Uit de platenkast van Mauro: 'Mauro Pawlowski'
Elke week diept Mauro één plaat uit zijn uitgebreide verzameling op. Deze week: ‘Pop Crimes’ (2009) van Rowland S. Howard.
Ik zeg het zonder te willen overdrijven, maar puur enthousiasme klinkt altijd wat onbeheerst: Rowland S. Howard moet één van de beste rockgitaristen aller tijden geweest zijn. Zijn sound en manier van spelen is tot vandaag ontzettend invloedrijk. Trashy, romantisch, experimenteel, lyrisch, theatraal, fuck off-ish en vooral zeer Australisch.
Met jeugdvriend Nick Cave zat hij in The Birthday Party én daarvoor in The Boys Next Door. Verder schonk hij zijn magie aan allerlei postpunkroyalty’s, zoals Lydia Lunch of de evenzeer onovertroffen broers Epic Soundtracks en Nikki Sudden van Swell Maps.
Voor de legende zit het bij hem dus helemaal snor. Meer cool en credibility valt er nergens te rapen. Helaas ging de pendule van de cool-o-meter bij deze held tevens de ietwat voorspelbare zelfkant uit, richting heroïne. Bij één van zijn laatste optredens – hij werd 50 – droop het bloed van zijn lippen langs de microfoon naar de grond. ‘Ik kan me niet bewust herinneren ooit zo dicht bij een stervende man gestaan te hebben,’ schreef een recensent van The Australian.
Die avond speelde hij songs van zijn nieuwe soloplaat ‘Pop Crimes’. Een plaat die hij in alle haast had opgenomen, wetende dat hij niet lang meer had. En mijn God, wat een krachttoer van een testament. ‘Pop Crimes’ heeft alles wat je verwacht van iemand die wel de originele blauwdruk lijkt van elke Bad Seed. Alleen al de lugubere versie van Talk Talks ‘Life’s What You Make It’ maakt het de moeite waard. Rowland S. Howard, dames en heren.