'Ten Oorlog': Onze man trekt samen met Arnout Hauben en kompanen door Oekraïne
‘Spasiba! Thank you! En de groeten aan de kinderen!’ Arnout Hauben neemt afscheid van de oude vrouw die net een stukje van haar ziel heeft uitgespeld, en gaat naar buiten – daar tippelen nieuwe verhalen, nieuwe avonturen, en nieuwe niet door lui cynisme afgetopte ontroering.
Een huisje op het platteland van Oekraïne, een droge klop op de deur. Een vrouw doet open en ziet drie mannen staan. Ze stellen zich keurig voor: de eerste heet Rijkdom, de tweede Geluk, de derde Liefde. De vrouw nodigt het trio uit om binnen te verpozen en wat te eten. Maar dat kan niet, werpen de mannen tegen: er kan er maar één binnenkomen, en zij moet bepalen wie.
De vrouw overlegt met haar man. ‘Laten we Rijkdom uitnodigen,’ stelt die voor. ‘Hij zal ons leven weelderiger maken.’ De vrouw voelt meer voor Geluk: ‘Hij zal ons leven glorieuzer maken.’ Uiteindelijk laten ze hun dochtertje beslissen. Het meisje kiest voor Liefde: ‘Hij zal ons leven warmer maken.’
De vrouw gaat weer naar buiten en meldt de drie mannen het verdict: Liefde is welkom voor een kom soep. Maar tot haar grote verbazing stappen ze toch alle drie het huis binnen. Vragend kijkt ze de mannen aan. ‘Had u voor Rijkdom of Geluk gekozen, dan was alleen die man binnengekomen. Maar u hebt voor Liefde gekozen, en waar Liefde gaat, daar volgen Rijkdom en Geluk automatisch.’
Het is een oud Oekraïens volksverhaal, en ik krijg het te horen op mijn eerste avond in die tussen Rusland en Europa ademende natie. Ik ben in de vooravond in Kiev geland, heb een bevreemdende taxirit door donkere, onvriendelijke bossen achter de rug, en ben in Huta-Mezhyhirs’ka – een klein dorp ten noordwesten van Kiev – herenigd met Arnout Hauben (39), Mik Cops (41) en Jonas Van Thielen (29), de ‘Ten oorlog’-equipe die ik ten tijde van de eerste reeks ook al enkele dagen mocht vergezellen. Samen met tolk Irina Zbrozhek (40) stappen ze in het spoor van het Rode Leger van Stalingrad naar Berlijn. In Rusland (de aflevering van 30 november) zijn ze al op levendige verhalen gelopen, en nu hebben ze in Oekraïne (de aflevering van 7 december) net de Dnjepr overgestoken, op weg naar Kiev.
Het restaurant dat we willen binnengaan, blijkt voorbehouden voor het verjaardagsfeest van een meisje dat 20 wordt. Maar dat is geen probleem, krijgen we te horen: ‘Welkom! Schuif toch mee aan!’ Er is vlees, er is vis, er is wodka. Er is de speech van de jarige – het volksverhaal. En er is muziek en dans, en de verslavende vreugde van een avond die alleen maar jonger lijkt te worden.
Aan onze tafel ontspint zich tussen de luide toosten door een pinnige discussie. Want wie van de drie is Rijkdom, wie Liefde, en wie Geluk? Met de tactvolle hulp van Irina lijkt een consensus in de maak: Mik is Rijkdom, Arnout Geluk en Jonas Liefde.
Arnout Hauben (sip) «Maar ik wil óók graag Liefde zijn.»
Man en paard
De ochtend begint met business as usual: Mik checkt de kaart, Arnout morst koffie over zijn broek en Jonas bedenkt hardop een alternatief einde voor ‘Game of Thrones’. De zon doet enthousiast auditie, de bossen en velden van Oekraïne liggen er flirterig bij – dit moet een mooie dag worden.
We zijn al een poos aan het stappen wanneer een man op een quad nieuwsgierig halt houdt. Igor (38) laat ons een bunker uit de Tweede Wereldoorlog zien, en biedt ons dan een lift aan. En zo komt het dus dat we met z’n zessen op één quad door de Oekraïense bossen zoeven, slalommend tussen de bomen en vechtend met nukkige hellingen. Snelheid, surrealisme en een hint van avontuur: dit is ‘Ten oorlog’ op z’n jongensachtigst.
Igor blijkt één van de rijkste Oekraïners te zijn – al vertelt hij liever niet in welke branche hij zijn geld verdiend heeft. ‘Laat ik het zo zeggen: je kunt in Oekraïne tegelijk aan business en aan politiek doen.’
Zijn grote passie is paardensport, en hij rijdt ons naar zijn renstal.
Igor «Ik ben met niets begonnen. Toen ik zeven maanden oud was, werd ik te vondeling gelegd. Ik groeide op in een weeshuis, en naast dat weeshuis stond een manege. De warmte van twee ouders heb ik nooit gekend, maar daar, bij die paarden, vond ik wél liefde. Ik heb toen een dure eed gezworen: ‘Zodra ik volwassen ben, open ik een renstal!’»
Igor meent het: in 2002 koopt hij zijn eerste paard. En hij trekt op prospectie naar België en Denemarken om te onderzoeken hoe je dat doet, een renstal opzetten.
Igor «Het gaat om flinke investeringen, hoor: een degelijk renpaard kost algauw 550.000 euro. Kom, ik laat jullie jullie landgenoot zien.»
We lopen door de stallen tot bij een paard dat gnuivend zijn oren naar achteren legt.
Igor «Voilà, dit is een Belgisch paard. Een karaktertje, hoor! Maar wel het beste koopje dat ik ooit heb gedaan: hij kostte maar 50.000 euro. En hij doet het prima in de competities.»
Het imposante domein – stallen, bungalows, het omliggende bos – is volledig eigendom van Igor. Maar de grote infrastructuurwerken die hij in zijn hoofd had, staan on hold.
undefined
'Ik heb al vaak gedacht: wanneer vraagt iemand eens hoe ik mijn leven heb geleefd? Aan jullie kon ik het eindelijk vertellen' Olka
Igor «Door die ellendige oorlog van Vladimir Poetin. Ik spendeer mijn geld momenteel liever aan het Oekraïense leger. Ik heb al vijf gepantserde voertuigen gekocht, en verschillende infraroodcamera’s.»
Op het terras van één van zijn bungalows biedt Igor ons een lunch aan. Hij stelt ons voor aan zijn vrouw en zijn zoontje.
Igor «Mijn vrouw is ook opgegroeid in een weeshuis. Dat helpt: we hoeven de ander niet uit te leggen hoe hard dat is. En we vinden het fantastisch dat ons zoontje wél met twee ouders opgroeit.
»Toen ik 29 was, heb ik mijn moeder opgespoord. Ik heb haar kort ontmoet. Ze wist niet dat ze voor haar zoon stond. Hoewel... (Twijfelt) Ze bleef heel lang en aandachtig naar mijn ogen kijken – ze moet íéts gevoeld hebben. Pas bij het afscheid heb ik het haar verteld. En sindsdien heb ik haar nooit meer gezien. Daar heb ik ook geen behoefte aan. Ik zag een knappe vrouw met grijs haar, lichte ogen en mooie wimpers – maar meer zag ik niet.»
We nemen afscheid van die vriendelijke, bizarre, lichtjes breedsprakerige Igor, en stappen verder. In een klein dorp worden we – ‘Rechtdoor, en aan de waterput naar links’ – naar Olka gestuurd, een vrouw van 87. Ze woont in een houten huisje dat véél tijd heeft zien wegtikken. Olka begint met excuses: het ruikt niet erg lekker binnen, en dankzij haar katten lijden de hygiënenormen er aan inflatie. Dat laatste probleem wordt nog een tikje acuter wanneer de inwonende zoon van Olka, die al één wodkaatje meer op heeft dan strikt genomen mag van de Wereldgezondheidsorganisatie, in het kommetje met katteneten trapt, en zo de papperige brokjes over het hele huis verspreidt.
Olka dementeert, maar in haar heldere momenten worden haar ogen vrolijke vuurkogeltjes, en vertelt ze met aandoenlijke geestdrift. Haar hele leven al woont ze hier: ze heeft dus ook de gevechten tussen de Sovjets en de Duitsers meegemaakt. In 1943 lijkt haar leven een nare wending te nemen: Olka – een tiener op dat moment – wordt opgepakt door de Duitsers en samen met andere inwoners van het dorp in een vier rijen brede colonne geplaatst. De opdracht: marcheren. De bestemming: Duitsland.
undefined
undefined
'Olka: 'Toen er Duitsers in ons dorp zaten, moest ik onderduiken. Een maand lang heb ik me verstopt, onder mijn bed.'
Olka «Ik hoor de achterblijvers nog roepen: ‘Kindjes, waar brengen ze jullie naartoe? Worden jullie naar jullie dood gebracht?’
»Ik was bang en paniekerig, wist niet wat me te wachten stond. Maar mijn vader was de colonne stiekem gevolgd, en plots kwam hij naast mij lopen. Zijn gezicht was eerst bloedrood, daarna lijkbleek. Hij greep me vast en trok me de struiken in. Daar zijn we blijven liggen, biddend dat de Duitsers niets gezien hadden, en toen iedereen uit het zicht verdwenen was, zijn we weer naar huis gegaan. Maar omdat er in het dorp nog Duitsers zaten, en omdat we niemand van onze buren écht konden vertrouwen, moest ik onderduiken. (Wijst naar haar bed) Een maand lang heb ik me hier verstopt, onder mijn bed.»
Olka zucht, ze graaft in haar weerbarstige geheugen, en vertelt over de holen in het bos waar een groot deel van het dorp in woonde, over de Duitser die haar met een stok sloeg, over de lijken op de weg. Wanneer we na twee intense uren afscheid nemen, lijkt er een zware last van haar schouders gevallen. ‘Ik heb al vaak gedacht: wanneer vraagt iemand eens hoe ik mijn leven heb geleefd? Aan jullie kon ik het eindelijk vertellen.’
We gaan weer op pad. Olka heeft, zo bedenk ik, geen vierde scheidsrechter die aangeeft hoeveel blessuretijd ze nog mag volmaken: de rafelige spoken in haar hoofd zullen beslissen.
Jonas Van Thielen «Je leven geleefd, en dan zachtjes vervagen, tot je helemaal opgaat in het landschap waar je dat hele leven geleid hebt: ik vind dat móói. Olka leeft in smoezelige omstandigheden, ja. Maar in een kast van een villa dementeren is van een even grote tristesse, hoor.»
Arnout «Ik zie haar verhaal ook zo voor mij: die vader die uit liefde voor zijn dochter het grootste risico uit zijn leven neemt, en zijn Olka uit die colonne plukt. Voor mij gaat ‘Ten oorlog’ dáárover: de momenten waarop een mensenleven drastisch kantelt, waarop het alle richtingen uit kan zonder dat je er zelf vat op hebt.»
Het begint al te schemeren wanneer we Kiev bereiken. We lopen langs Babi Jar – letterlijk: ‘Het ravijn van de oude wijven’. Hier werden op 29 en 30 september 1941 33.771 Joden door de Duitsers gefusilleerd of levend begraven. We staan voor het monument, en de stilte die ons omhult is een jas die veel te veel tocht doorlaat.
Oorlog en wrede liefde
De volgende ochtend lopen we naar een amateurwedstrijd in het oudste voetbalstadion van Kiev. Op 9 augustus 1942 werd hier de Dodenmatch gespeeld. De beste voetballers van Kiev namen het op tegen de beste spelers uit het Duitse leger. De fel gecontesteerde legende wil dat de thuisploeg van de Duitsers de opdracht kreeg om te verliezen, maar dat gebod frivool negeerde. De Oekraïners wonnen met 3-2, waarna een aantal spelers gemarteld en zelfs vermoord werd. Maar nu heerst de kalme vrede van het amateurvoetbal, waar de derde helft bier en speelse analyses brengt, in plaats van agressie en dood.
We trekken naar het Maidanplein, waar de revolutie in februari 2014 op een bloedbad uitliep. Er vielen meer dan honderd doden, en de rest is door Poetin geschreven geschiedenis.
Wanneer we langs de Alley of Heroes lopen, de straat waar elk slachtoffer een gedenksteen heeft, zie ik Irina aandachtig alle foto’s bekijken.
Irina Zbrozhek «Mijn papa, die in Odessa woont, is in die periode twee keer op Maidan geweest. De eerste keer was in februari, net voor de dodelijke raids. Hij werd meteen door een groepje studenten uitgenodigd op de thee. Met één jongen klikte het bijzonder goed: een slimme, geëngageerde student politicologie. Ze hebben samen nog een selfie gemaakt. (Valt even stil) Toen mijn papa enkele maanden later terugkeerde naar Maidan, was de Alley of Heroes er al – met ook een steen voor die jongen.»
undefined
undefined
''Ten oorlog' gaat over de momenten waarop een mensenleven drastisch kantelt, waarop het alle richtingen uit kan zonder dat je er zelf vat op hebt' Arnout Hauben
Het voelt verwarrend aan om hier rond te lopen. Want ondanks de beladen geschiedenis en de sombere actualiteit presenteert Kiev zich ook als een mooie, kwieke stad, waar Slavische melancholie en balorige lust for life eeuwig tikkertje spelen. ’s Avonds gaat iedereen zijn eigen weg.
Arnout «We hebben veel tijd op het platteland doorgebracht, een paar stevige verhalen gehoord, en dan is het bevrijdend om de camera even uit te zetten en je te laten opslokken door de grootstad.»
Arnout, Jonas en Irina gaan naar het circus, waar ze, zo zal Irina later vertellen, een prachtig acrobatennummer zien.
Irina «Het werd begeleid door een enig mooi liedje – van de winnaar van ‘Ukraine’s Got Talent’, hoorde ik later. Jonas draaide zich naar mij, ik draaide me naar Jonas, en we zagen de tranen in elkaars ogen.»
Ik breng de avond door in het café onder de jeugdherberg waar we logeren – het is zaterdag, en niemand hier die zinnens is om het bij één gin-tonic te houden. Ik kijk naar een koppeltje dat zich afgezonderd heeft op de trappen voor het café. De twee zoenen, eerst voorzichtig, alsof er schroom moet worden overwonnen, en vervolgens met de passie van zeldzame liefde.
‘We zijn verliefd,’ vertelt de jongen me. ‘Dodelijk verliefd. Maar dit is ook een afscheid: ik moet naar de oorlog in het oosten van het land.’
Laat op de avond zie ik ze op de stoep zitten in een prachtige, wanordelijke omhelzing. Net op dat moment floepen de koplampen van een auto aan, en baadt het tafereel in een dramatisch licht. Als ik later inslaap, denk ik even aan wat het meisje nog zei, met niets dan treurigheid in haar zachte ogen. ‘Hij moet niet naar de oorlog. Hij wíl naar de oorlog.’
Riooljournalistiek
De volgende dag verlaten we Kiev en stappen we naar het westen, in de richting van Zjitomir. Onderweg ben ik getuige van het gesprek dat zich in haast elke aflevering ontrolt: Arnout die Jonas vraagt of ze nog steeds in de juiste richting wandelen, Jonas die begint te twijfelen, Mik die met wat robuuste aanwijzingen de meubelen redt. Bij ‘Ten oorlog’ beheersen ze de kunst van het vrolijk verloren lopen, en het even vrolijk weer op het juiste pad terechtkomen.
Arnout «Ik heb een theorie: aan de manier waarop een man de kaart leest, zie je welk type mens hij is – een macho, of een onzekere jongen, of een dromer, of...»
Jonas «Volgens mij kán Arnout gewoon niet kaartlezen, en schuift hij die taak daarom door naar mij. Hij is een ongebreidelde dromer die zich niet door wetten en praktische bezwaren wil laten gijzelen. Arnout kan een kaart bekijken, daarop een vijver zien en, zonder zich iets aan te trekken van de schaal, beginnen te jubelen: ‘Kom, Mik, we gaan naar die vijver!’ Waarop Mik dan moet zeggen dat de vijver in kwestie op 100 kilometer van ons ligt (lacht). Arnout beschikt ook over een kinderlijke verwondering. Als hij in een boekje leest dat we op weg zijn naar het grootste monument van het land, kan hij daar waanzinnig blij van worden – een kind dat van de Sint een hemels cadeau heeft gekregen. En zijn teleurstelling wanneer iets niet blijkt te zijn wat hij ervan verwachtte is óók prachtig.»
Arnout «Mik is dan weer diegene die nooit twijfelt – waardoor je zelf ook nooit geneigd bent om te twijfelen aan een beslissing van hem.»
Jonas «Hij is onze wiskundige – de meest analytische van de drie.»
Mik Cops «Ik weet altijd goed waar we zijn, ja, en ik ben inderdaad het type dat ’s ochtends de kaart leest, bepaalt waar we naartoe moeten, en ervoor zorgt dat we daar ’s avonds ook effectief aankomen.»
Jonas «Dat is goed: Mik bezorgt ons nuchterheid en stabiliteit. Want ik ben nogal geneigd om de dromer Arnout te volgen. En dat kan allerlei boeiends opleveren, maar alleszins niet dit: aankomen in Berlijn.»
We vinden weer de juiste richting, en houden halt bij Stefan (83), die aardappelen aan het rooien is. Hij heeft een paar sympathieke schelmenoogjes, en zet zijn woorden kracht bij met de drukke handgebaren van iemand die schik heeft in het leven. Nochtans heeft de Tweede Wereldoorlog veel van hem gestolen. Stefan verloor zijn vader en twee broers, kon daardoor niet studeren, en moest na de oorlog zware arbeid verrichten op een kolchoz.
Stefan «Maar toch heb ik nog iets gemaakt van mijn leven. Ik ben getrouwd, heb een zoon en een dochter, een huis. Allemaal door hard te werken. Ik was brandweerman: veel bosbranden geblust, veel mensen gered. Maar de grote ramp heb ik gemist: toen in 1986 in Tsjernobyl de kernreactor ontplofte, had ik net een dag vrijaf.»
Stefan is al meer dan zestig jaar getrouwd.
Stefan «Want hoe kan een man nu leven zonder een vrouw? Ik ben indertijd verliefd geworden op mijn buurmeisje, en nu zijn we dus al meer dan een halve eeuw samen. Soms moet je het niet te ver zoeken, jongen.»
En hij lacht de aanstekelijkste lach die ik in Oekraïne zal horen, en diept nog een aandoenlijke oorlogsanekdote op met zichzelf, een oudere broer én een koe in de hoofdrol – u krijgt ze volgende week maandag van Stefan zelf te horen in ‘Ten oorlog’.
Wij moeten weer verder, verlaten de bedaagde rust van het platteland en lopen langs een autosnelweg. Probleem: we moeten aan de andere kant zijn. Wanneer we een grote rioolpijp spotten die onder de autosnelweg loopt, kijkt Arnout naar Jonas, kijkt Jonas naar Mik, kijkt Mik naar Arnout. Zonder één woord is de beslissing al gevallen: dit wordt onze weg naar de overkant. Ik kniel en probeer zo snel mogelijk naar het licht toe te kruipen. De pijp is gelukkig niet in gebruik, maar een glorieus tochtje is het niet – ik weet nu hoe glibberig dat voelt, een kikker die over je hand slijmt.
Irina «Die rioolpijp was voor mij the temple of doom. Ik ben als de dood voor insecten en ander klein ongedierte: ik ben met m’n ogen dicht door die pijp gekropen. Want ik wilde niet de flauwerik zijn die het spel saboteert.»
Het typeert de professionele, plichtsbewuste Irina. Arnout noemt haar ‘het geheime wapen’ van ‘Ten oorlog’.
undefined
'Arnout over gids Irina: 'Oekraïners zijn de West-Vlamingen van Oost-Europa: je moet éérst het hek en de hond voorbij, en daarbij was Irina ons geheime wapen.'
Arnout «Ik heb van Martin Heylen in ‘Terug naar Siberië’ geleerd dat een vrouwelijke tolk heel goed werkt. Oekraïners zijn Slavische zielen, de West-Vlamingen van Oost-Europa: stug, gesloten, een tikje wantrouwig. Zodra je binnen bent, komen de grote emoties en de levensomvattende verhalen, en moet je als gast drinken, eten en zingen. Maar éérst moet je dus het hek en de hond voorbij, en daarbij was Irina ons geheime wapen.»
Irina groeide op in Odessa, studeerde er sociologie, volgde een masterprogramma in Warschau, en botste daar op de liefde. Ze trouwde met David, een Belg, en verhuisde in 2001 naar Limburg. Ze werkte eerst voor de KU Leuven en is nu vertaler. In ‘Ten oorlog’ tolkt ze de hele oostelijke route.
Irina «Ik was zenuwachtig toen ik eraan begon: plots moest ik deel worden van een groepje vrienden die elkaar door en door kennen, en al tijden samen optrekken. Drie mannen nog wel! Maar dat lukte zonder enige moeite. Ik had thuis ook al wel een paar jaar kunnen oefenen: ik heb een man en twee zoontjes – ik ben sowieso een minderheid (lacht).»
Jonas «Irina bracht ook de tederheid waar ik af en toe nood aan heb. Eindelijk iemand om mee te knuffelen!»
Voor één woord is Arnout niet aangewezen op het vertaalwerk van Irina: hij weet dat ‘spasiba’ in het Russisch ‘dank u wel’ betekent. Al begint hij die betekenis gaandeweg wel wat op te rekken. Na verloop van tijd betekent ‘spasiba’ bij Arnout immers ook ‘goeiemorgen’, ‘goeieavond’, ‘ik ben moe’ en ‘voor mij een pintje’.
Irina «En toen hij een gesprek besloot met ‘Spasibakes, hè!’, moest ik toch even lachen.»
Vioolvirtuoos, humorist, oostfronter
We bereiken Vita Poshtova, een bijzondere begraafplaats: hier liggen de Duitsers. Het kerkhof is piekfijn onderhouden, en de sfeer is sereen – ook de vijand van toen heeft recht op rust.
In de boeken waarin opgelijst staat wie hier begraven ligt, staan ook veertig Vlamingen die meevochten met de Langemarckdivisie. De familie van Paul De Vylder, een oostfronter die hier in 1944 op z’n 20ste sneuvelde, heeft een brief meegegeven. Jonas opent ’m, en leest met haperende stem over de ‘lievelingsbroer, vioolvirtuoos, humorist, avonturier, rebel’ – en dus ook: oostfronter.
undefined
'Onze gids Irina bracht de tederheid waar ik af en toe nood aan heb. Eindelijk iemand om mee te knuffelen!' Jonas Van Thielen
Arnout «Een heikel thema, ik weet het, maar we wilden het onderwerp niet uit de weg gaan.»
Na het voorlezen van de brief barst Jonas in snikken uit. Ik weet niet wat te doen: moet ik hem troosten? Of laat ik hem beter even alleen?
Jonas «Arnout en Mik hadden me vooraf niet verteld wat in die brief stond. En terwijl ik de woorden van die familie las, over een jongen die met z’n slecht rapport z’n strenge vader niet onder ogen durfde te komen en zich liet ronselen door de Duitsers, en over het zeventig jaar oude verdriet van die familie, viel die tragedie pardoes op mij. Ik stond op een stoffig veld naast een autosnelweg in Oekraïne, maar eigenlijk was ik thuis: dat kwam zó dichtbij. Ik zag het ook allemaal voor mij. De jongere broer die zijn hele leven is blijven opkijken naar Paul, de vader die nog jaren geworsteld heeft met het feit dat hij zo streng was, de familiediners waarop met waterige oogjes over die jongen gepraat werd...»
Arnout «Ik herken die tranen: je bent moe van het dagenlange stappen, je schild is weg, en die Slavische melancholie kruipt in je lichaam.»
undefined
'Op de begraafplaats Vita Poshtova ligt Paul De Vylder begraven, een oostfronter. Arnout: 'Een heikel thema, maar we wilden het niet uit de weg gaan.'
Mik «We hebben alle drie zulke momenten gehad onderweg. We maken een gecondenseerde geschiedenistrip, hè: voor ik eraan begon, wist ik al dat er verhalen zouden zijn die me uit mijn evenwicht zouden brengen. Je voelt die momenten ook aankomen: de schelmerij verdwijnt, we worden rustiger, er komt iets sacraals over de situatie te liggen. Veel woorden zijn er dan niet nodig.»
Jonas «Ik heb het ook bij Arnout gezien: veel vaker dan in de eerste reeks zag ik hem zichzelf tegenkomen. Dat een verhaal hem zo hard pakte dat alles wat hem typeert – dat sociale, dat charmante – even wegviel. Heel mooi vind ik dat.»
Mik en Jonas zijn broers – halfbroers, eigenlijk, maar dat vinden ze een suffig woord.
undefined
undefined
'Mik: 'Je weet vooraf dat er verhalen zullen komen die je uit je evenwicht brengen. Je voelt die momenten ook aankomen: de schelmerij verdwijnt en er komt iets sacraals over de situatie te liggen. Veel woorden zijn er dan niet nodig.'
Mik «Toch had ik niet het idee dat ik Jonas daar op dat kerkhof moest troosten. Ik ken hem, hè: hij gaat veel complexlozer met zijn gevoelens om dan de meeste mensen. Voor hem is het evident dat je op elk moment uit wat je voelt. Dus dacht ik: ‘Goed zo, Jonas, prima, toon het allemaal maar.’ Er zijn momenten waarop hij mijn troost méér nodig heeft.»
Jonas «Mik heeft gelijk. Hij voelt heel goed aan wanneer ik zijn steun nodig heb. Op de verjaardag van Irina, bijvoorbeeld, waren we ’s avonds iets gaan eten. Bij het binnenkomen had ik wat high fives uitgewisseld met drie stoere Oekraïners, waarop ze me meetroonden naar hun tafel. Ze voerden me wodka, en ik begreep uiteraard niets van wat ze me probeerden te vertellen. En die gasten waren wel amicaal, maar er zat toch ook iets van agressie in – ik voelde me niet op mijn gemak. Arnout lachte met me: ‘Jij bent begonnen, jij lost het op.’ En hij zette zich rustig aan een andere tafel (lacht). Plots zag ik in mijn ooghoek Mik op de stoel naast mij schuiven, en met een beslist gebaar die gasten duidelijk maken dat ze zijn glas ook mochten bijvullen. In die simpele, woordeloze bewegingen zat een duidelijke boodschap: jullie nemen het hele pakket – Jonas én Mik. Kijk, dat is zo’n heerlijk moment waarop ik weet: mijn grote broer waakt over mij.»
Mik «Uiteindelijk is één van die gasten nog een roos voor Irina gaan kopen.»
Irina «Waarna hij me in het oor fluisterde dat hij net een dag uit de gevangenis was (lacht).»
Scherven en littekens
In Zjitomir komt de actualiteit nog akelig aankloppen. Op het moment van de opnames woedt de oorlog in het oosten van Oekraïne immers op z’n hevigst, en het bewijs daarvan komt nu op een brommertje aangereden. Nick is een parketlegger van 40 die opgeroepen werd om tegen de Russische separatisten te gaan vechten in Donetsk.
Nick «Ik behoor tot een brigade die drie keer in de pan is gehakt door de Russen. Met 2.500 waren we, en nu zijn er nog 376 over. Ik ben zelf ernstig gewond geraakt: ik heb een hersenschudding, mijn benen staan vol littekens, en mijn knie is beschadigd – er zit nog een scherf in. Ik ben net ontslagen uit het ziekenhuis, en mag nu een maand revalideren. (Huilt) Maar het ergste is wat ik gezien heb: al die kameraden die sneuvelden.»
Nick heeft een vrouw en een dochtertje van 4.
Nick «Ik moet binnenkort weer vertrekken, want anders vlieg ik de gevangenis in. Maar mijn vrouw wil me niet laten gaan, en mijn dochtertje smeekt me om thuis te blijven. Dat kleine meisje moet in de kleuterklas gaan vertellen dat haar papa in de oorlog vecht – hoe hárd is dat?»
Nick stapt weer op zijn brommertje en laat ons verbijsterd achter.
undefined
'Een leven gaat altijd dóór. Terwijl buiten een lugubere oorlog woedt, blijven mensen bezig met hun huis, hun werk, hun gezin – hun liefde, hun angst, hun verdriet' Mik Cops
Irina «Ik had het heel moeilijk om te tolken. Ik ben er even mee moeten stoppen om mijn tranen weg te slikken. We stonden echt oog in oog met het lelijke gezicht van oorlog: een grote, bijzondere machinerie die een klein, gewoon leven helemaal overhoopgooit.»
Ik vraag haar hoe zij, als Oekraïense, de tocht door Rusland beleefd heeft.
Irina «Ik was heel nieuwsgierig om te zien hoe Rusland écht is. Want de Russische televisiejournaals – ik ben gestopt met ernaar te kijken: te slecht voor mijn maag – geven niet bepaald een evenwichtig beeld. Ik besloot om niemand te zeggen dat ik Oekraïense ben. Niet uit paranoia of angst, maar om oeverloze discussies te vermijden. Mijn moedertaal is het Russisch, zoals van zoveel Oekraïners trouwens, dus dat was geen probleem. En het is een wonderlijke reis geworden, met wonderlijke mensen en wonderlijke verhalen. Maar het heeft me echt geschokt hoe erg de mensen daar gebrainwasht zijn. Iedereen wilde er uiteraard over de huidige oorlog praten, en dan ging het meteen over ‘de fascisten van Oekraïne’ en ‘de nazi’s van Kiev’.
»Ik was daar om mijn job te doen, dus zette ik altijd een pokerface op en drukte ik mijn emoties weg. Maar makkelijk was dat niet. Het blijft zo’n hallucinante, surrealistische situatie, hè: broedervolken sinds ééuwen die nu oorlog voeren tegen elkaar. Ik heb ook in Rusland familie. Wel, daar kan ik niet meer mee praten. Helder argumenteren, nuances aanbrengen: het lukt niet meer. Ik stoot op een muur.»
Toch is één van de conclusies van ‘Ten oorlog’ dat het leven ook in tijden van bloedvergieten stoïcijns verder meandert.
Mik «Je hebt mensen die heel erg met zo’n oorlog leven, die zich laten voeden door de propaganda. Maar de meerderheid probeert gewoon zo realistisch mogelijk te zijn, en van dag tot dag te leven. Op de Dnjepr hebben we twee vissers ontmoet die de oorlog met de Russen absurd noemden, maar tegelijk vooral bezig waren met de vraag: hoeveel vis vangen we in onze netten vandaag? Dat is toch iets waar ‘Ten oorlog’ me heel erg op gewezen heeft: dat een leven altijd dóórgaat. Dat, terwijl buiten een lugubere oorlog woedt, mensen bezig blijven met hun huis, hun werk, hun gezin – hun liefde, hun angst, hun verdriet.»
Arnout «In de eerste aflevering spraken we met een oude Brit die de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt, en een roerig leven had geleid. Maar, zei hij, een paar maanden geleden was zijn vrouw gestorven. En dát was het einde van zijn leven. Daar gaat ‘Ten oorlog’ ook over: te midden van de grootste genocide kantelt je leven pas écht wanneer er in je eigen kleine cirkeltje iets gebeurt. Hoe groot de geschiedenis ook is, het is het persoonlijke detail dat je omverloopt.»
Voor mij is de strijd gestreden: ik keer weer terug naar België. Arnout, Mik, Jonas en Irina reizen naar Wit-Rusland voor de volgende aflevering. Er zit wat Slavische melancholie in mijn handbagage, in het vliegtuig tel ik mijn zegeningen en mijn blessures. En denk ik aan Jonas, die als een perfecte loodgieter net voor mijn vertrek de oplossing uitdokterde voor het probleem dat zich op mijn eerste avond in Oekraïne stelde.
Jonas «Laat Arnout maar Liefde zijn. Het is tenslotte hij die overal binnengaat, en het zijn wij die volgen.»
Arnout «Of laten we dat melige verhaal gewoon vergeten. Zijn we niet eerder een rockgroep? En dan is Jonas de drummer en Mik de bassist.»
Jonas «En jij de charmante frontman die ‘Hello, Kiev!’ zegt, terwijl we eigenlijk in Moskou op het podium staan.»