Tom Jones op Gent Jazz: grijze god, geile gladjakker
Tom Jones ontpopte zich op Gent Jazz tot een vermakelijke jukebox voor nostalgici. Terloops koketteerde de Welshe superster op weergaloze wijze met twijfelachtige smaak.
Hij stommelde dan misschien het podium op met een gespeelde blik van “waar ben ik nu weer terechtgekomen?”, de 77-jarige Tom Jones greep van bij de start van zijn concert de teugels vast en liet ze twee uur lang niet los. De meesterperformer voerde een band uitstekende topmuzikanten aan die lopertjes soul, country, folk en bovenal blues onder zijn nog steeds majestueuze stemgeluid rolden.
Nee, die stem is nog steeds niet naar de gallemiezen. Minder gepolijst dan toen hij een jonge snaak was, uiteraard. Maar de grain in Jones’ zanglijnen verleent hem vandaag een authenticiteit waar hij in het begin van zijn carrière ongetwijfeld van droomde. Toen vonden critici hem te cheesy en te variété-achtig: te weinig rock-‘n-roll voor de tijdgeest. Ze hadden een punt maar zouden vandaag met open mond staan staren naar de volbloed bluesman die zich in Gent klassiekers van John Lee Hooker eigen maakte. “When I die, where I go, nobody know”, gromde Jones in diens ‘Burning Hell’. Hou Rick Rubin tegen of hij turnt Jones om tot een streetwise hipsteridool, zoals hij met Johnny Cash deed.
Divastreken heeft de popveteraan ook, naar verluidt. Voor deze Gentse show zou Le Jones streng hebben willen controleren welke journalisten en fotografen het terrein betraden. Zo'n dictatoriale controlezucht doet anno 2018 bepaald tragikomisch aan.
Geile bok
“Hoe zit het met de wedstrijd Engeland tegen Colombia?", wilde sir Tom van het publiek weten. “Ach”, mopperde hij theateraal, “It always comes down to bloody penalties." De voetbalkoorts smolt als sneeuw voor de zinderende avondzon bij ‘Run On’, een bluestraditional met de swagger van stokoude honky tonk, dooraderd met een jankende gitaar die van B.B. King had kunnen zijn. Randy Newmans ‘Mama Told Me Not To Come’ wikkelde een Clapton-lick in Las Vegas-gloss. Het terrein van de Bijloke kleurde prompt sepia.
‘Raise A Ruckus’ was nog zo’n bluesclassic waarin rootsy klasse de edelkitsch overschaduwde, gelukkig. Jones loofde ons land om – cliché-alarm! – onze spruiten, chocolade en bier én onze Belgische zijde, zowaar. “Especially when it’s on a beautiful woman”, ronkte de geile bok likkebaardend. Wij dachten spontaan aan de Goat Boy-sketch van Bill Hicks. Google hem. U zal nooit meer in volle onschuld naar een bindtekst van Tom Jones kunnen luisteren.
The Carlton dance
Bij de jazzversie van ‘Sex Bomb’ schoten de smartphones de lucht in. Dames én heren gilden en sprongen overeind om het heupwerk krakend in beweging te krijgen. Tja, ook al is dat nummer compositorisch gezien een onnozel bluesniemendalletje met een infantiele tekst, toch maakt ook dat type zatte nonkel-achtige ongein deel uit van Jones’ je ne sais quoi. Iemand als Robbie Williams heeft het allemaal netjes afgekalkeerd en dankt er zijn carrière aan.
Voor ‘Take My Love’ blikte de grijze god terug naar 1955, toen hij als vijftienjarige knaap de school vaarwel zei en in een handschoenenfabriek ging werken waar rock-‘n-rolldeuntjes zoals Bill Haley’s ‘Rock Around The Clock’ de arbeidsvreugde van het werkvolk dienden aan te zwengelen. Jones leerde er zijn vrouw kennen. “We waren 59 jaar getrouwd”, mijmerde hij en het publiek werd er stil van. “Mijn vrouw is intussen overleden maar ik draag mijn trouwring nog. Wat mij betreft, ben ik nog steeds getrouwd.” Melig, ja. Maar iedereen hing aan zijn lippen.
Hits? Jawohl. De giga-evergreen ‘Delilah’ droeg rumba in de onderbuik en zorgde voor een ouderwets bonte avond-sfeertje. Jones haalde er probleemloos de hoge slotnoot. Welke opa doet het hem na? ‘What’s New Pussycat’ werd gedragen door slechts een akoestische gitaar, een tuba en een accordeon maar weekte hoedanook euforie los bij de fans. Het arrangement van ‘It’s Not Unusual’ viel dan weer te licht uit voor die song. We misten de blitse bigband-power van het origineel. Ons begeleidende Carlton-dansje stootte bovendien op geïrriteerde blikken van de omstaanders: wellicht een generatie die nooit verknocht is geweest aan The Fresh Prince Of Bel Air. Ach, het was het proberen waard.
Gladjakker
Dan liever de Blind Willie Johnson-cover ‘Soul Of A Man’ waarin Sir Tom zich door de slepende woestijnblues beet. Jonkies als Rag-N-Bone Man willen die sound wat graag kopiëren maar moeten kennelijk nog veel spek eten om ook maar aan Jones’ hielen te komen. ‘Tower Of Song’ van Leonard Cohen bleef zowaar overeind na een Tom Jones-makeover. “I was born like this, I had no choice / I was born with the gift of a golden voice”, zong hij en het publiek begon er spontaan bij te applaudisseren. Die rilling over onze rug? Euhm…dat was vast de avondwind.
‘You Can Leave Your Hat On’, de klassieker waarmee je niet stomdronken wil worden betrapt in een karaokebar, smeerde een dikke laag schmalz over onze kopjes. Jones mag dan de rauwe oer-blues uit Memphis genegen zijn, bij momenten leek hij niet veel meer dan een onverbeterlijke gladjakker. Maar kijk, u ging hé-le-maal door het lint, dus zand erover.
‘Kiss’, de vermaledijde Prince-cover die ons telkens weer het verlangen schenkt iemands kippen in brand te steken, schodderde even onflatteus als altijd voorbij. Wij proberen Jones’ vergrijp uit ons hoofd te bannen door desbetreffende lichaamsdeel repetitief tegen een bakstenen muur te rammen. Hoop doet leven. Gelukkig was er ook ‘Strange Things Happening Every Day’, rock-‘n-rollerige honky tonk die u, ons en de vanuit het Walhalla toekijkende bluesgoden met een glimlach de nacht instuurde. ‘t Mag dan een diva zijn, die Tom Jones, na zo’n portie vlekkeloos topentertainment, maken zelfs wij een buiging. Het gekraak dat u hoort, is onze wervel.