkelijk.’
In maart 2018 kwam er een eind aan het bestaan van het kelderziekenhuis. Het regime-Assad en de Russen gaven Ghouta dezelfde behandeling als andere rebellengebieden: afknijpen en zo genadeloos met bommen bestoken – vooral civiele doelen – dat het verzet zou breken. Ontwapende strijders en burgers konden in de bus naar Idlib.
Ook een chemische aanval hoorde tot het repertoire, ditmaal met chlorine. Beelden daarvan zitten wel in de documentaire. Die aanval was makkelijker voor de artsen, zegt Ballour. Chlorine is minder heftig dan sarin.
‘Ik heb de kelder verlaten op 28 maart. Die laatste weken had het regime alles uit de kast gehaald. Geen minuut stopten de bombardementen en beschietingen. Nooit. Het was keihard. Een heel moeilijke tijd. De laatste maand was het zwaarst. Toen gaven de mensen op, ze hadden honger. En wij waren uitgeput.
‘De Russen zeiden: jullie moeten weg, anders maken we jullie allemaal dood. Het kan ons niets schelen. Tienduizenden zijn vertrokken, maar veel mensen besloten te blijven. Ze wisten dat hun in Idlib na een tijdje hetzelfde scenario te wachten zou staan.
Hoe kijkt u erop terug? U zult nooit meer zoiets meemaken, mogen we hopen. De ervaring is bepalend voor de rest van uw leven.
«Precies. Het lijkt alsof het dertig jaar duurde. We hadden ook gelukkige momenten, maar die weet ik niet meer. Ik herinner me alleen de zwaarste momenten. De kinderen die stierven, niet de kinderen die bleven leven. Dat is mijn geheugen. Een zware last.»
Heeft u psychologische bijstand gezocht?
«Nee, dat heb ik niet nodig. Nachtmerries heb ik niet meer. Natuurlijk herinner ik me de vreselijke dingen, ik zie alles nog voor me. Maar ik geloof in God, ik ben moslim. Ik kan bidden. Dan voel ik me beter.»
Is er hoop voor Syrië?
«De indicatoren zijn niet goed, maar ik zal de hoop niet verliezen. We hebben veel goede mensen. We kunnen ons land weer opbouwen, als we maar eerst afkomen van de misdadiger Assad en zijn bende. Zolang hij er is, is er geen gerechtigheid.»
U heeft veel westerse politici gesproken. Hoe ging dat? Wat vroeg u en wat zeiden ze?
«Ik heb ze ontmoet op een moeilijk moment. Vanaf december werd Idlib aangevallen door het regime en Rusland. Er zaten een miljoen ontheemden. Politici in Nederland, Frankrijk, Duitsland en de VS beloofden te helpen met opvang en geneesmiddelen. Maar we hebben ook vrede nodig in Syrië. Daar konden ze niets aan doen, ze konden niets beloven. In de Veiligheidsraad kunnen ze niet tegen Rusland op.»
En interventie heeft geen zin meer?
«Nee, we willen geen militaire oplossing. Geen wapens meer. De internationale gemeenschap moet druk uitoefenen op Rusland. Dat had ze veel eerder al kunnen doen, voordat honderdduizenden Syriërs stierven.»
(VK)