Valeria Luiselli - De geschiedenis van mijn tanden
‘Dickens + MP3/Balzac + JPEG.’ Zo omschrijft Valeria Luiselli haar nieuwste worp zelf. Tel daarbij het filosofische van Georges Perec, en vermenigvuldig met het speelse van Julio Cortázar en je komt ongeveer uit bij ‘De geschiedenis van mijn tanden’ (Uitgeverij Karaat).
De pseudowetenschappelijke formule slaat op het ontstaansproces van het boek: Luiselli schreef het in opdracht van een kunstgalerie uit een ongure buurt net buiten Mexico-Stad, maar omdat hun kunst gefinancierd wordt door de nabijgelegen vruchtensapfabriek verdiepte de auteur zich in de geesten van de vruchtensaparbeiders. Zoals in tabaksfabrieken vroeger 19de-eeuwse feuilletonromans voorgelezen werden om het eentonige werk van de sigarenrollers wat te verlichten, liet Luiselli haar stukjes voorlezen aan de werklieden daar. Die spraken commentaar en eigen anekdotes in op MP3’s die ze richting New York stuurden, waar de ingeweken Mexicaanse auteur ze in een volgende episode verwerkte.
Deze werkwijze verklaart de fragmentarische structuur – al trokken ook haar essaydebuut ‘Valse papieren’ en eerste roman ‘De gewichtlozen’ zich niet al te veel aan van een logische verhaalopbouw. De tanden uit de titel behoren toe aan Gustavo Sánchez Sánchez, alias Snelweg, volgens hemzelf ‘de beste veilingmeester ter wereld’, want ‘geen verachtelijke verkoper van voorwerpen, maar vooral een liefhebber en verzamelaar van goede verhalen’. Meer dan voorwerpen veilt hij sappige geschiedenissen, die de objecten waarde en betekenis geven. Zo is de plot van dit boek ook niet van primordiaal belang, en zijn het de losse verhalen die het geheel waarde geven. En de taal, natuurlijk, die Luiselli vrolijk en gezwind naar haar hand zet. Zo zegt Snelweg voor elke veiling het Roodkapje-sprookje achterstevoren op om de tong los te maken: ‘Jekaprood dedelwan maallehe leenal door het bos, lalatra, lalatra, maar eensop scheenver – zaz! – de wolf.’ Het zijn die fragmenten die ons verrukt doen applaudisseren voor Luiselli, zo stoer, zo grappig. En hoewel dit boek qua vorm misschien een tikkeltje te veel richting experiment doorslaat, kunnen we haast niet wachten om haar volgende te lezen. En ondertussen zingen we van lalatra, lalatra. (jvb)