'Vandaag over een jaar' op Eén: 'Frêle veldbloemen plukken met een bokshandschoen'
In de toon, de generiekjes en het decor van ‘Vandaag over een jaar’ kon je de jaren negentig ruiken. De melange deed denken aan praatprogramma’s van toen, waarin van empathie bruisende lui als Marlène de Wouters munt sloegen uit medeleven. Desnoods met de voorhamer.
Dra onthaalde Cath Luyten een eerste gast die tegen dat decor, een versmelting van bijdehante belichting, wandelwegen, en sofa’s die wel gemoedelijk oogden maar daarom nog geen goede bedoelingen inhielden, een voornemen zou zweren dat binnen het jaar vervuld moest worden. Cindy wou opnieuw leren paardrijden na een scheefgelopen epidurale die haar een rolstoel ingeduwd had. Alleen het voornemen al wekte applaus op bij het studiopubliek. De sfeer zat erin, maar al snel wou Luyten weten of Cindy kon steunen op een partner, en of haar wereld nu instortte toen ze het slechte nieuws vernam dat lopen noch paardrijden voortaan tot ‘r mogelijkheden zou behoren: een link emopraatje, en de psychologe die Luyten erin ambieerde te zijn had je maar wat graag aangegeven bij de desbetreffende vakvereniging. Toen Cindy toegaf euthanasie overwogen te hebben, werd het ronduit onbehaaglijk, en wenste je haar vakkundige hulp toe die liefst zo min mogelijk weghad van Cath Luyten.
In een oogwenk bevonden we ons een jaar later: de overgang voltrok zich vrijwel onopgemerkt, want Luyten had in beide tijdsgewrichten hetzelfde aangetrokken. Cindy kwam binnengepikkeld op krukken, maar paardrijden zat er niet meer in, vermeldde ze somber. ‘Hoe komt het? Zwaar jaar gehad?’, vroeg Luyten meewarig. ‘Gaat je niets aan!’, riep je plaatsvervangend naar je scherm, maar het antwoord was voor het gemak in een filmpje gegoten. Met afgrijzen keek je toe hoe Cindy huilend in bed hevige zenuwpijnen verbeet. ‘Een dier hadden ze uit z’n lijden verlost’, schreeuwde ze, en even later keek ze machteloos snikkend toe hoe haar paard afgevoerd werd naar een ongewisse bestemming - je hoopte maar dat het geen lijmfabriek betrof. Ondertussen probeerde de muziek je manu militari de put in te duwen. ‘Zoveel verdriet, daar worden we allemaal een beetje stil van’, vatte Luyten samen. Het publiek, op aangeven van hun in Noord-Korea aangekochte applausmeester, participeerde als vermoord.
Tijdens zulke tranerige scènes werd er geregeld geschakeld naar het publiek, waar een ingezetene die het bij al die miserie ook niet meer droog hield voor de camera ostentatief een zakdoek volsnoot: een trucje dat nooit gedeugd heeft, zelfs niet tijdens de jaren negentig. ‘Vandaag over een jaar’ wilde ontroering oogsten, een frêle veldbloem in een dor landschap, maar ging uit plukken met bokshandschoenen. Toen Luyten aankondigde dat haar volgende gast ‘ergens moeilijk kon afblijven’, dacht je zo aanvankelijk nog aan pralines, maar het bleek een heuse alcoholverslaafde te zijn die vervolgens vragen te slikken kreeg over hoeveel neuten hij zoal binnenwerkte. Een jaar later stapte de man weer binnen, volledig nuchter weliswaar, maar het wrange gevoel dat je overhield aan hoe een heel afkickproces eventjes hap-slik-weg werd afgehandeld per televisieformat, kreeg je niet meer afgeschud.
Eén keer viel er te lachen. Toen de 103-jarige Godelieve - die houdbaarheid leverde ook applaus op - zich voornam binnen het jaar te parachutespringen, een activiteit die nochtans geen jaar voorbereiding behoeft, maakte die daar duidelijk liefst zo min mogelijk lettergrepen aan vuil. ‘Wat deed je vroeger?’, vroeg Luyten. ‘Boeren.’ ‘Een zware stiel?’ ‘Bajoat’. Wat deed je man? ‘Boeren’. Toen Godelieve door Luyten gevraagd werd wat ze zoal uitgevreten had voor haar huwelijk, riposteerde ze met ‘curieuzeneus’. Vroeger betekende dat zoveel als ‘Gaat je niets aan.'