Tim Blake Nelson: 'Als je in een film van de gebroeders Coen speelt, weet je dat je over lijken zult gaan'
Je hoeft geen adonis te zijn om carrière te maken in Hollywood. Dat bewijst acteur Tim Blake Nelson, die van de gebroeders Coen de titelrol in de nieuwe Netflix-western ‘The Ballad of Buster Scruggs’ kreeg.
Voor het sterrendom is de man niet in de wieg gelegd, beseft hij zelf. Bovendien is de 54-jarige Amerikaanse acteur niet geïnteresseerd in alle glamour die rond zijn beroep hangt. Karakterrollen, hoe klein ook, hebben zijn voorkeur. Dat leverde hem al een imposant palmares op met vertolkingen in meer dan zeventig speelfilms, waaronder ‘The Incredible Hulk’, ‘Syriana’ en ‘O Brother, Where Art Thou?’, waarin hij naast George Clooney speelde. Die laatste film was van de hand van Joel en Ethan Coen, en toen dat duo een hoofdrolspeler zocht voor hun Netflix-western ‘The Ballad of Buster Scruggs’ dachten ze aan Blake Nelson voor de zingende revolverheld uit de titel, die rad van tong is en sneller schiet dan zijn schaduw.
Tim Blake Nelson «Ik vond het heerlijk om Buster te spelen. Hij is een buitenissige figuur die prachtige zinnen uitspreekt, zoals dat bij de Coens altijd gaat. Tegelijk heeft hij er geen moeite mee om mensen die hem uitdagen om te leggen. Maar wat kun je anders verwachten van de Coens? Hun personages, hoe geestig ze ook zijn, gaan over lijken als dat moet.»
– Je hebt in heel uiteenlopende films gespeeld maar zelden een hoofdrol. Vind je dat een gemis?
Blake Nelson «Neen, ik kijk vooral naar de kwaliteit van mijn rollen. Kan ik er iets bijzonders van maken, is de eerste vraag die ik me altijd stel. En val ik niet in herhaling? Dat is wat mij betreft een doodzonde voor elke acteur. Voor je het weet, speel je je hele carrière dezelfde types. Ik ken genoeg collega’s die daar hevig onder lijden.»
– Je hebt ook een karakterkop, zoals dat dan heet.
Blake Nelson (lacht) «Toen ik in Hollywood begon, wist ik dat ik nooit een ‘romantische held’ zou worden. Ik heb geen gezicht waarmee je schoonheidswedstrijden wint. Maar mijn uiterlijk en mijn manier van praten, die nogal sloom lijkt, brengen mensen aan het lachen. Dat is een gave die niet iedereen in Hollywood bezit. Bovendien hecht ik veel belang aan de vriendschappen die ik opgebouwd heb tijdens mijn carrière, zoals met John Turturro, met wie ik in ‘O Brother, Where Art Thou?’ speelde. Hij heeft nu eindelijk het vervolg op ‘The Big Lebowski’ kunnen maken, waarin zijn personage Jesus, die enge bowler, centraal staat. Ik speel een dokter in die film. Ik hoef niet eens op de titelrol vermeld te worden, want het was een vriendendienst. Het was voor mij ook maar een dag werk.»