Covid-19
Waarom een coronavaccin nog wel een tijd op zich zal laten wachten
Alleen met een vaccin is het coronavirus echt uit te bannen. De ontwikkeling kost zeker één à twee jaar. 'De race is geen sprint, het is een marathon.’
Komt het nog op tijd? Terwijl de opmars van het nieuwe coronavirus niet te stuiten lijkt en de epidemie zich over de wereld verspreidt, wordt de roep om een vaccin steeds luider. De wereld moet nog even geduld betrachten, zegt Hanneke Schuitemaker, hoofd virale vaccins bij Janssen Vaccines in Leiden en hoogleraar virologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Het vaccin dat haar team in ontwikkeling heeft, zit in de eerste proefdierfase. “Eind deze maand krijgen we de resultaten daarvan en weten we of we met dit concept verder kunnen. De eerste test bij mensen is op z’n vroegst deze herfst. Dit onderzoek kost nu eenmaal tijd. Onze managers vragen ook voortdurend of het niet sneller kan. Maar nee, dat kan niet. Het gaat om levend materiaal. De biologie laat zich niet dwingen.”
Zo dreigt de geschiedenis zich te herhalen. Bij eerdere grote epidemieën in dit millennium liet het vaccin telkens op zich wachten. Het coronavirus dat in 2003 de Sars-epidemie veroorzaakte, was al van de aardbodem verdwenen, toen de eerste vaccins nog in de proefdierfase zaten. Mers, de corona-epidemie die in 2013 woedde, was allang op zijn retour. Zo ging het ook met ebola in 2014 en zika in 2016. En neem de Mexicaanse griep in 2009: Nederland had 34 miljoen vaccins klaarliggen, genoeg om iedereen tweemaal in te enten, maar tegen de tijd dat de vaccinaties eindelijk konden beginnen, was de griepgolf al bijna voorbij.
Schuitemaker ziet dat anders. “In andere landen is toen wel tegen de Mexicaanse griep ingeënt. We weten niet wat het effect is geweest. Misschien is de epidemie van nature gedoofd, misschien door het vaccin. Ik vergelijk het vaak met het strooien van geel poeder in de Kalverstraat om olifanten te bestrijden. Maar er zijn toch geen olifanten in de Kalverstraat, zult u zeggen. Nee, omdat ik dat poeder heb gestrooid. En vergeet niet: tegen ebola hebben we nu een vaccin. Ons vaccin is bijna geregistreerd en geeft goede immuniteit. Dat kunnen we inzetten tegen de ebola-uitbraak in de Democratische Republiek Congo.
“Bovenal kun je het verloop van zo’n epidemie niet voorspellen. We weten niet of het zal verdwijnen, de hele wereld zal veroveren of door seizoensinvloeden zal fluctueren. Daarom probeert de WHO tijd te kopen door de verspreiding zoveel mogelijk in te dammen of af te remmen. Tijd om een vaccin te ontwikkelen. Iedereen doet heel nerveus en wil deze race naar een nieuw vaccin zo snel mogelijk voltooien. Het is een kwestie van de lange adem. Het is geen sprint, maar een marathon.”
Waarom hebben we het benodigde vaccin niet al klaar liggen? We hebben na Sars en Mers toch ervaring met coronavirussen?
Schuitemaker «Je kunt nou eenmaal niet voor elk mogelijk virus vaccins aanmaken. We wisten wel dat elk moment een nieuw virus zou kunnen uitbreken, maar we wisten niet welk virus. Elk virus is anders, met zijn eigen genoom, zijn eigen omhulsel, zijn eigen eiwitten waarmee het zich toegang verschaft tot een cel. Een coronavirus werkt heel anders dan een griepvirus. En dit virus is weliswaar een broertje van de Sars- en Mers-virussen, maar Sars was al uitgedoofd voordat we het hadden leren kennen en Mers heeft een heel andere sleutel om een cel binnen te dringen. Er gaan stemmen op om een pan-coronavaccin te ontwikkelen, maar dat is van later zorg. Nu is het even alle hens aan dek.»
In vroeger tijden begon de ontwikkeling van een nieuw vaccin veelal met een onschadelijk gemaakte ziekteverwekker. Een dood of gehandicapt virus, of een stukje van zijn omhulsel. Vervolgens zocht de vaccinmaker net zolang in zijn voorraad van versterkende middelen, de adjuvantia, totdat hij een vaccin had dat werkzaam én veilig was. Een route van vallen en opstaan die nogal eens doodliep, doordat beide eisen moeilijk te verenigen waren.
Daarom bouwen vaccinmakers tegenwoordig liever voort op een basisprincipe waarvan werking en veiligheid zijn bewezen. De een probeert sleuteleiwitten synthetisch na te maken, een ander stort zich op de zogeheten RNA-vaccins.
Janssen maakt gebruik van weer een ander platform, zoals dat in het veld heet. Schuitemaker laat een onschuldig verkoudheidsvirus het werk doen. “Van dit adenovirus hebben we een deel van de genetische code weggeknipt, waardoor het zichzelf niet meer kan vermenigvuldigen. In de vrijgekomen ruimte stoppen we de code van het sleuteleiwit van het coronavirus. Dat verbouwde virus spuiten we dan in waarna het eiwit wordt aangemaakt en het lichaam antistoffen ontwikkelt. Het is een beproefde techniek; zo hebben we ook vaccins ontwikkeld tegen hiv, ebola en RSV (dat een ernstige vorm van verkoudheid veroorzaakt, red.); vaccins waarvan we weten dat ze veilig zijn en het immuunsysteem goed en voor een langere periode activeren.”
Het is een techniek die in de media ook weleens ‘plug and play’ wordt genoemd. Dat geeft de indruk dat de ontwikkeling van een vaccin een fluitje van een cent is. Waarom duurt het dan toch zo lang?
Schuitemaker «Het is een beeldende term, maar je bagatelliseert er de problemen mee waar wij op stuiten. Dat begint al met de genetische code voor het sleuteleiwit. Zo’n eiwit heeft niet alleen een bepaalde chemische samenstelling. Voor een goede werking is het ook van belang dat het de juiste structuur heeft, dat het op de goede manier is gevouwen. Dat de goede bruggen tussen atomen zijn aangelegd. Het is niet gezegd dat de genetische code in het adenovirus op dezelfde manier wordt uitgevoerd. Het hangt van de context af of dit eiwit lijkt op het origineel. Wij testen tien stukjes code en proberen uit te vissen welk stukje de beste gelijkenis geeft.»
Is bijna goed niet goed genoeg?
Schuitemaker «Soms niet. Met luchtweginfecties hebben we daar slechte ervaringen mee. Dat zagen we voor het eerst in de jaren zestig met een RSV-vaccin. Dat bestond uit een geïnactiveerd virus. Het vaccin wekte wel antistoffen op – het immuunsysteem reageert altijd als het iets lichaamsvreemds tegenkomt– maar het bood geen bescherming. Ingeënte kinderen werden vervolgens zelfs zieker van het virus. De verklaring daarvoor is vermoedelijk dat het immuunsysteem bij een infectie de verkeerde antistoffen klaarlegt. We denken zelfs dat het virus deze antistoffen gebruikt om zich toegang tot de cel te verschaffen.»
Hoe weet je of je dit averechtse effect hebt vermeden?
Schuitemaker «Probleem is dat we voor RSV een diermodel hebben om dit te testen, maar voor het coronavirus niet. Wat we doen, is: we geven proefdieren een lage dosis van het vaccin en infecteren ze vervolgens met het virus. Bij een mismatch worden ze er extra ziek van. Als dat niet gebeurt, heb je reden om te denken dat het bij mensen ook goed zal gaan. Zeker weten doen we dat echter niet. Dit wordt een proces van kleine stapjes. Ook hier geldt dat alles wordt bepaald door de ontwikkeling van de epidemie. Ofwel: welk risico ben je op een gegeven moment bereid te nemen?»
Als deze hordes zijn genomen, kunnen we het vaccin toch inzetten?
Schuitemaker «Nee, dan zijn we er nog niet. Als het vaccin in proefdieren zijn waarde heeft bewezen, zullen we het op mensen moeten uitproberen. Dat is een hele stap. Je stelt gezonde mensen bloot aan een risico om een vaccin tegen een virus te testen dat ze misschien nooit zullen tegenkomen. Dat is een heel andere afweging dan bijvoorbeeld een experimenteel kankermedicijn dat je toedient aan patiënten in een terminale fase.
»Dan volgt nog één belangrijke bottleneck: kunnen we het op grote schaal produceren? Dat is in het verleden nogal eens een killer gebleken. Wij hebben goede ervaringen met onze PER.C6-technologie (ooit ontwikkeld door biotechbedrijf Crucell, dat door Janssen is overgenomen, red.). Er is een kans dat dit vaccin er niet goed op groeit. En dan moeten we dus uitzoeken wat er mis gaat.»
Met een beetje pech duurt het twee jaar voordat het vaccin op de markt komt. Dan is het misschien niet meer nodig. Hoe financiert een bedrijf als Janssen Vaccines dergelijk onderzoek?
Schuitemaker «U vergeet nog een tussenstap. Als we over een jaar vaccins willen gaan produceren, moeten we nu al de grondstoffen bestellen. En die komen voornamelijk uit China. U begrijpt dat ook daar een probleem zit.
»Maar inderdaad, omwille van de financiering zijn na de ebola-epidemie in West-Afrika, in 2014, wereldwijd de krachten gebundeld. Initiatieven als de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (Cepi) en de Biomedical Advanced Research and Development Authority (Barda) financieren het onderzoek en adviseren overheden over de inzet van fondsen. Grappig: het Amerikaanse Barda richt zich op een RNA-vaccin, maar heeft ons ook gevraagd aan een vaccin te werken. Zij zien ons dus als een gevestigd platform, terwijl wij nog voor geen enkel adenovaccin een licentie hebben gekregen. Kennelijk wil het Barda niet alle eieren in één mandje leggen.
»En als we een vaccin hebben, wie gaan we dan inenten? Het is onmogelijk om in korte tijd zeven miljard vaccins te maken. Dus wie komt eerste aan de beurt? Of welk land? Ik realiseerde me dat destijds niet maar tijdens de Mexicaanse griep is er geen enkel vaccin naar Afrika gegaan. Eigen volk eerst was blijkbaar het motto. Daar moeten we goede afspraken over maken.
»Zelf vraag ik me af hoe we met ouderen en zwakkeren moeten omgaan. Die groep is het meest kwetsbaar voor het virus, maar tegelijk reageren zij minder goed op vaccins. Moeten we ze toch vaccineren? Of moeten we juist hun omgeving inenten, zodat er een beschermende ring ontstaat?
»Over al die vragen moeten we nu al nadenken en afspraken maken. U ziet, het zijn vele drums waar we tegelijk op moeten trommelen. En ook wij hebben maar twee handen.»
Ⓒ Trouw