This Must Be the Place
Het eerste zaadje van ‘This Must Be the Place’ werd geplant toen de Italiaanse regisseur Paolo Sorrentino op het filmfestival van Cannes 2008 de juryprijs voor ‘Il divo’ in ontvangst mocht komen nemen uit de handen van juryvoorzitter Sean Penn.
‘Je mag me altijd bellen,’ zei Penn tijdens de afterparty. Enkele maanden later bezorgde Sorrentino de acteur een nagelnieuw script, en nauwelijks vierentwintig uur later volgde de reply: ‘Ik doe het.’
De vrucht van hun samenwerking is één van de wonderlijkste en fragielste films die u dit jaar te zien zal krijgen, en als u het ons vraagt: één van de beste. Penn vertolkt Cheyenne, een Amerikaanse rockster die (om redenen die pas laat worden onthuld) al jaren geen gitaar meer heeft aangeraakt en zich samen met zijn vrouw Jane (Frances McDormand) in een gigantisch landhuis in Dublin heeft teruggetrokken.
Een miserabeler man dan Cheyenne zal je niet gauw tegenkomen: overdag schuifelt hij met een immens trage tred door de stad (alsof hij voortdurend een denkbeeldige zware last meesleept), en ’s avonds zit hij als een zombie naar het keukenwerk van Jamie Oliver te staren en vraagt hij zich hardop af: ‘Waarom is Lady Gaga...’ – om vervolgens, nog voor hij zijn vraag helemaal heeft geformuleerd, opnieuw weg te zinken in een soort catatonische toestand (het fenomeen Lady Gaga herleid tot een nietszeggende stilte: schitterend toch?).
Na een droevige tijding trekt Cheyenne naar Amerika, waar hij zich voorneemt om de onvolbrachte queeste van zijn Joodse vader te voltooien: de nazibeul opsporen die zoveel kinderen van hun jeugd beroofde.
Penn heeft zich voor de gelegenheid een hilarische gothic look aangemeten: met zijn uitzinnige pruik, zijn eyeliner, zijn gelakte nagels en gestifte lippen, zijn rare loopje en zijn schrille lachje lijkt hij wel op een kruising tussen Forrest Gump, Rain Man, Robert Smith van The Cure, en een bewoner van een andere planeet. Er zijn slechts twee reacties mogelijk: óf u knapt volledig af op Penns vertolking, óf u sluit Cheyenne in uw armen.
Zelf hadden we geen enkele moeite om met Cheyenne te sympathiseren: toegegeven, in het begin schoten we geregeld in een daverende lach, maar gaandeweg begonnen we onder de dikke lagen make-up een ontroerende kern van melancholie te bespeuren, en naar het einde toe kregen we zelfs het merkwaardige gevoel dat niet hij er ridicuul uitziet, maar de mensen rond hem.
Net als Cheyenne zit ook de regie van Sorrentino op zijn eigen rare golflengte: in plaats van de plot op dreef te laten komen, zoals dat eigenlijk hoort, laat de cineast zijn film voortdurend stilvallen en afdwalen naar randscènes die in wezen geen bal met het verhaal hebben te maken – zoals wanneer Cheyenne gaat kijken naar een briljant in beeld gezet optreden van David Byrne.
Sommigen onder u zullen die intermezzo’s misschien storend vinden, maar het is net op die momenten, in de omweg, dat ‘This Must Be the Place’ begint te trillen van poëzie.
Vreemd genoeg begint de film aan kracht te verliezen wanneer Sorrentino terzake komt, en hij het thema van de holocaust aansnijdt – de ontknoping is een afknapper. Maar dat geeft niet: zoals in alle mooie roadmovies is het niet de bestemming die telt, maar de tocht ernaartoe, de vluchtige ontmoetingen onderweg (de indiaan! Harry Dean Stanton!), de melancholische atmosfeer on the road, en de achteloos geformuleerde levenswijsheden.
Op een gegeven moment horen we Cheyenne tegen een jonge griet zeggen: 'Weet je wat het probleem is? We glijden haast onopgemerkt van een leeftijd waarop we zeggen: 'Zo zal het leven zijn!' naar een leeftijd waarop we zeggen: Zo is het leven.'' Het klinkt net iets minder blijgeestig dan ‘Life’s like a box of chocolates!’ maar het klopt als een bus.
Bekijk de trailer: