Trixie Whitley (Les Nuits Botanique)
Als dochter van de veel te vroeg uitgedoofde Chris Whitley en nichtje van dEUS-bassist Alan Gevaert is Trixie Whitley niet meteen door haar genen bezwaard. Haar pa moest jarenlang een roedel hellehonden in zijn voetspoor dulden, maar naar haar bezwerend concert in Brussel te oordelen, liet ze zich door eventuele ‘black eyed dogs’ geenszins angst aanjagen.
'Trixie Whitley is pas dertig, maar ze verkeert al in de overgang.'
‘Ik ben van plan vanavond flink wat nieuwe paden te verkennen. Hopelijk zijn jullie bereid mij te vergezellen op mijn reis’, meldde Trixie Whitley aan het begin van haar experimentele soloset tijdens Les Nuits Botanique. De zangeres heeft in Brooklyn zopas de laatste hand gelegd aan haar derde langspeler, die dit najaar uitkomt, en waarop ze zich liet bijstaan door de New Yorkse hiphopproducer Torbit Schwarz. De man, beter bekend als Little Shalimar, werkte in het verleden onder meer samen met Run the Jewels en was verantwoordelijk voor de soundtrack van ‘Rubble Kings’, een filmdocumentaire over de gewelddadige bendes in de Bronx.
Whitley, die zich op jonge leeftijd al onder de vleugels van Daniel Lanois mocht verschuilen en voor de gelegenheid overwegend nieuwe nummers speelde, deed haar ding in de Rotonde, zowat het mooiste en intiemste zaaltje dat de hoofdstad rijk is. ‘Dit is één van mijn meest geliefde plekken om te spelen’, vertelde ze. ‘Soms wou ik dat ik ze kon inpakken en overal mee naartoe kon nemen’. Ze bombardeerde het podium prompt tot geluidslaboratorium en maakte er geen geheim van dat de al ingeblikte versies van de nieuwe songs aanzienlijk afweken van wat we op Les Nuits te horen zouden krijgen. Naar haar eigen zeggen wilde ze haar muzikale horizon verder openplooien door zich dit keer aan een andere aanpak te wagen: tijdens het schrijfproces liet ze zich niet langer leiden door akkoordenprogressies, maar gebruikte ze het ritme als uitgangspunt.
Op het podium: een vleugelpiano, een analoge synth en een drumcomputer, die de zangeres consequent ‘Rolande’ noemde. De avond begon met elektronische keyboard drones en een hoge, woordeloze zangpartij à la Dead Can Dance. Van een verrassende koerswijziging gesproken. Trixie Whitley leek alle zekerheden overboord te gooien en een moedige stap in het onbekende te zetten. De sound van het tweede nummer, de pas verschenen single ‘Heartbeat’, liet zich al even moeilijk definiëren. Zelf probeerden we ons voor te stellen dat Suicide zich tot vingerknippende r&b had bekeerd en Alan Vega plaats had geruimd voor een soulzangeres.
Net toen alles er leek op te wijzen dat er een nieuwe Trixie was opgestaan, greep de artieste alsnog naar haar vertrouwde elektrische gitaar. ‘Oh, the Joy’, uit haar vijf jaar oude langspeeldebuut ‘Fourth Corner’, klonk rauw en afgekloven en was versierd met oosterse tonaliteiten. Voor ‘Pieces’ ging la Whitley dan weer aan de vleugel zitten en verkende ze en passant de hoogste registers van haar stem.
Eerst was de Gentse Amerikaanse geneigd vijf talen door elkaar te spreken, maar uiteindelijk besloot ze zich wijselijk tot het Engels (‘my most native language’) te beperken. Alleen lukte dat niet altijd: toen ze merkte dat er een jeugdvriendin op de eerste rij stond, gaf dat meteen aanleiding tot gegiechel en een rondje sfeerrijk bullshitten. U kent dat: meisjes onder elkaar. Tussen de songs door –in ons boekje noteerden we enkele uitroeptekens achter het door scherpe bluesriffs gestutte ‘Long Time Coming’– vertelde Trixie Whitley over haar driejarige dochtertje dat tegenwoordig haar eerste muzikale stapjes zet op de casio die ze vroeger zelf als kind gebruikte. L’histoire se répète, blijkbaar. ‘Touch’, opnieuw met een synthesizer in de hoofdrol, was het nummer dat de samenwerking met Little Shalimar (‘A real fine gentleman’) bezegelde, terwijl ‘Fishing For Stars’, een mijmerende gitaarballad in de geest van Jimi Hendrix, werd ingegeven door het prille moederschap, zij het gelukkig zonder klef te worden.
‘Dare to Imagine’ was geïnspireerd door leesvoer dat Whitley cadeau kreeg van Marc Ribot, een bevriende gitarist met wie ze in New York al enkele keren de schijnwerpers deelde. Het boek in kwestie, ‘To Dare Imagining’, handelde over Rojava, een autonome provincie in het noorden van Syrië waar een socialistische democratie is gevestigd die steunt op gendergelijkheid. Trixie Whitley droeg het nummer van de weeromstuit op aan de Koerdische vrijheidsstrijders. In muzikaal opzicht hield ze de dingen onopgesmukt en schuwde ze de weerhaakjes niet, maar af en toe miste je wél een ritmesectie die voor wat extra dynamiek had kunnen zorgen.
De set werd aan het klavier afgerond met Trixies populairste song tot op heden: de ballad ‘Breathe You In My Dreams’, die het midden hield tussen krachtig en breekbaar en aangaf hoezeer de zangeres in de loop der jaren haar stem steeds beter en efficiënter was gaan gebruiken. De enige bis, het uit ‘Porta Bohemica’ geplukte ‘Soft Spoken Words’, steunde als vanouds op het hoekige gitaarspel waarmee vader Chris ons ruim een kwarteeuw geleden al om de oren sloeg.
Trixie Whitley is pas dertig, maar ze verkeert al in de overgang. Een louter artistieke, wel te verstaan. Dat ze, liever dan te stagneren, een sprong in het ijle waagt, siert haar. Maar eigenlijk zong ze het jaren geleden al in ‘Irene’: ‘High voltage runnin’ through these veins / I need a change baby / I need a change’. Whitley is een vechtertje. En zoals iedereen die vertrouwd is met de krijgskunst ongetwijfeld al weet: een bewegend doel valt moeilijker te raken.