The Rapture - Pieces of the People We Love
Glad vergeten te vragen toen we afgelopen zomer Danger Mouse van Gnarls Barkley interviewden: hoe het zat met zijn productiewerk voor The Rapture. En of het niet lastig werken was, want 'Echoes', het debuut van The Rapture, was toch maar geproducet door de niet zo lang geleden nog als oppermachtig beschouwde DFA.
Achteraf bekeken was het niet eens zo erg dat ons geheugen ons weer eens in de steek liet: bij slechts twee nummers op 'Pieces of the People We Love' blijkt Danger Mouse achter de knoppen te hebben gezeten. Het overgrote deel van de plaat werd geproducet door Paul Epworth (producer Bloc Party) en Ewan Pearson (dj, remixte o.a. Depeche Mode en Chemical Brothers).
undefined
Muziek dan. Of: hoe is de tweede plaat van de-groep-die-de-koebel-hip-maakte? Antwoord: beter. In de rest van de wereld hebben ze er natuurlijk geen last van, maar wij moesten op 'Echoes' nogal eens terugdenken aan 2 Belgen, met name als zanger Luke Jenner de hogere registers opzocht. Op 'Pieces of the People We Love' (lugubere titel trouwens) houdt hij zijn jodeldrift in bedwang: dat is het goeie nieuws. Het nog betere nieuws is dat de songs robuuster zijn dan op 'Echoes', en dat het modieuze punkfunk-sfeertje is ingeruild voor een spannender geluid. De single 'Get Myself into It' kent u al: een gemiste zomerhit, want net iets te laat uitgebracht. Samen met 'The Devil' (The Knack meets The Clash) leunt het nog enigszins aan bij het vertrouwde Rapture-geluid van 'House of Jealous Lovers'; de rest van de plaat doet daar veel minder of zelfs helemaal niet aan denken.
We waren meteen verknocht aan het titelnummer, niet het minst omdat het wordt voortgetrokken door een aanstekelijk primair ritme en locomotief van gekke geluiden, courtesy of Danger Mouse (Gnarls Barkley-adepten zullen er flarden 'Boogie Monster' in herkennen). In 'Calling Me' stut diezelfde Danger Mouse een fragiele gitaarsong met een solide hiphopbeat, en hij doet dat goed. Maar de beste nummers van de plaat zijn de duistere electrotrack 'First Gear', het uiterst toepasselijk getitelde 'Whoo! Alright-Yeah... Uh Huh' en de ongecompliceerd zonnige popsong 'Down for So Long' (typisch zo'n liedje dat altijd al bestaan lijkt te hebben).
In 'The Sound' nemen de heren zichzelf en hun snoepje-van-de-week-status op de korrel: 'Gimme the sound / This one's too measured, this one's too lite / Too esoteric for a Saturday night / Maybe a cover (Tiga you whore) / Maybe we get Paul Epworth running the board'. Misschien, misschien... Niks misschien: goeie plaat, en daarmee uit.