The Triffids - Born Sandy Devotional
Het zal u misschien verbazen voor iemand die honkvaster is dan een koraalrif, maar deze jongen is ooit één keer in Australië geweest. In het voorjaar van 1986 was dat, een jaar waarin er, in tegenstelling tot 2016, nog geen rechtstreekse lijnvluchten bestonden tussen Hasselt en Perth. En toch vertoefde ik dat jaar enkele maanden lang in de uitgestrekte bushlands van Western Australia, een regio zo dor dat een kokosmat er als een natte dweil wordt beschouwd.
Die hele intercontinentale trip kostte me destijds 380 frank, uitgegeven aan de uitbater van Fonoshop Knudde in Hamont-Achel. Dat was geen reisbureau maar een platenzaak - voor de jongste lezertjes: een winkel waarin ze zwarte plakken uiterst fragiel vinyl verkochten en daar nog fier op waren ook. Het waren zo ongeveer de best besteedde 380 frank die ik ooit mocht spenderen. Bovendien leed ik aan vliegangst - althans, dat dacht ik, want ik had nog nooit gevlogen, maar ik zag er wel uit als iemand die aan vliegangst leed. En dus was het meegenomen dat ik Australië kon bezoeken zonder de Heimat te moeten verlaten.
'Born Sandy Devotional' heette het album dat ik kocht, en het was de tweede plaat van The Triffids, een Australische groep die ik al eerder in het vizier had door het nummer 'Hell Of A Summer', van hun debuutplaat 'Treeless Plain'. Die song werd al eens gedraaid in de cafés waar ik kwam en waar de platenruiter niet vies was van een sexy bas, een goedgevonden melodie en een bak rammelende gitaren. Dat de zanger, hij bleek David McComb te heten, ook nog eens een wat afwijkend verhaal zong over een verschroeiende zomer ergens down under, was meegenomen. Temeer daar hij dat deed met een stem die deed vermoeden dat hij wist waar ie het over had. Kijk, dan had je bij mij een voetje voor, in die dagen.
Dus toen de opvolger verscheen, moest ik naar Fonoshop Knudde. Dat was ook toen al een zotte naam voor een platenzaak, laat staan voor een reisbureau. "Hoe vind je die plaat?" "Knudde!".
'Born Sandy Devotional' bleek tien songs te bevatten, en gesteld dat ik in het voorjaar van '86 een recensie had moeten schrijven - toen recensenten nog betaald werden -, dan kon ik daar kort over zijn: die waren alle tien goed. Ik was een makkelijke jongen in die dagen. Nu zowel wij als The Triffids dertig jaar verder staan (en frontman David McComb al 17 jaar wijlen is) durf ik een en ander te nuanceren. Maar toch: goeie plaat, nog steeds. Wat zeg ik: vijfsterrenplaat.
Eerst en vooral was er die titel. Geen idee wat 'Born Sandy Devotional' betekende (nog steeds niet, om eerlijk te zijn), en dat was prima. Hij bekte goed en ik hoefde zelfs niet te weten wie die Sandy was die ooit geboren was en die blijkbaar erg devoot bleek te zijn. Of zoiets, want zelfs grammaticaal slaat de albumnaam als een tang op een varken. Punt was vooral dat het plaatje klopte. In meer dan één opzicht. Niet enkel transporteerde het tweede album van The Triffids me mentaal gesproken naar hun ongebreidelde thuisland; het deed dat ook nog eens middels enkele van de wonderlijkste songs die ik tot dan toe had gehoord. U moet weten: ik ben opgegroeid in tijden van TopPop en Ad Visser, in een era waarin Radio 2 het Vlaamse hoogtepunt van culturele beleving betekende en waarin Urbanus als een gevierd toondichter werd beschouwd. Dat soort tijden. Akkoord, ik had eerder al kennisgemaakt met de muzikale mokerslagen van Joy Division, The Cure, Bauhaus en De Brassers, maar van echte onversneden, schaamteloze schoonheid kon je die groepen niet betichten. Hun muziek bulldozerde mijn nog kneedbare brein binnen als een antiterreureenheid op nachtelijk burenbezoek in Sint-Jans-Molenbeek, maar na enkele jaren met lederen bottinnen in de bemodderde frontlijn van de ondergrondse gestaan te hebben, wou deze jongen ook wel eens louter schone liedjes horen. En toen was er dus 'Born Sandy Devotional'. Net op tijd.
Elegant, en Jill Birt
Elegant. Dat is misschien nog de beste omschrijving. Tien elegant gecomponeerde en vertolke songs in de enig juiste volgorde, en geen nummer te veel. Van opener 'The Seabirds', dat verrassend snel tot de essentie komt - iets té snel, vind ik nu -, tot 'Tender Is The Night', de afsluiter waarin toetseniste Jill Birt zachtaardig zoemend zingt dat de nacht zo teder is. Soms moet je de zaken niet moeilijker maken dan nodig. Dat ik in 1986 tot over mijn oren verliefd was op Jill Birt zal ook wel een rol gespeeld hebben in mijn appreciatie voor haar aandeel in The Triffids. Ik dacht overigens dat ze Bird heette - een vogeltje. Dat daar dan nog eens Jill voorstond was helemaal een bonus. Ik kwam er trouwens deze week achter dat de eerste toetseniste van de groep ook al Jill heette: het kan allemaal geen toeval zijn, mensen. En de rest van de wereld maar denken dat Australië bevolkt werd door roodverbrande rouwdouwers uit de mijnbouw met een accent dat het Britse cockney-gewouwel tot een frivool gefluister degradeerde. Nee, dan was Jill Birt het bewijs van het tegendeel. Mijn Jill Birt. En die van drummer Allan MacDonald, met wie ze getrouwd was, de bitch. Soit, onze liefde was platonisch.
Tussen opener en afsluiter bevinden zich acht tracks die stuk voor stuk een film vormen. 'Estuary Bed' bezingt ik weet begot niet wat, maar ik ben wel bereid het te geloven. 'Tarrilup Bridge' mag dan al volstrekt vals gezongen zijn (door Jill, maar ik was bereid het haar te vergeven), dan nog: het nummer dartelt zichzelf het ijle in, maar het drijft wel op een lichtjes onheilspellende ondertoon. Ik denk dat die brug ooit ingestort is en dat daarbij talloze kangoeroes het leven hebben gelaten. Nu ik het opnieuw hoor, moet ik aan vroeg werk van Nick Cave denken, ten tijde van 'The Carny'. Over een mistroostig rondreizend circus dat bij nacht en ontij hinkebenend over het Australische maanlandschap trekt in een tot mislukken gedoemde poging het bankroet nog uit te stellen middels een act met een iets te grote dwerg en een te klein uitgevallen olifant: "The Carny left behind a horse, so skin and bone that he named Sorrow". Kijk, dan ben je uit het goede hout gesneden. Als songschrijver bedoel ik. Niet als circuspaard. Dat Triffids-bassist Martyn Casey in 1990 deel ging uitmaken van The Bad Seeds, Caves demonische en vooral heel erg straffe begeleidingsband, kan heus geen toeval zijn. Australiërs kennen mekaar, en hele getalenteerde Australiërs al heel zeker.
Nog bijzonder schoon is 'Wide Open Road', wellicht het bekendste nummer uit 'Born Sandy Devotional'. Je mag het ook het epicentrum van de plaat noemen: één brok weidsheid, en tevens een brok in de keel, gezongen door McComb op een manier die Bruce Springsteen in 1986 heel even de oren moet hebben laten spitsen. 'Wide Open Road' is an sich een liedje van niks. Met rollende drums die vooral aankondigen maar nooit ontploffen, en met een orgeltje dat schijnbaar verloren loopt in een landschap waar geen einde aan komt. En toch is dat liedje van niets ook nu nog een baken van stijl en schoonheid, een magisch miniatuurtje dat de rest van de wereld liet kennismaken met The Triffids. Soms heb je niet veel nodig. Vraag dat maar aan Justin Bieber.
'Stolen Property' is nog zo'n pareltje. Ogenschijnlijk aan de lege kant en met een opbouw die vooral iets oneindig treurigs laat vermoeden. Maar dan ontvouwt zich daar dat refrein, gedragen door een stem die lijkt te weten waarover ze zingt. En dan zegt de ware kenner: ja. Ja, zegt de ware kenner: ja, dit is een briljant nummer. En ik, nochtans slechts een halve kenner, vind dat dus ook. Goeie titel ook, 'Stolen Property'. Het zegt weinig en veel tegelijk. Het kan tegelijkertijd over het ontnomen vaderland van de Aboriginals gaan als over een meegetjoepte plaat van The Triffids.
Moeten we het hebben over de productieve kwaliteiten van Gil Norton, die deze plaat in goeie banen leidde? Neen, dat moet niet, maar nu we toch bezig zijn; Gil, ook bekend van zijn werk met oa. Echo And The Bunnymen, Pixies en Foo, heeft dat goed gedaan. Helder van klank, suggestief van sound en feel. Nooit brutaal luid van lawijt en sporadisch in de arrangementen. Ik durf ook vermoeden dat Norton McComb en de zijnen heeft geadviseerd om de plaat kort te houden. Kort maar kordaat. Dat had ie goed gezien. Moet trouwens lachen geweest zijn in de studio, telkens wanneer Gil door de intercom iets zei tegen Jill: "Jill?" "Yes, Gil?". Een giller, zo vinden muzikanten doorgaans.
Staan er dan geen mindere minuten op 'Born Sandy Devotional', zal u zich afvragen. Vast wel. Maar ik heb ze niet gevonden. En al dertig jaar gezocht, meneer.