Undergroundtekenaar Peter Pontiac is overleden
De gerenommeerde Nederlandse godfather van de undergroundstrip Peter Pollmann, beter bekend als Peter Pontiac, is gisteren overleden in Amsterdam. Hij was, naast Art Spiegelman, een grote naam in de underground illustratiewereld. Humo bracht in 2001 een exclusief interview met hem - hieronder kunt u de volledige versie lezen.
(Verschenen in Humo 3160/14 op 27 maart 2001)
'Nog voor geen miljoen zou ik nu LSD durven te nemen - al dat gedoe in je hersens'
Een retourtje terug naar af, op vleugels: ik was voor het eerst zestien en betrok te mijnent een mansardekamer van waaruit ik zo hartstochtelijk mogelijk maar hoofdzakelijk in theorie aan de vroege jaren zeventig probeerde deel te nemen, een tijdspanne die men tegenwoordig gemakshalve tot de jaren zestig rekent. Ik vloog daarbij met een zekere volharding tegen de binnenwand van de ouderlijke glazen stolp aan, in de hoop dat die ooit zou breken. Hoe bovengronds ik me ook mocht bevinden - een mansardekamer met uitzicht op landbouwgrond - toch ging mijn hart uit naar de toenmalige underground. Ik hamsterde zogeheten underground-blaadjes die mij toegeleverd werden door tijdgenoten die wèl aan de reguliere middelbare school waren kunnen ontsnappen, en thans vaagweg studeerden aan de kunstacademie van de grote stad G. In één van die wonderlijke druksels zag ik voor het eerst de tekeningen en strips van Peter Pontiac, né Pollmann, kind van zijn tijd. Ik kon er toen heel lang naar kijken. Peter Pontiacs oeuvre verschijnt al jaren thematisch geordend (drugs, rock, politiek engagement) in de fantastische 'Pontiac Review' en ik merk dat ik er nog steeds heel lang zoet mee kan zijn.
Zijn laatste werkstuk is het ambitieuze 'Kraut' (Uitgeverij Podium), een boek vol beelden en teksten aangaande zijn vader Joop Pollmann, die na de oorlog journalist was bij de Nederlandse editie van Libelle en Story. In de oorlog was hij grondig verkeerd. In januari van 1978 verdween Joop Pollmann spoorloos op Curaçao - zijn huurauto, een Volkswagen, werd onbeheerd aangetroffen aan het strand van de Daaibooibaai. 'Kraut' is een brief aan een verdwenen vader, en ook een deels getekende biografie à la recherche du père perdu. Peter Pontiac noemt het genre, dat aan werk van Art Spiegelman en Will Eisner doet denken, biografiek.
Peter Pontiac «Bij de uitgeverij wilden ze 'beeldroman' onder de titel zetten, maar dat is 'Kraut' niet - beeldroman is gewoon een duur woord voor strip. Ik heb er een half jaar lang research voor gedaan. Ik had evengoed een vol jaar lang de archieven kunnen induiken, maar ik heb op tijd de deur dichtgetrokken. Heb je de twee Belgische tekenaars herkend op wie ik in 'Kraut' allusie maak?»
HUMO Willy Vandersteen en Hergé.
Pontiac «Tijdens mijn voorbereidingen heb ik vooroorlogse, niet gesigneerde tekeningen gevonden die er heel erg Vandersteen-achtig uitzagen: 'Bart de Brigademan', waarin joden 'klop krijgen'. En dan dat strookje uit de eerste druk van'De Geheimzinnige Ster' van Hergé, waarin je op de achtergrond twee joodse kooplieden zich ziet verkneukelen bij de komende crisis omdat ze er volgens de tekenaar financieel beter van zullen worden. Daar schrik je toch van als je dat ziet. Maar goed, Hergé is nog niet te vergelijken met Zorreguieta, de vader van Máxima, zullen we maar zeggen.»
Dynamiet
HUMO Begrijp je meer van je vader, nu je 'Kraut' hebt gemaakt?
Pontiac «Ja. Toen hij een jongen van achttien, negentien was, heeft hij natuurlijk een keuze gemaakt, maar de aanloop naar die keuze, kan ik hem niet zo kwalijk nemen: hij is voornamelijk de speelbal geweest van de invloeden die hij al in zijn vroegste jeugd onderging: om te beginnen die sterk-katholieke sfeer waarin hij werd grootgebracht - hij is in een heiligenbeeldenwinkel opgegroeid, wat een extreem-katholiek decor is, een schoolvoorbeeld van rooms vertoon.»
HUMO En grafisch gezien een lust voor het oog en dus ook een lust voor een tekenaar.
Pontiac «Ja. Ik heb die winkel nog met mijn eigen ogen gezien. Daar is volgens mij zijn fascinatie voor pracht en uiterlijkheid uit voortgevloeid.»
HUMO Als kind mocht hij graag Mussolini en Hitler tekenen. Vind je dat vreemd? Een voorteken misschien?
Pontiac «Mocht een kind nu Milosevic tekenen, dan zou je dat als schokkend ervaren - dat kind is gek, zou je denken. Maar voor de oorlog waren Hitler en Mussolini ook in Nederland twee voorbeelden van mannen die de economie opnieuw op de rails hadden gezet. Dat kon je toen in de kranten lezen, en het zal thuis ook wel een onderwerp van gesprek zijn geweest. Over de agressie van de Duitsers en over de jodenvervolging werd toen nog hoofdzakelijk gezwegen. Diverse Nederlandse politieke tekenaars werden vóór de oorlog voor de rechter gesleept omdat ze Hitler, een bevriend staatshoofd, beledigd hadden in hun werk, en toen Hitler in '39 aan een aanslag ontsnapte, heeft koningin Wilhelmina hem nog een gelukstelegram gestuurd. Duitsland was vóór de oorlog ook erg populair als vakantiebestemming voor Nederlanders: 't was er allemaal zo prettig geregeld.
»Mijn vader had geen aanleg voor sport: hij had dus ook geen sporthelden. Dat moest gecompenseerd worden. Hij was én een idealist én iemand die gefascineerd was door vertoon. Toen hij na afloop van de oorlog werd ondervraagd, zei hij dat het de dynamiek was die hem zo aantrok in het fascisme. Dynamiek was een woord dat hij heel graag gebruikte.»
HUMO Kon je in de opvoeding die hij je gegeven heeft iets merken van zijn hang naar dynamiek?
Pontiac «Neen (lachje). Thuis moesten we vooral rustig zijn: 'Stil! hij komt eraan, jongens!' Hij was absoluut geen stoeivader zoals vaders geacht worden te zijn. Ik ben dat overigens ook niet.»
HUMO Heeft het idealisme van je vader je wantrouwig gemaakt tegenover idealisme?
Pontiac «Het kan nooit kwaad om idealisme met één wantrouwig oog te bekijken, maar een wereld waarin geen idealisme is, kan waarschijnlijk niet eens draaien. Voor geïnstitutionaliseerd idealisme moet je volgens mij altijd uitkijken: als het briefpapier krijgt, gaat het al snel fout.»
HUMO Moest je, om 'Kraut' te kunnen maken, eerst zelf ook een man van middelbare leeftijd worden?
Pontiac «Ik heb gewacht tot mijn moeder er niet meer was: dat oorlogsverleden oprakelen, was niet leuk voor haar. Ze is drie jaar geleden overleden. Maar toen ik in 1978 vernam dat mijn vader spoorloos verdwenen was op Curaçao, zag ik vrij snel mogelijkheden in zijn levensgeschiedenis: zijn verhaal is zo rijk aan beelden en ervaringen, en als striptekenaar ben je toch in de eerste plaats een verhalenverteller.
»Ik wist dat ik dat verhaal ooit zou moéten vertellen, al heb ik eerst een zekere angst moeten overwinnen: het is toch een heel controversieel onderwerp en de vuile was van de familie hang je niet zomaar buiten. Ik heb 'Kraut' dan ook met grote omzichtigheid gemaakt - ik heb mijn woorden heel precies proberen te kiezen omdat ik aldoor besefte dat ik met een pakketje dynamiet rondliep. Er waren momenten dat het zweet me uitbrak: 'Wat ben ik aan het doen? Ik lijk wel gek.' Soms werd het me te privé, en naarmate ik het geval van mijn vader dieper ging bestuderen, kwam de portee van zìjn fascisme en de kwaadaardigheid van het fascisme over het algemeen me pas echt haarscherp voor ogen te staan.»
De dubbele S
HUMO Je noemt je vader een echte fascist, al vind je hem tegelijk de speelbal van zijn omstandigheden.
Pontiac «Een van de titels die ik voor mijn boek heb overwogen, was: 'Propagandaman': hij is eerst het slachtoffer van propaganda geworden, en later is hij aan het Oostfront voor de propagandamachine van de Duitsers gaan werken, en zijn werk na de oorlog - hij werkte toen als journalist bij Libelle en Story - zou je ook propaganda kunnen noemen: propaganda voor de propere huishouding, de braafheid en de televisie. Als je achttien bent, ben je volgens mij niet langer een speelbal: de jaren des onderscheids moeten zich tegen die tijd hebben aangediend - je kunt op die leeftijd voor iets verantwoordelijk worden gehouden.
»Als knaap heeft hij vrij veel gedichten geschreven, waarvan ik er sommige in 'Kraut' heb opgenomen: ik vond een gedicht van één week vóór de Duitse inval terug, en een een gedicht van een week erna: in dat eerste gedicht, geschreven vóór wat de NSB de Pinksterstorm noemde, jubelde hij over de komt van de lente; twee weken later schreef hij weer een gedicht over de lente: ineens wordt de toon heel somber, het gaat van 'Laat de lente maar zitten, want de duisternis is over ons gekomen, vanuit de lucht worden dood en verderf gezaaid.' Er staat ook een regel in die ik erg mooi vind: 'Wie droomt nog in een stervensnacht?' Het verbaast me dat hij kennelijk niet echt op een Duitse inval zat te wachten, hij die voor de oorlog toch zo'n hartstochtelijk nationaal-socialist was.
»Om eidexamen te mogen afleggen, heeft hij onder dwang een contract moeten tekenen, waarin stond dat hij tot zijn eenentwintigste alle banden met de NSB moest verbreken. Ook zijn vader, de eigenaar van de heiligenbeeldenwinkel, eiste dat. Zijn vader, míjn grootvader, was ook politiek bevlogen: hij was een steile liberaal, en vooral een middenstander. In ieder geval geen suffe man.
»Toen ik geboren werd, schreef mijn vader een brief naar mijn moeder in de kraamkliniek. Daarin stond dat ze het heel kranig had gedaan en dat ze de dubbele S meer dan waard was. Dat schreef hij naar aanleiding van mijn geboorte: toen werd ik toch even misselijk. Mijn moeder is in de loop der jaren helemaal ten goede gekeerd, zal ik maar zeggen.»
HUMO Maar je vader niet.
Pontiac «Neen, al weet ik ook niet wat hij tijdens die vier jaar gevangenschap na de oorlog allemaal heeft meegemaakt. Ik heb wel de indruk dat hij erg verbitterd was door de behandeling die hij daar gekregen had. De tegenpartij wilde niet bepaald laten zien dat zij de morele winnaar was. De jaren zestig, beatmuziek en lang haar, stuitten hem ontzettend tegen de borst. 'Zie je wel, dit hebben wij voorspeld,' zal hij wel gedacht hebben, 'dat zou er gebeuren als de geallieerden aan de macht waren: een moreel ontspoorde maatschappij.' Maar toen hij eenmaal bij Story werkte, was hij niet weg te slaan uit het mondaine wereldje; hij hing graag met dronken televisiesterren uit, en dat spoort al helemaal niet met het sterke en daadkrachtige leven dat hij zo graag voorstond. Die dubbelzinnigheid toonde in ieder geval zijn menselijkheid aan. Iedereen die hem gekend heeft, vond hem overigens een leuke vent: je kon om 'm lachen, hij was geestig. Ken je Jip Goldstein?»
HUMO De gerenommeerde rockjournalist die merkwaardigerwijs zijn hele leven voor de oerconservatieve krant De Telegraaf heeft gewerkt.
Pontiac «Die vertelde me dat het goed drinken was met mijn vader: een hele nacht kopstootjes. En van een feest rechtstreeks naar de redactie gaan om z'n stukje uit te tikken. Ik kreeg haast Tom Waits-visioenen toen Jip Goldstein mij dat vertelde: mijn vader als rock'n'roll bum, a man that could hold his liquor!'»
HUMO Wist je als kind dat er met je vader iets aan de hand was geweest tijdens de oorlog?
Pontiac «Ik heb thuis waarschijnlijk gevraagd hoe het hun was vergaan in die tijd, ongetwijfeld nadat we op school over de oorlog hadden gepraat. Ze hebben me toen een en ander verteld, maar ik moest beloven dat ik het niet verder zou vertellen. Eigenlijk kwam het in mijn jeugd niet in me op mijn vader op de man af te vragen: 'Vertel eens, hoe zat dat nou bij de Waffen-SS?' Of: 'Hoe was het nou aan het Oostfront?' Dat was werkelijk het laatste dat ik toen aan hem wilde vragen. Ik wou hem absoluut niet de kans geven dat hij verzaligd over 'de mooiste tijd van zijn leven' begon te vertellen. Ik geloof ook wel dat die tijd de heftigste tijd uit zijn leven was, en dat hij daar later met weemoed aan terugdacht, maar die weemoed wou ik niet voeden.
»Op zolder vond ik wel nazi-parafernalia: zo'n insigne om op een uniform te naaien, zo'n adelaar. The Who droeg toen ook allerlei militaire attributen -pop-art - en onder hun invloed heb ik nog een paar weken met die nazi-adelaar rondgelopen. Ik was toen als veertienjarige het jongste lid van de Anarchistenwerkgroep Kennemerland, een praatclub van baardige jeneverdrinkers, en daar werd ik op dat insigne gewezen: ze vonden het geen leuke humor, terwijl ik me van geen kwaad bewust was, want het was gewoon pop-art, in navolging van The Who (lachje).»
Pilaarheilige
HUMO Kon je zelf goed zwijgen over het verleden van je vader?
Pontiac «Hij werkte bij Libelle, een damesblad, wat ik al helemaal niet stoer vond. Toen jongetjes mij vroegen wat mijn vader deed, was ik erg blij dat ik kon vertellen dat hij ooit, aan het Oostfront, een kogelwond had opgelopen en dat hij na de oorlog vier jaar in de gevangenis had gezeten.»
HUMO Mannen van middelbare leeftijd betrappen zichzelf weleens op punten van overeenkomst met hun vader. Is jou dat al overkomen?
Pontiac «In het archief van Noord-Brabant, een groot archief van alle zwarte bewegingen in Nederland, vond ik ingebonden jaargangen van De Weg, het blad van het Zwart Front. Van meneer pastoor mocht mijn vader wèl bij het Zwart Front en niet bij de NSB, want bij het Zwart Front zaten namelijk ook goeie katholieken, terwijl het nog veel anti-semitischer was dan de NSB. Ik vond stukken terug die mijn vader voor De Weg had geschreven als achttienjarige: hij scheldt daarin op jongelui die alleen maar warm lopen voor 'kitschfilms en vlotte dancings'. Opeens zag ik in dat ik zelf ook weleens dat soort uitspraken heb gedaan over de house-scene. Achteraf vind ik dat natuurlijk ontzettend hypocriet - 'Waar heb ik het eigenlijk over?' vroeg ik me al snel af, want wat dat betreft heb ik niet echt recht van spreken. Ik kán geen pilaarheilige zijn, want ik heb in mijn leven met de raarste dingen meegedaan. Ik heb zelf een dochter van zestien: waarom zou die niet mogen dansen? Ze tikt me wel eens op de vingers als ik met een ochtendhumeur een Archie Bunker-achtige opmerking heb gemaakt: 'Péét! Wat zeg je nou??'»
HUMO Als je een gevorderde veertiger of nog iets ouder bent, valt het bijna niet te vermijden dat je denkt dat bijvoorbeeld rockmuziek vroeger veel meer betekenis had dan de geluiden van nu.
Pontiac «Rock was vroeger erg politiek en dat lijkt het nu veel minder te zijn, maar ik heb net een stuk gelezen over het spraakmakende boek 'No Logo' van Naomi Klein, dat voortkomt uit de steeds groter wordende The Battle of Seattle-beweging: kwaaie jongelui die zich kanten tegen multinationals en globalisering. In 'No Logo' wordt geconstateerd dat het erg moet zijn om nu jong en revolutionair te zijn: alles wat ook maar een beetje revolutionair is, wordt meteen door het systeem geïncorporeerd: de repressieve tolerantie is totaal. Toen ze een paar jaar geleden Woodstock even wilden overdoen, waren er Pepsi-colablikjes te koop waarop 'Woodstock Memorial' stond. Dat zegt alles. Voor jongelui van nu is nagenoeg alles tweedehands geworden.»
HUMO Ondanks zijn onwrikbare houding is je vader er toch niet in geslaagd het elan van de jaren zestig buitenshuis te houden. In 'Kraut' staat een huiselijk tafereeltje, waarin jij het blad 'Provo' zit te lezen.
Pontiac «Ik werd vooral meegesleept door popmuziek. Mijn moeder kocht de platen van The Beatles en ik kocht de platen van The Stones. Op de duur ging mijn moeder ook flink meedoen: ze wilde ook weleens een keer blowen; toen heb ik een joint met haar zitten roken in de woonkamer, op 'Strange Days' van The Doors - die plaat heb ik vóór en ná het blowen gedraaid opdat ze het verschil zou kunnen horen (lach). En mijn vader zat ondertussen De Telegraaf te lezen. Voor 'Kraut' heb ik een typische Telegraaf-kop verzonnen: 'LANGHARIG WERKSCHUW TUIG EINDELIJK AANGEPAKT!' In die dagen stonden zulke koppen in de krant: ik knipte zo'n stuk meteen uit en hing het boven mijn bed, als een soort trofee, met symbolen van afkeuring erbij.»
Het zwarte gat
HUMO Je hebt je jeugd in de jaren zestig ooit samengevat in de prachtige twopager 'Mixed Up Memory Mamba'. Net toen je besloten had een jazzfreak te worden, vielen The Beatles het land binnen, en alles werd anders...
Pontiac «Ik zat toen op de HBS en in de hoogste klassen had je toen van die beatnik-achtige jazz cats die rondliepen met platen van Mingus onder de arm. 'Mixed Up Memory Mamba' was eigenlijk mijn allereerste autobiografische strip. Ik heb altijd getekend, ik heb eigenlijk altijd gedaan wat ik graag deed. Ik zit steeds weer met mijn mond vol tanden als er met jonge mensen moet worden gepraat over welk vak ze later willen uitoefenen. Ik heb nauwelijks school gelopen; ik tekende, en dat was niet eens een keuze, ik tekende en ik bleef tekenen, het ging allemaal vanzelf. Ik kan dus moeilijk andere mensen adviseren: 'Ga nou dít of dát doen.' Ik weet niet of ik toen al dacht dat tekenen mijn vak zou worden, maar als twaalfjarige stelde ik mezelf al voor dat ik later schilder zou zijn, met een slobbertrui met vegen verf erop. Een schilder die op een zolder werkte. In mijn gedachten stond er een lelijke eend voor de deur - ik kan nog steeds niet autorijden, en nu staat hier alleen de neus van een Pontiac voor de deur. En die schilder had ook een mooie vrouw. Ik héb een mooie vrouw.»
HUMO Je bent toch nog goed terechtgekomen.
Pontiac «Ja. En mijn vrouw is ook heel lief, wat nog belangrijker is.»
HUMO In 1969 keek je vader je aan en sprak: 'Werken of wegwezen.' Het werd wegwezen.
Pontiac «Hij was toen voor het eerst op mijn kamer gekomen. Die had ik helemaal zwart geschilderd: vloeren, plafonds, álles. Als ik stoned was, en er brandde alleen maar een kaarsje, zag ik helemaal geen hoeken meer: alsof ik een end in de kosmos was weggezweefd. Maar 't was er een ongelofelijke puinhoop, en mijn vader schrok zo van dat zwarte hol, dat hij mij voor de keuze stelde: werken of wegwezen. Ik had toen net een vriendinnetje, een rechtersdochter die van huis was weggelopen. 't Was knap zenuwachtig om in Haarlem te blijven rondlopen, want ze werd door de politie gezocht. Toen zijn we naar een commune in Leiden getrokken, die ik kende omdat ik er weleens LSD-trips ging kopen. Dat was absoluut geen gelukkige tijd voor mij: mijn vriendin verliet me daar meteen, en ik was een to-taal paranoïde figuur toen: het kamertje waar ik in zat, dorst ik helemaal niet uit. Als ik door het raam keek, zag ik al die freaks in de tuin zitten, en daar dorst ik me al helemaal niet te vertonen. Ik wist me gewoon geen houding te geven. Daar komt nog bij dat ik ontzettend opkeek naar echte freaks - ik heb me heel lang een veel te net jongetje gevoeld dat wel meedeed, maar dat elk moment betrapt kon worden: 'Net echt!' Ik was in die tijd een zwaar op de hand, schijterig mannetje.»
HUMO In de jaren zestig en zeventig maakte je niettemin deel uit van een voorhoede, ook inzake drugsgebruik. Je ging al vroeg heel ver, verder dan de meesten.
Pontiac «Dat is waar, al wil ik dat nou ook weer niet heroïscher maken dan het was. Toch irriteert het me als ik een kamerlid hoor zeggen dat hij ooit een hippie is geweest. Toen ik in die commune in Leiden woonde - Leiden is een universiteitsstad - gingen we een paar keer per week in de mensa eten, en daar waren we echt een troepje freaks - we weken heel erg af; nu wordt er vaak gedaan alsof het toen in de straten wemelde van de freaks; dat was helemaal niet zo, zelfs niet in Amsterdam.»
Chemisch anarchisme
HUMO Terwijl wij in Vlaanderen dachten dat het allemaal in Amsterdam gebeurde, toen.
Pontiac «Nou, Antwerpen was anders ook niet mis. Ik ken veel mensen die erheen gingen om Romilar te kopen, een hoestmiddel - pillen - dat in die tijd vrij te koop was bij Belgische apothekers. Als je zo'n potje in één keer leeg at, wat ik weleens gedaan heb toen ik een jaar of zeventien was, dan zou je gaan trippen. Nou! ik had nog nooit zoiets meegemaakt: een heksensabbat in je hoofd - dat middel vrat hele happen uit je waarneming; je nam je voor naar de wc te gaan, en opeens - páts - stond je in de wc: de weg erheen was je helemaal ontgaan, hij was uit je besef van tijd en ruimte geknipt, en dat ging zo maar door, soms dagenlang. Angstaanjagend.»
HUMO Maar toch was je er kennelijk niet zó bang voor.
Pontiac «Ik heb meer bad trips dan goeie trips gemaakt. Nog voor geen miljoen zou ik nu nog LSD durven te nemen - dat gedoe in je hersens, ik mag er niet aan denken. Ik heb ook nooit LSD genomen omdat ik dacht dat het goed was voor mijn tekenen.»
HUMO Toch zijn veel van je tekeningen uit die tijd Hiëronimus Bosch-achtige visioenen.
Pontiac «Zo kwam de wereld op me over in die tijd. Ik nam LSD vooral om een subversieve daad te stellen. Als ik op straat liep te trippen, dacht ik: 'Als de mensen eens wisten wat er nu in mijn bloed en in mijn hoofd omgaat.' Chemisch anarchisme, zeg maar.»
HUMO Je tekeningen over heroïnegebruik zijn illusieloos en toch glamourous. Je tekent een soort verloedering waarvan een - althans voor mij - onweerstaanbare, duistere romantiek uitgaat.
Pontiac «Die romantiek heb ik ook als junkie beleefd, hij heeft me jaren in zijn greep gehad - het sfeertje van 'Waiting for my man' van Velvet Underground. Ik ben vijftien jaar aan de heroïne geweest, en nu ben ik er net zolang van af als ik er aan ben geweest. Ik heb tussendoor wel eens een jaartje geprobeerd er van af te komen, maar ik herviel weer.»
HUMO Bestaan er gelukkige junks?
Pontiac «Aangezien er voor alles een uitzondering bestaat, zal er ook wel ergens een gelukkige junk rondlopen. Junk zijn is ooksomething to be. Ik heb me heel lang erg ongemakkelijk gevoeld in de wereld - ik was schichtig en paranoïde, ik voelde me nergens op m'n gemak, zeker niet in bijvoorbeeld een winkel tussen straighte mensen, zoals die toen werden genoemd. Heroïne nam al mijn remmingen en onlustgevoelens op slag weg, ik voelde me als een vis in het water, en ineens kon ik zelfs leuk praten met caissières. Ik vond het erg prettig eindelijk verlost te zijn van dat ongemakkelijke gevoel dat ik altijd al had.»
HUMO Heroïne heeft dus ergens voor gediend in je leven. Het klinkt raar als ik dat zeg, want heroïne is nu ook weer geen product waar je reclame voor kunt maken.
Pontiac «Nee, dat moet je niet doen. Als je ervan afkomt, merk je dat je een hele hoop hebt meegemaakt, en ervanaf zijn geeft je een stoomcursus onthechting van heb ik jou daar. Ik heb het zonder doktershulp gedaan. Ik heb één jaar, zonder begeleiding, afgebouwd met methadon. Methadon die ik gewoon kocht.»
HUMO Kon je nog werken als junkie?
Pontiac «Ja, en blíjven werken is mijn redding geweest. Ik heb ook altijd via mijn tekeningen, via de intensiteit ervan, willen laten zien dat ik iets kon en dat ik heus wel oké was. In mijn werk was ik wél gespierd. Daar komt nog bij dat ik op een bepaald moment mijn vrouw ontmoette; die had al drie kinderen uit een eerdere relatie en ik heb nog één kind bijgemaakt, zodat ik ineens huisvader was in een groot gezin, met kinderen in alle maten. Doordat ik voor die hele club moest zorgen, moest ik heel hard aan de slag. Gelukkig had ik toen al een beetje een naam, een zekere reputatie, weliswaar in marginale kringen, maar toch. 't Is jarenlang sappelen geweest, maar nu gaat het elk jaar een beetje beter.»
Samizdat
HUMO Heb je nog scherpe herinneringen aan hoe het was om heroïne te gebruiken?
Pontiac «Dat vervaagt niet. Sterker nog: het lichaam heeft ook een geheugen. Nu we over heroïne praten, voel ik die zwaarte weer in mijn armen terugkeren; als je heroïne neemt, ga je helemaal ontspannen, alles hangt zoals het eigenlijk zou moeten hangen. Als ik erover praat, krijg ik ook een bepaalde smaak in mijn keel.»
HUMO Je strip 'Mixed Up Memory Mambo' kun je ook zien als een illustratie bij de stepping stone-theorie. In dat verhaal ben je eerst een blower, en je eindigt met heroïne.
Pontiac «Je kunt ook zeggen: iedereen die nu heroïne gebruikt, heeft vroeger ook melk gedronken. Er zijn genoeg blowers die geen enkele behoefte hebben om de goot in te gaan en daar levensgevaarlijke dingen met zichzelf te doen.»
HUMO Kon jij als junkie nog voorzichtig zijn? Zág je het gevaar nog?
Pontiac «Ik wel. Ik ben te goed, of te beschaafd opgevoed, denk ik, en daarom heb ik nooit iemand beroofd of wat dan ook. Nou ja, als een dealer naar de wc ging, heb ik wel eens iets van hem gepikt. Maar ik heb vooral mezelf bestolen in die tijd: ontzettend veel originele tekeningen verpatst aan dealers. Van alle tekeningen die ik in de jaren zeventig voor Muziek Express heb getekend, portretten van popsterren, heb ik er nog één over. De rest heb ik allemaal verpatst.»
HUMO Ik heb de indruk dat je graag Keith Richard tekende, vooral in de tijd dat hij een prachtig, aan heroïne verslaafd wrak was. Ben je nog steeds een Stones-fan?
Pontiac «Na 'Exile on Main Street' begon het te slijten. Ik kon er niet tegen dat Mick Jagger met zo'n gek, hoog stemmetje begon te zingen. Als ik nog eens iets van The Stones draai, is het hun allereerste elpee, omdat ik daar zo'n goeie herinneringen aan heb, en omdat het zo'n goeie, rauwe plaat is. Vroeger dacht ik altijd: 'The Stones, die gaan voor mij nooit verloren,' en toch is dat gebeurd. Wat ze nu doen, interesseert me niets meer.»
HUMO Heb je ooit gebroken met je vader?
Pontiac «Neen. In de laatste jaren voor zijn verdwijning in 1978, begon er van zijn kant een zekere erkenning te komen. Dat ik tekeningen gepubliceerd kreeg, vond hij op zich al heel mooi. Op een keer vertelde hij dat Story een bijlage zou uitgeven met romantische verhalen en daar mocht ik illustraties voor maken. Daar zat ik helemaal niet op te wachten, maar hij kwam het me zo enthousiast aanbieden... Ik heb toen één tekening gemaakt, die ze gepubliceerd hebben. De tweede tekening werd godzijdank afgewezen: hij wás ook niet mooi. Ik kón het gewoon niet, ook al omdat het onderwerp zo ver van me af lag: mensen die duidelijk naar de kapper waren geweest en elkaar staan te omhelzen...»
HUMO Neen, zulke taferelen verwacht je niet van een underground-tekenaar. Apropos, bestaat er nog zoiets als de underground?
Pontiac «Ik moet er in ieder geval nog steeds verantwoording over afleggen. Ik herinner me dat underground ooit iets betekend heeft, zeker in verband met strips: in underground-strips werden thema's behandeld die je tot dan toe nooit in strips zag: drugs, seks, anti-establishment-politiek. Nu betekent underground helemaal niks meer: elke platenmaatschappij heeft een underground-sublabel. In de jaren zeventig zou je Eric Schreurs (de tekenaar van Joop Klepzeiker, waarin lichaamssappen vrijelijk rondspetteren, RV) een underground-tekenaar hebben genoemd, terwijl hij nu een huis-tuin-en-keukenbegrip is in Nederland: iederéén heeft wel een Klepzeiker in huis. Underground is natuurlijk altijd een romantisch begrip geweest: die samizdat-uitgaafjes in het Oostblok, toen de Muur nog niet gevallen was, dát was underground. Wij in het westen vereenzelvigen ons daar maar al te graag mee, denk ik.»
Gasrecht
HUMO Je vader is nagenoeg spoorloos verdwenen, wat niet noodzakelijk betekent dat hij ook overleden is. Hij blijft dus een hoofdstuk dat niet afgesloten is.
Pontiac «En dat irriteert.Zijn leven eindigt dan ook met een komma. Mijn favoriete theorie was lang dat hij nog leeft omdat hij aan allerlei voorwaarden voldeed om voor de CIA te werken, iets in de trant van geheim agent.
»Een ongeluk of een zelfmoord lijkt me inmiddels waarschijnlijker, maar goed: het lijk van mijn vader is nooit aangespoeld. Ik heb ook een tekening gemaakt waarin je de restanten van mijn vader tussen de rotsen ziet hangen. Ik weet het dus niet. Mijn moeder heeft een aantal paragnosten geraadpleegd, en sommige theorieën heb ik domwweg vergeten te vermelden in mijn boek. Eén van hen beweerde dat ze voelde dat mijn vader heel veel angst had gekend in de oorlog. Misschien heeft hij wel als een bibberige juffershond aan het oostfront rondgelopen.»
HUMO Je suggereert in je boek ook dat hij misschien wel een man was die niet goed bestand was tegen het leven.
Pontiac «Zijn broer heeft zelfmoord gepleegd: die is de zee in gelopen. Mijn vader had z'n werk helemaal verpest door drankmisbruik en foute praatjes, hij was gescheiden van mijn moeder, al die narigheden kwamen tegelijk. Als ik daaraan dacht, begon ik steeds meer aan de mogelijkheid van zelfmoord te denken.»
HUMO Had je vader nu berouw getoond over zijn verleden, zou je hem dan heel anders bekijken?
Pontiac «Neen. Hij had ook praatjes in de trant van 'Ich habe es nicht gewusst', wat natuurlijk klinkklare onzin is: in De Weg, het fascistenblad waar hij als achttienjarige voor schreef, stonden gruwelijke anti-semitische prenten, waar de haat van afdroop. Die heeft hij gezién. Mijn vader en zijn geestesgenoten bepleitten het gastrecht voor joden: zoals ik in 'Kraut' zeg, staat er een t te veel in dat woord.»
HUMO In 'Kraut' heb je je vader in zijn SA-uniform getekend, vis-à-vis een vetkuif in zìjn specifieke outfit. Daarbij schrijf je: 'Het is niet moeilijk voor te stellen hoe je voor de spiegel stond te glimmen in je kakelverse outfit, en ik vraag me af of jouw gevoel op dat moment is te vergelijken met wat bijvoorbeeld een vetkuif ervaart of een 'punk' (een fenomeen uit de dagen dat jij van de aardbodem verdween) als die zijn leren jack om zijn rebelse rug voelt spannen...'
Pontiac «Ik vind de outfit van nozems en punks namelijk ook een soort uniform, maar ik besluit die bladzij wel met de regel: 'Nozems willen geen bevolkingsgroep uitroeien.' Ik ben dan al op bladzij 109, en dan pas dan zinspeel ik op de holocaust. Tot dan toe had ik dat onderwerp bewust vermeden. Toen ik aan 'Kraut' begon, sloeg ik meteen een sarcastische toon aan, maar dat was niet vol te houden: ik dreigde erin te stikken. En ik stel me voor dat zo'n toon ook voor de lezer niet prettig was geweest. Bovendien moet de lezer zelf een oordeel over m'n vader kunnen vormen. Had ik nu voortdurend 'Fout!Fout!Fout!' geroepen in dat boek, ja, dan viel er niet meer te oordelen. Naarmate mijn werk aan 'Kraut' vorderde, kreeg ik steeds meer de indruk dat ik bezig was met een verhaal dat de particuliere geschiedenis van mijn vader oversteeg: het werd een ecce homo-verhaal - ziedaar de mens die stumpert en verkeerde keuzes maakt. Ik vind het jammer dat hij er niet meer is, want ik wil niet uitsluiten dat we alsnog dichter bij elkaar waren gekomen. En ook niet dat híj milder was geworden.»