null Beeld Carmen De Vos
Beeld Carmen De Vos

tania van der sanden

Tania Van der Sanden: ‘Die verslaving ligt ondertussen al meer dan tien jaar achter mij. Ik kan ermee lachen nu’

Theaterliefhebbers hebben dezer dagen niet veel om over te juichen, maar één troost hebben ze: Tania Van der Sanden leeft nog. Sterker nog: ze wordt deze week 60 jaar en barst van de goesting om nog een tijdje door te gaan. ‘Ik voel mij nog zot genoeg, ook al heb ik na drie dagen repeteren een rib gekneusd en een spier verrekt.’

Danny Ilegems

Op het podium van een niet al te zeer veredelde parochiezaal in het schilderachtige Zwijnaarde repeteren actrices Tania Van der Sanden (59) en Lien Thys (29) ‘Apenverdriet’, een toneelstuk van Arne Sierens. Van der Sanden speelt Juliette, een vrouw van 50 die hard geleefd heeft en net een feest heeft gegeven om de ‘hereniging’ met haar echtgenoot te vieren. Thys is Mara, een jonge vrouw die als enige is achtergebleven van het feestje.

Mara: ‘Gij zijt de enige die niet gescheiden is, een mirakel!’

Juliette: ‘’t Is zo.’

Mara: ‘Zullen we nog iets drinken, wij twee, en zo wat tipsy worden?’

Juliette: ‘Nee.’

Het zouden vier regels uit een toneelbewerking van haar leven kunnen zijn.

Als het stuk straks in première gaat, op 22 september in de Minard in Gent, zal Tania Van der Sanden 60 jaar zijn geworden. Ze is inmiddels een eeuwigheid samen met ex-acteur en kunstenaar Philippe Ceulemans, waarvan 20 jaar getrouwd. Ze is minstens even bekend als gewezen drankorgel dan als actrice. En al even ten onrechte is ze bekender van tv – ‘Vaneigens’, ‘Het eiland’, ‘In de gloria’ – dan van het theater, waar ze alles heeft gespeeld, met iedereen, overal. Ook hier dus, in het schilderachtige Zwijnaarde.

We zitten op het terras van Ontmoetingscentrum De Nieuwe Melac. Tania Van der Sanden drinkt koffie en draait een dunne sigaret met een plukje Van Nelle-tabak. ‘Als je veel reisvoorstellingen speelt, kom je op Vlaamse wegen niet-idyllische plekken als deze tegen’, lacht ze. ‘Ik vind ze altijd heel bijzonder. Om elf uur ’s ochtends zitten de eerste klanten hier achter hun koffie. Dat kan mij vertederen.’

Zelf woont ze al twintig jaar in het vertederende Lokeren. ‘We zijn verliefd geworden op de oude schuur die bij het huis hoorde dat te koop stond. We werkten toen allebei in Gent, maar daar waren de huizen onbetaalbaar voor ons. In Lokeren hebben we een goeie school gevonden voor onze dochters en een mooie vriendenkring opgebouwd. Ik ben er nog altijd heel content. Alleen het lokale dialect krijg ik maar niet onder de knie. Azuwe, zeggen ze daar, met een ‘z’ die zweemt naar een ‘sch’.’

‘Tijdens mijn opleiding aan het conservatorium is mijn stem beginnen zakken. Het roken heeft daar zeker aan bijgedragen. Daar ben ik niet trots op’ Beeld Carmen De Vos
‘Tijdens mijn opleiding aan het conservatorium is mijn stem beginnen zakken. Het roken heeft daar zeker aan bijgedragen. Daar ben ik niet trots op’Beeld Carmen De Vos

- Het Kempisch gaat u makkelijker af.

‘Absoluut jom. Mijn beide ouders waren Antwerpenaren, maar tussen mijn drie en mijn negen jaar hebben we in Kasterlee gewoond en ging ik naar school in Turnhout. Daarna zijn we verhuisd naar Halle-Zoersel en liep ik school in Schoten.’

- Zelf Kempenaar zijnde komt het Kempisch op tv mij onderhand de oren uit, moet ik toegeven.

‘Hoezo? Het West-Vlaams moet tegenwoordig toch niet onderdoen? ‘Bevergem’, ‘Eigen kweek’, ‘Nonkels’...’

- Maar elke keer als een personage dat melange van boertigheid en verbaal onvermogen moet krijgen dat doorgaat voor laagdrempelig, wordt er overgeschakeld op Kempisch. Zedde gij, hedde gij.

‘O nee, ik hou van dialecten. Het eerste wat mijn dictie­lerares, de helaas al overleden Marita Vandenplas, tegen mij zei, was: ‘Ik ga je mooi AN leren praten, maar je mag nooit je moedertaal verliezen: je dialect, dat ligt het dichtste bij jou.’ Tegen mijn studenten aan het KASK en het RITCS zeg ik altijd: ‘Als je ’s avonds in je bed je tekst ligt te repeteren, doe dat dan in je eigen woorden, in je eigen taal. Dan ga je dingen vinden waar je niet opkomt in een propere, shakespeareaanse theatertaal.’’

‘Toen ik in 1984 afstudeerde bij Dora van der Groen was dat not done – AN móést. Alleen Gaston en Leo in Antwerpen en Romain De Coninck in Gent durfden daarvan af te wijken, maar die werden dan ook niet erg au sérieux genomen. (lacht) Ik heb ook al in het Gents gespeeld. Stukken van Jo Van Damme, met Bob De Moor als tegenspeler. Bob sprak de teksten in op een cassetterecorder, en ik imiteerde zijn tongval. Zo heb ik het geleerd. (denkt na) Maar het ritme en de toonhoogte van je stem zijn natuurlijk ook heel belangrijk. (slepende stem) Zedde zoewe wa nen trage? (versnelt) Of-ne-rappe-dieje-hiel-rap-klapt – taktaktak?’

‘Er zijn oneindig veel mogelijkheden. Daarnet op de repetitie heb ik de stem van Juliette in een lager register gezet, hard en afgemeten. Ze was ineens een totaal andere vrouw dan vorige week.’

- Jouw lage, wat raspende stem is herkenbaar uit de duizenden.

‘Da’s waar, mijn stem verraadt mij.’

- Rook je zware Van Nelle om ze zo laag te houden?

‘Nieje, nieje. De toonhoogte van mijn stem is voor het eerst gezakt tijdens mijn opleiding aan het conservatorium in Antwerpen. Die laagte had ik dus al heel gauw te pakken. Maar het roken heeft er zeker ook toe bijgedragen. Daar ben ik niet trots op.’

- Een diepe stem wordt vaak geassocieerd met rust en beheersing. Klopt dat in jouw geval? Ben jij van de rustige vastheid?

‘Nieje, nieje! Ik ben een stresskip. Door wat ik in mijn leven heb meegemaakt, door het pad dat ik gevolgd heb... (denkt na) De jongste tien jaar is er wel een zekere rust... nee, een andere manier van denken over mij gekomen. Ik ben al wat minder paniekerig. Maar de aard van het beestje is vaak toch nog (schakelt naar een hoog, verschrikt, kortademig stemmetje): ‘En hoe moet dat dan volgende week? En volgende maand?’ Dan moet ik mezelf kalmeren: alleen maar denken aan vandaag, daarna zien we wel weer.’

‘Voor een première sta ik letterlijk te trillen op mijn benen. Het huilen staat mij nader dan het lachen en ik denk bij mezelf: mijn god, waarom heb ik dit beroep gekozen?’ Beeld Carmen De Vos
‘Voor een première sta ik letterlijk te trillen op mijn benen. Het huilen staat mij nader dan het lachen en ik denk bij mezelf: mijn god, waarom heb ik dit beroep gekozen?’Beeld Carmen De Vos

- Moet een goeie acteur onrustig en onzeker zijn?

‘Dat moet niet, maar ik denk wel dat velen het zijn. Voor een première sta ik letterlijk te trillen op mijn benen. Mijn knieën knikken, het huilen staat mij nader dan het lachen, en ik denk bij mezelf: mijn god, waarom heb ik dit beroep gekozen? (lachje) Ik had gehoopt dat het zou beteren met de jaren, maar die wens is niet uitgekomen. Aan wijlen Joop Admiraal, de grote Nederlandse acteur met wie ik heb samengewerkt in Toneelgroep Amsterdam, heb ik ooit gevraagd: ‘Joop, wordt het beter, draaglijker?’ ‘O neej’, antwoordde hij met zijn lijzige stem, ‘het wordt alleejn maar er-ger.’ Gijs de Lange, ook al wijlen, ook van Toneelgroep Amsterdam, zei vlak voor we het toneel op stapten altijd: ‘Nou jongens, kom op, voor de kat z’n kut.’ En Peter De Graef zegt dan weer dat het aan je ego ligt als je nerveus bent: je wil de best mogelijke versie van jezelf zijn, en dat leidt alleen maar tot nodeloze uitsloverij. Dora van der Groen onderstreepte het belang van de ademhaling. (Op plechtige toon) ‘Ga zeker niet zo op (opgejaagde ademhaling), maar ga zo op (ademt diep in en lang uit).’ Aan al deze mensen denk ik wanneer er een pre­mière in zicht komt. Dora: uitademen. Ineke Nijssen: ademen en zijn. Sam Bogaerts: opgaan en reageren. Peter De Graef: niet te hard mijn best doen. Joop: me geen illusies maken. Gijs: ’t is toch voor de kat zijn kut. Geloof het of niet, dat helpt écht.’ (lacht)

‘Bij mij hangt het ook een beetje af wie er in de zaal zit. Het liefst speel ik voor een publiek waarvan ik helemaal niemand ken. En bij tv-opnames heb ik dan weer helemaal geen last van de zenuwen. ‘Vaneigens’, ‘In de gloria’: dat ging vanzelf. Je arriveerde, Jan Eelen legde uit waarover we het ongeveer gingen hebben, pruik op, schoenen aan, en hop. Je had de tijd niet om nerveus te worden, begrijp je?’

- Warre Borgmans heeft eens gezegd dat jij een van de zeldzame acteurs bent die álles kunnen spelen.

‘Ja, dat zei hij, hè? Dat durf ik over mezelf toch niet te beweren. ’t Is waar, ik heb al veel uiteenlopende rollen mogen spelen, bij veel verschillende gezelschappen. Daar ben ik dankbaar om. Ik verleg graag mijn grenzen, ik verken graag nieuwe wegen, ik wil mezelf blijven verrassen...’

- Heb je een geliefkoosd personage? Is er een rol die aan jou is blijven kleven?

‘Nee, er zijn stukken die aan mij zijn blijven kleven. Ik noem altijd ‘Who’s Afraid of Virginia Woolf’? van De Witte Kraai, met Viviane De Muynck, Kees Hulst, Bas Paijmans en mij. Daarin speelde ik een personage dat een enorme ontwikkeling doormaakt en op het einde helemaal ontploft. Het culmineerde in een dans op de ‘Zevende symfonie’ van Beethoven. Mijn tante Mia vroeg nadien aan regisseur Sam Bogaerts: ‘Hedde gij die pillen gegeve ofwa?’ Er waren toen ook mensen die over mij zeiden: ‘Het kán niet dat ze dit speelt, die is gewoon zo.’ Dat is natuurlijk het mooiste compliment dat je kunt krijgen.’

‘Ik ben geschoold door Sam Bogaerts (vorig jaar overleden regisseur, acteur, auteur en docent, red.), ik kom uit zijn nest. Een van de eerste dingen die ik van hem leerde, is dat het tragische en het komische hand in hand gaan. Ik zal altijd proberen het tragische te zoeken in het komische, en vice versa. Of ik nu een klassieker speel, een modern stuk of een nieuwe creatie, een kabouter in De kikvorskoning of Eva Braun vastgebonden aan een hakenkruis: het is altijd dezelfde benadering.’

-Wordt dat moeilijker of makkelijker naarmate je de 60 nadert? Kun je de repetitie van vandaag uit je hoofd zetten als je straks thuiskomt?

‘Nee, als ik het wil loslaten, moet ik iets doen: afspreken met iemand, een plant verpotten, het huis dweilen. Er zijn dagen dat ik ’s ochtends wakker word, mijn ogen opendoe, en denk aan de tekst die ik moet instuderen en het personage waaraan ik gestalte moet geven. Ik hoor wel eens van collega’s dat ze dan tijdelijk veranderen in hun personage. Zo erg is het bij mij niet. (lacht) Zeg, ben ik niet te zwaar op de hand? Als ik mezelf zo bezig hoor, lijkt het alsof ik de zwaarste job van de wereld heb. Terwijl de waarheid is dat ik er nog altijd veel plezier aan beleef.’

- Je denkt nooit bij jezelf: misschien wordt het stilaan tijd om met pensioen te gaan?

‘Integendeel, ik hoop nog veel kansen te krijgen. Het is een beroep dat je mag blijven doen, hè. Maar natuurlijk: ’t is crisis nu. Het is niet meer zo vanzelfsprekend dat je een volledig seizoen kunt volmaken. Tot nu toe was ik gezegend, maar blijft dat zo? En als ik niet meer kan spelen, wat dan? Ik geef ook nog les aan het KASK in Gent en het RITCS in Brussel, maar dat zijn korte periodes. Stel dat deze opdrachten ook wegvallen, wat moet ik dan gaan doen?’

- Heb je mee op de barricades gestaan tegen de besparingen van minister van Cultuur Jambon?

‘Ik ben mee gaan betogen, ja. Niet elke keer, maar ik ben wel solidair. Eerst werden de subsidies verminderd, dan kwam er weer wat bij, maar het is ondertussen wel duidelijk dat niet iedereen bedeeld kan worden. Ik heb te doen met de jonge mensen die dromen van een toekomst in het theater, of in de cultuur in het algemeen. Suzanne, mijn oudste dochter, is net afgestudeerd aan het RITCS. En Sara, mijn jongste, gaat er nu aan beginnen. Suzanne vindt voorlopig geen werk in het theater. De jonge acteurs maken er onder elkaar wrange grapjes over: ‘Ik heb mijn diploma, joepie, ik kan morgen beginnen in de horeca!’’

‘Soms vraag ik aan mijn dochters: ‘Mannen, is dit nu een wanhopige vrouw van zestig die te jong gekleed gaat?’ Meestal stellen ze mij gerust’ Beeld Carmen De Vos
‘Soms vraag ik aan mijn dochters: ‘Mannen, is dit nu een wanhopige vrouw van zestig die te jong gekleed gaat?’ Meestal stellen ze mij gerust’Beeld Carmen De Vos

- Zijn er dingen waar je te oud voor wordt?

(denkt na) ‘Neu. Ik voel mij nog zot genoeg. Joop Admiraal heeft eens een klein jongetje gespeeld toen hij al over de vijftig was. Dat was fan-tas-tisch! Wat je wel hebt op deze leeftijd: je loopt sneller een blessure op. Ik repeteerde Medea bij Theater Malpertuis, en na drie dagen had ik al een spier verrekt en een rib gekneusd. Ik vroeg aan mijn osteopaat: ‘Hendrik, is dat nu omdat mijn botten te oud zijn?’ ‘Nee, pure bad luck’, antwoordde hij.’

‘Ik voel mij geen 60, echt niet. Ook al draag ik ondertussen lenzen, een multifocale bril en een hoorapparaat. Slechthorendheid zit een beetje in de familie. (gaat rechtstaan, handen in de heupen, borst vooruit, kin omhoog) Soms vraag ik aan mijn dochters: ‘Mannen, is dit nu een wanhopige vrouw van 60 die te jong gekleed gaat?’ (gaat terug zitten) Meestal stellen ze mij gerust.’

- Op 14 september is het zover: hoe ga je die verjaardag vieren?

‘Stillekes. (lacht) Wij zijn niet zo goed met data in ons gezin. Het is al gebeurd dat we de kerstcadeaus uitpakten in april. Onlangs vroeg ik aan mijn man: ‘Philippe, wanneer zijn wij ook weer getrouwd?’ Ik had de exacte datum nodig voor iets administratiefs. Philippe zei: ‘Kijk eens in het trouwboekje.’ Dat bleek op 29 juni 2002 te zijn. Waarop hij zei: ‘Verdomme, dan zijn we net twintig jaar getrouwd.’ Waren we glad vergeten.’

‘Ik ben niet geneigd om een groot feest te geven. Niet omdat ik het niet fijn vind om 60 te worden... (lacht) Maar het te dik in de verf zetten hoeft nu ook weer niet voor mij. We zullen het wel vieren onder elkaar, klein, intiem, niet te zot. Vorig jaar zijn er een paar vriendinnen komen ontbijten op mijn verjaardag. Dat vond ik leuk.’

- Ik heb de foto’s gezien die bij dit interview gepubliceerd zullen worden...

‘Ik ook. Graaf, hè? De lezers zullen denken: ‘Amai, die ouwe doos heeft het nog goed met die twee stoere jonge binken...’

- Mijn oog viel op de drank die op de set werd geserveerd: melk in plaats van bubbels of cocktails.

‘Het was melk met slagroom! Haha, ik heb me kostelijk geamuseerd. Onder welke stijl moet je dat rode trainingspak en die goudkleurige jumpsuit rangschikken? Geraffineerd marginaal? Upscale vulgair? (stil) En die melk, ja: zonder het erover te hebben ging het erover, hè? Een mevrouw van De Morgen had me gezegd dat het interview over ‘het leven’ zou gaan. Daar gaan we weer, dacht ik, ik zal weer anderhalf uur over mijn overwonnen alcoholverslaving mogen praten. Lange tijd was de eerste vraag die journalisten mij stelden: ‘En hoe gaat het nu met u?’’

- En hoe gaat het nu met u?

‘Goed, dank u. Die verslaving ligt ondertussen al meer dan tien jaar achter mij. Ik kan ermee lachen nu. Humor is het geheime wapen, hè. Als je met iets kunt lachen, heb je het verwerkt. De eerste drie jaar na mijn ontwenning lukte dat niet, hoor. Dan lachte ik hooguit een beetje zuur. Ik ga wel nog elke maandag naar de nazorg.’

- De AA?

‘Iets gelijkaardigs, maar bij ons heet het niet zo. Het is een bijeenkomst van mensen die, net zoals ik, in de Sint-Lucia-kliniek in Sint-Niklaas hebben verbleven. Ik haal mijn voldoening nu uit het feit dat ik anderen help ermee te leren omgaan. Onder het motto: door anderen te helpen help je ook jezelf. Ons programma is heel compact: elke week een uurtje, plus nog wat napraten op de parking. En als ik het niet haal, omdat ik bijvoorbeeld moet spelen of repeteren, bel ik met een aantal mensen. Ik vergelijk het met een klein onderhoud van je auto. De banden van je fiets oppompen, je vitaminen halen bij de apotheker.’

‘Want ik mag dan het gevoel hebben dat ik van de alcohol verlost ben, ik moet toch alert blijven, ik mag het nooit minimaliseren. Als mij iets dwarszit, moet het eruit. Ik zou de eerste niet zijn die na x-aantal jaren iets meemaakt waardoor hij of zij opnieuw in de problemen komt. Je kent het gezegde: eens alcoholist, altijd alcoholist.’

‘Ik heb in Sint-Niklaas inmiddels een groepje vrienden, lotgenoten, bij wie ik met alles terechtkan. Het zijn de mensen die mij tien jaar geleden bij de hand hebben genomen en gezegd hebben: ‘Je zult zien: je kúnt het, want wij konden het ook.’ Elke keer als ik daaraan terugdenk, krijg ik kippenvel. Want potverdomme, het was een berg hoor, waar ik overheen moest.’

- Je bent aan iets ergs ontsnapt.

‘Wees daar maar zeker van. We zeggen soms: het is een straatje zonder einde. Maar dit was een straatje mét een einde, hè. Op een gegeven moment zou het gewoon gedaan zijn geweest met mij, afgelopen, fini. (zucht) Dus het was de moeite waard om het gevecht aan te gaan. Mijn leven is echt verbeterd. En hoe langer het geleden is, hoe makkelijker het gaat.’

- Dus als ze straks, op de afterparty van een geslaagde première, rondkomen met dienbladen vol champagne...

(lacht) ‘...dan komen ze naar mij en zeggen ze: ‘Tania, we hebben ook iets voor u’.’

- Wortelsap met een steeltje selder?

‘Nee-nee, ik lach daar niet mee, ik ben er integendeel heel dankbaar voor. (stilte) Enfin, we lachen er wél mee. ‘En voor Tania gaan we de cola decanteren’, heeft Rik Teunis van Theater Malpertuis eens geroepen. Als ik met nieuwe mensen werk, jonge acteurs die niet vertrouwd zijn met mijn verleden, vragen ze wel eens: ‘En welke cocktails vind jij lekker?’ ‘O, heel veel’, antwoord ik dan, ‘maar ik heb er zodanig veel gedronken, dat ik er nu geen zin meer in heb.’ Haha, niet gelogen. En dan vertel ik mijn verhaal. Maar soms zeg ik ook gewoon: ‘Ik drink niet.’ Dat wordt meer en meer geaccepteerd. Een geheelonthouder wordt vandaag al minder raar gevonden. (stil) Brr, ik ben blij dat ik het niet meer nodig heb om mij goed te voelen.’

‘Mijn alcoholverslaving ligt ondertussen meer dan tien jaar achter me. Ik kan ermee lachen nu. Humor is het geheime wapen, hè. ’ Beeld Carmen De Vos
‘Mijn alcoholverslaving ligt ondertussen meer dan tien jaar achter me. Ik kan ermee lachen nu. Humor is het geheime wapen, hè. ’Beeld Carmen De Vos

- Wat drink je dan wel?

‘Ik ben een koffieslurper. Thuis drink ik koffie, thee en water. En mijn cafédranken zijn tonic en vooral gemberbier, dat vind ik zo lekker. Na mijn ontwenning ben ik een tijdje in de frisdrank gevlogen. Ik dronk anderhalve liter cola of icetea per dag. Ik zwol zienderogen op. Je zoekt compensatie, hè. Je stopt met iets, en je neemt iets anders...’

- De ene verslaving wordt vervangen door de andere.

‘Precies. Je snakt naar pep, naar suiker, naar uppers. Daar heb ik gelukkig een stop op kunnen zetten. Als ik nu een cola drink, denk ik: mm, lekker. Met roken probeer ik ook te minderen. Ik zou er graag helemaal mee stoppen, maar dat lukt me voorlopig niet. Maar je hebt het gezien: ik rol mijn sigaretjes heel dun, in blauwe blaadjes die vanzelf uitgaan.’

‘Een ander pijnpunt is beweging. Soms sta ik in een stuk waarin veel gedanst wordt. Dan zijn de repetities doorgedreven trainingen en word ik best wel op de proef gesteld. Maar zelf? Veel van mijn vriendinnen doen yoga, ik doe niks. Ik ben een autorijder, ik zit graag in de wagen. Het land doorkruisen is voor mij geen opgave. Ik rij, geef mijn ogen de kost en verwonder mij over wat ik zie: de landschappen, de dorpen, de dieren en de mensen. Sinds een jaar hebben we thuis een hond, een lief labradorwijfje. Maar die laat ik nooit uit, dat doet mijn dochter. Hooguit raap ik de stok van de grond die de hond moet apporteren. Dus dat is mijn voornemen bij mijn 60ste verjaardag is: meer gaan wandelen. Wat denk je?’

‘Apenverdriet’ van Arne Sierens, met Tania Van der Sanden en Lien Thys, vanaf 22 september in diverse theaters. Speellijst op koortzz.be

(DM)

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234