dagboekproces-reuzegom
‘Waarom huilen de Reuzegommers? Om Sanda? Om hun toekomst? Uit angst?’
Jeroen Olyslaegers, de schrijver van ‘Wil’ en ‘Wildevrouw’, volgde vorig jaar het eerste bedrijf van het proces-Reuzegom in Hasselt, bleef verward en met veel vragen over de dood van Sanda Dia achter, en trok met een schriftje onder de arm naar het vervolg in de rechtbank in Antwerpen. Krijgt hij dit keer wel wat hem in Hasselt onthouden werd: schuldbekentenissen, woorden van troost, verlossing? Het dagboek van een turbulente week: ‘De moeder van Sanda verlaat de zaal, we horen haar buiten snikken.’
Zondag 12 maart
‘Opgepompt sfeertje
Sinds midden vorig jaar staat de week van 13 maart 2023 gemarkeerd in mijn agenda. Het eerste bedrijf van het proces-Reuzegom dat ik vorig jaar in april in Hasselt heb bijgewoond, was in chaos geëindigd. De voorzitster van de rechtbank van eerste aanleg had plots met luide stem gezegd dat het Openbaar Ministerie geen duidelijkheid verschafte over het aantal dagen waar ze zich over moest uitspreken. Ik meende te hebben begrepen dat ze zich gedwongen voelde om zich alleen te buigen over de dag waarop Sanda Dia stierf, en niet over de dag ervoor, waarop hij was gedwongen om verschrikkelijk veel alcohol te drinken, en stomdronken met twee andere schachten werd opgesloten in een studentenkot waar alle kranen waren afgesloten. De voorzitster meende dat de ene dag niet van de andere kon worden gescheiden.
Advocaten van de beklaagden zeiden dat er te veel onduidelijkheid was en dat ze zo hun pleidooien niet konden voorbereiden. Plotseling was het afgelopen. Het hof van beroep zou zich erover moeten uitspreken, aldus de voorzitster. Ik had het gevoel dat ik naar een theaterstuk had gekeken, tot plots werd besloten om het script in de vuilnisbak te kieperen.
Naar de verhoren van de beklaagden luisteren was emotioneel uitputtend geweest, de vader van Sanda had een verpletterende indruk gemaakt. Alles wat daar in luttele dagen was gebeurd, verlangde naar een einde, naar om het even wat verlossing kon brengen. Naar woorden van troost misschien, maar net zo goed schuldbekentenissen.
Lees ook:
Van afgestudeerde arts tot songwriter: wat weten we over de 18 Reuzegom-leden die voor de rechter verschijnen?
Vier vragen aan Jeroen Olyslaegers: ‘De voorbije week heeft me veranderd, zo heftig was het Reuzegom-proces’
Nee dus, ik had te veel als schrijver gedacht, aan een plotlijn en personages, een courtroom drama. Zo werkt het leven niet. Ik verliet Hasselt verward en schreef als een gek aan het stuk dat Humo enkele dagen later zou brengen. Ik huilde toen ik het voorlas aan mijn vrouw. Er stond ‘Wordt vervolgd’ op het einde. Het zat onder mijn vel.
Een paar dagen later zat ik in Antwerpen. De terrassen zaten vol en ik zag studenten rond een tafeltje elkaar aanmoedigen om hun glazen bier ad fundum te drinken. Ik dacht: fuck dat lenteweer, ik wil hier weg. Alles wat ik in Hasselt had gehoord, had me verontrust, want veel daarvan kwam te dichtbij. Het excessieve gebruik van alcohol in de zaak-Sanda Dia bleef spoken en dwong me tot persoonlijke vragen. Ook al heb ik me als student nooit laten dopen, veel gedronken heb ik wel, en niet alleen tijdens die studententijd.
De dagen erna bleef ik het er met vrienden over hebben. Ietwat aanstellerig begon ik over de ‘toxische mannelijkheid’ in die studentenclub, waardoor een hondsbrutale doop eindigde met de dood van Sanda, die al uren voor hij bezweek door één van die beklaagden als ‘rijp voor de vuilnisbak’ werd omschreven. Toxisch was het doopscenario. Toxisch was het opgepompte sfeertje rond de vernedering die er stond aan te komen. Toxisch was het allemaal, van het dwingen tot het drinken van een hele fles gin tot het drinken van walgelijke papjes en sapjes, het doorslikken van een goudvis en het drinken van de fatale vissaus om die vis uit te braken. Toxisch was de complete leegte die traditie heet en die blijkbaar dat jongens op andere jongens urineren die zich in een zelf gegraven put bevinden en er nog een emmer koud water overheen gooien. Het woord ‘toxisch’ was me niettemin te comfortabel, besefte ik, want het schiep afstand, alsof het ver van mijn leefwereld stond en ik nooit toeren met drank heb uitgehaald die slecht hadden kunnen aflopen.
Die dagen in Hasselt deden me anders naar alcohol kijken, en naar de normalisering van het misbruik. Alcohol was de brandstof die is gebruikt om van een ritueel verwelkomingsmoment een barbaarse vernedering te maken, uitgevoerd door jongens die eerder zelf die vernedering hadden ondergaan. ‘Het was nu eenmaal de traditie,’ lieten beklaagden weten. Sanda wilde toch zo graag gedoopt worden en erbij horen? Onderging hij het niet vrijwillig, werd er gesuggereerd, alsof hij de brute pech had medeplichtig te zijn geweest aan zijn eigen dood.
Wat ging er in het hoofd van die jongelui om? Waarom moest er zo worden vernederd tot over de rand van wat geen nuchter mens zou toelaten? Ze deelden vrijwel allemaal hetzelfde geprivilegieerde milieu, een netwerk van kansen, toekomstige jobs en aanzien waar Sanda ook deel van wenste uit te maken. De twee schachten die samen met Sanda werden gedoopt, hadden verklaard dat er van racisme geen sprake was geweest. Eén van de Reuzegommers had net zo goed een andere huidskleur, maar het bleef wel spoken. Ik luisterde, noteerde, probeerde het te begrijpen. Het was onmogelijk om de droefheid over een domme, al te jonge en ijdele verspilling van een leven te vatten.
Lees ook:
In de WhatsAppgroep van Reuzegom na de dood van Sanda Dia: ‘Pff moest er ooit is van komen, eig zijn wij toch allemaal maar wa apen me da dopen he’
Het bleef een paar weken nazinderen. Na een tijd niet meer, want het is niet mijn broer of mijn zoon die daar is gestorven. Ik kan de zaak – hoe cru het ook klinkt – vergeten en begraven onder andere besognes. De vrienden en de familie van Sanda kunnen dat niet. De Reuzegommers evenmin.
Morgen is het in Antwerpen te doen, in het hof van beroep aan de Waalsekaai. Zou het kunnen dat ik erheen ga met misplaatste verwachtingen? Ik wil een verklaring die steek houdt, een oprechte collectieve spijtbetuiging, een moment van samenkomen en afsluiten. Onverbeterlijk ben ik.
Maandag 13 maart
‘Muis in de blender’
De plechtige zittingszaal van het hof van beroep bevindt zich op de eerste verdieping van een gedateerd gebouw met uitzicht op eindeloos durende werken, met daarboven wolken, door stormweer aangeblazen. De zaal zit redelijk vol, maar niet overladen. Rechts zitten de burgerlijke partijen met de familie van Sanda, links alle advocaten van de beklaagden. De achttien beklaagden zitten rechts in het midden, in een dubbele rij achter elkaar. Als schoolkinderen.
Er hangt een andere sfeer in de zaal dan vorig jaar. Er is geen nerveuze spanning meer, zoals in Hasselt. Het Openbaar Ministerie maakt duidelijk dat de interpretatie van de voorzitster in Hasselt ongegrond was en dat het proces gewoon kan doorgaan. Zo. Dat gaat vlot. Het zal voor de beklaagden dus erop of eronder zijn.
Het Openbaar Ministerie steekt de familie van Sanda een hart onder de riem en erkent de twee schachten die mee met Sanda in de doopput in Vorselaar zaten, expliciet als medeslachtoffers. Vervolgens wordt de zaak minutieus uit de doeken gedaan.
Sommige details was ik vergeten, zoals de blender, die op de laatste dag van de doop werd aangekocht om een papje te maken waarin een muis zou worden vermalen. Het puberale karakter van zulke details etaleert het ‘jongens onder elkaar’-sfeertje, de leerling-tovenaars aanhoren nu nog maar eens met gebogen hoofden hun waanzin.
Iemand van het Openbaar Ministerie verspreekt zich en excuseert zich meteen. ‘Van de dood, mijn excuses, van de doop uiteraard…’ Die doop had geen dood mogen veroorzaken. Die kerels van Reuzegom hadden nochtans al soortgelijke toestanden meegemaakt, met studenten die echt niet meer konden. Ooit moest het slecht aflopen, zoals sommigen onder hen beseften.
Het Openbaar Ministerie heeft het over een collectieve schuld, maar de straffen variëren van achttien tot vijftig maanden. Mocht het die straf worden, zal één van hen dan ooit de gevangenis in vliegen? Ik lees op nieuwsforums dat de kans klein is, maar een advocaat denkt daar anders over: ‘Ze zullen worden gestraft en sommigen van hen gaan de cel in.’
Geen van de prutsers met hun papjes en hun vernederingen die ze vroeger zelf hebben moeten ondergaan, heeft een strafblad. Het was onvermijdelijk dat hun daden én hun afkomst mensen zo kwaad heeft gemaakt. Veel mensen willen hen in de cel zien, om de zaak daarna zo snel mogelijk te kunnen vergeten. Maar het zijn geen psychopaten of monsters. Het zijn jongens die elkaar hebben opgehitst en via appjes door respectabele afgestudeerden werden aangemoedigd om achteloos om te gaan met morele grenzen. Dat is de ware schande. Dat maakt het ook ongrijpbaar en ik vraag me af of het met gevangenisstraffen, hoe gerechtvaardigd ook, te bezweren valt.
Lees ook:
De vader van Sanda Dia: ‘Ik stuurde mijn zoon naar de KU Leuven voor een diploma. Ik kreeg een lijk terug’
Kris Luyckx, de advocaat van de twee schachten die de doop hebben overleefd, heeft het even over ‘de speeltuin van de vrijheid’ die de universiteit was. Hij laat uit naam van zijn cliënten weten opgelucht te zijn dat het Openbaar Ministerie hen als slachtoffers beschouwt. Uiteraard zijn ze dat, maar het blijven net zo goed vrienden van de mensen die hen dat allemaal hebben aangedaan. Ze komen uit hetzelfde milieu, kennen elkaar soms al van in de lagere school. Ze wisten niet wat er tijdens de doop zou gebeuren, maar waren aangetrokken door de ‘mystiek’, aldus de advocaat. Ze zijn ook boos dat hun vertrouwen zo is geschonden. Ik heb daar vragen bij. De doop van Reuzegom stond bekend als ruig. Meer nog: dat was het punt. Bij hen was het anders dan bij andere dopen en waren er géén afspraken. Een officieel doopcharter ondertekenen was niks voor hen. Dat is geen mystiek, het is een uiting van straffeloosheid, van het zich onder vrienden en ingewijden boven de wet verheven voelen.
Uiteraard heeft de dood van Sanda het leven van de twee overblijvende schachten getraumatiseerd, want ze zijn een vriend kwijtgraakt en ze leven met het besef dat ze zelf hadden kunnen bezwijken. Eén van de twee kan er nog altijd niet over praten. Maar bij hen is de dubbelzinnigheid totaal. Wat als er geen dode was gevallen? Dan hadden ze het jaar daarna aan die put gestaan, urinerend op wie moest worden gedoopt, met de levende visjes en de vissaus binnen handbereik. Zouden ze dat écht beseffen? Of blijf je de vriendschap koesteren die aan de basis lag van die fatale nacht, dat ‘onder ons’-gevoel, het milieu dat ze al sinds hun geboorte delen?
De advocaat die de dierenrechtenorganisatie GAIA vertegenwoordigt, geeft aan in welke moeilijke positie hij zich bevindt. Een vermalen muis en een paling waarvan het hoofd moest worden afgebeten, het lijkt gruwelijk banaal in het licht van de dood van Sanda. Maar de jongens van Reuzegom hadden het al eerder met GAIA aan de stok gehad: in 2013 hadden ze met een varken in de straten van Leuven geparadeerd en het vervolgens met een karabijn afgemaakt. De rechter in Leuven had blijkbaar mild geoordeeld. Te mild, aldus de advocaat, want toen al was het duidelijk dat beschaving bij Reuzegom een flinterdun laagje vernis bleek. Jammer ook dat de schrijver van het doopscenario niet wordt vervolgd, voegt hij eraan toe.
Ineens zie ik een perverse geheimzinnigaard in het halfduister zijn ontspoorde verbeelding aan een laptop toevertrouwen, als de enige spin in het web. Maar het gaat niet over de spin, het gaat over het web.
Dinsdag 14 maart
‘Mokerslagen’
De vreselijke feiten zijn al zo vaak verteld, maar wanneer de advocaten van de ouders van Sanda ze opnieuw vertellen, is het alsof een regen van mokerslagen zich over de nu zeer goed gevulde zaal uitstort. Sven Mary is een performer die met sarcasme, trillende morele verontwaardiging, hier en daar een fluisterstem, continu inbeukt op ieder van ons, en op de achttien Reuzegommers in het bijzonder.
Zijn verhaal is afschuwelijk, onontkoombaar. De Reuzegommers verlegden voortdurend morele grenzen. De berichtjes tijdens de doop en nadat Sanda te laat naar het ziekenhuis is gebracht, getuigen dan ook van nul inlevingsvermogen.
Ik besef ook dat er twee zogenaamde ontgroeningen zijn: één als slachtoffer, en één het jaar daarna, als dader. Geweld ondergaan en zelf plegen waren de offers als je erbij wilde horen. Meester Mary wil dat we weten dat er racisme was, ook al worden de Reuzegommers daar niet voor vervolgd.
Wat hij vertelt, is keihard: wat de pijn van de ouders van Sanda betekent, hoe gruwelijk de gevolgen zijn. De moeder van Sanda krimpt in elkaar, verbergt haar gelaat achter haar lange haren, huilt, verlaat de zaal met haar advocaat. We horen haar buiten snikken.
Ik haal diep adem. Een grote woede komt in me op. Op het einde van de pleidooien van de burgerlijke partijen komt meester Nathalie Buisseret aan het woord. In nauwelijks 10 minuten beschrijft ze wat de moeder van Sanda dag in, dag uit meemaakt: ze had haar zoon verboden deel te nemen aan de doop en moet nu leven met zijn dood. ‘Recht uw rug,’ zegt de advocate tegen de beklaagden, ‘neem uw verantwoordelijkheid op.’ Niemand kan onbewogen blijven. De woede trekt weg. Verdriet over zoveel verspilling overheerst nu.
Tijdens de pauze kijk ik hoe de beklaagden de zaal verlaten. Ik wil ze niet ontmenselijken zoals zij Sanda en de twee andere schachten hebben ontmenselijkt, en zoals zij zichzelf hebben laten ontmenselijken. Ik zie ineens de gevolgen van de tirades die ze hebben moeten ondergaan. Sommigen zien er bleek uit, hebben tranen in de ogen. Anderen staan knullig jongensachtig te wezen. Ze blijven schrikwekkend jong.
Meester Walter Damen, die één van hen vertegenwoordigt, pleit voor sereniteit. De beklaagden werden meermaals belaagd door wraakengelen die hun adressen en namen hebben gedeeld. Er heerst machteloze wrok jegens de daders, nog voor één van hen voor een rechter is verschenen. Net zo goed is duidelijk dat de daders ook slachtoffers zijn van de vernedering en het geweld waar ze zo bedreven in waren. Het recht op verdediging betekent in de eerste plaats het opnemen van schuld, zegt meester Damen, maar net zo goed moeten er nuances worden aangebracht. Hij heeft een psychologe opgetrommeld die het over de groepsdynamiek heeft, en uiteraard vormt die een stuk van de puzzel. Damen stelt dat de vissaus onterecht als gevaarlijke stof is voorgesteld: ze is gebruikt als een braakmiddel, en niet om Sanda of wie dan ook in levensgevaar te brengen. Hij maakt van zijn cliënt weer een mens die verscheurd is door spijt en schaamte, en die schuldig pleit voor mensonterende behandeling en onopzettelijke doding. De jongen krijgt nog een paar vragen van de voorzitster, en durft de ouders van Sanda nauwelijks aan te kijken.
Lees ook:
In de modderput van Reuzegom. Humo sprak kenners, (ex-)leden en intimi: ‘De dood van Sanda was geen ongeluk. Dit zat er al jaren aan te komen’
Na de zitting stappen we naar buiten. Het schemert. Op het plein zwijgen de bulldozers en graafmachines. Ik weet met mezelf geen blijf. Ik heb vastgesteld dat ik te weinig zelfkritiek heb toegelaten. Ik vertrouw mezelf niet meer.Woensdag 15 maart
Woensdag 15 maart
‘Aan het graf van Sanda’
Gisteravond hadden vrienden me geïnviteerd om bij hen te komen eten. Zo kon ik stoom afblazen. Bij het eten waren we opvallend genoeg weer aan het oordelen. In de kern zit schaamte, besef ik. Je wilt de ouders van Sanda niet beschamen, waardoor over de Reuzegommers oordelen en hen ontmenselijken vanzelfsprekend wordt. Maar ook zij zijn mensen. Begrijp me niet verkeerd, lezer, ik wil dat de jongens worden gestraft en ik vermoed dat zij dat onderhand ook willen. Alleen weet ik niet wat voor vorm die rechtvaardigheid moet aannemen. Moeten de Reuzegommers voor de rest van hen leven worden gebrandmerkt, zoals meester Mary oreerde? Dan volg ik liever meester Damen, die repliceerde dat zulke oproepen weinig met rechtspraak te maken hebben.
De foto van een bewusteloze Sanda die meester Mary aan de beklaagden heeft getoond, is intussen viraal gegaan, blijkbaar met goedkeuring van de familie. Ik merk ook dat op sociale media velen de redenering van de advocaat overnemen om de anonimiteit van de beklaagden op te heffen. Want ja, veel beklaagden zullen later een succesvolle dokter of advocaat worden, dus hebben de mensen daar recht op.
Mensen hebben niet veel nodig om zich te laten opjutten. Al jaren is te horen dat er nooit een eerlijk proces zal komen, dat de maatschappelijke positie van de beklaagden hen zal beschermen. Het is een gevaarlijke cocktail van onbehagen, wantrouwen en ongeduld, waardoor mensen zich op sleeptouw laten nemen en zich rechter wanen.
De advocaten van de beklaagden beginnen aan hun pleidooien. Door de opeenvolging is het makkelijk om ze allemaal over dezelfde kam te scheren, ook al is dat juridisch uit den boze. Na het pleidooi krijgt elk van de beklaagden de kans om iets te zeggen. Ze wenden zich tot de familie van Sanda en bieden hun verontschuldigingen aan. Weer is het makkelijk om ze te taxeren op oprechtheid, maar wat weet ik daar verdomme van? De druk is immens. Ik zie de voormalige preses van de club onderuitgaan, en de schachtentemmer, van wie wordt gezegd dat hij er een brutaal jaar van wilde maken. Huilende jongens zie ik. Ik krijg het koud als ik één van hen hoor verklaren dat hij vaak het graf van Sanda bezoekt. Zijn advocaat zegt dat hij daar Sanda’s vader heeft ontmoet en van hem vergiffenis heeft gekregen. Ik kijk naar Sanda’s vader en zijn vriendin, naar de broer van Sanda en diens vriendin. De vader geeft geen krimp. Wat gaat er in die man om? Ik kijk naar de moeder van Sanda, die wat verderop zit. Je kind verliezen en dan deze procesdagen moeten doorstaan, met de excuses en de schaamte van de mensen die de dood van je zoon hebben veroorzaakt.
Buiten honen velen de tranen van de daders weg. Maar in de zaal begin ik de mogelijkheid toe te laten dat Sanda met enkelen van hen echt een vriendschapsband heeft opgebouwd. De advocaten van Sanda’s vader geloven daar niks van: hoe kan zo’n vriendschap ontstaan in nauwelijks drie maanden?
Ik denk aan mijn eigen studententijd. Je had al een band met iemand na nauwelijks een week. Kan het dan dat één van hen het zichzelf niet kan vergeven dat hij op zo’n vreselijke manier een vriend heeft verloren? En is die gedachte toelaten een vorm van verraad aan het verdriet van de ouders?
De advocaten laten zich vaak ontvallen dat de media het proces op voorhand beïnvloed hebben, en dat de online haatcampagne mét het delen van persoonlijke gegevens de zaak absoluut geen deugd heeft gedaan. De anonieme haat, de doodsbedreigingen aan het adres van de beklaagden en hun familie, hebben er alleen maar toe geleid dat de advocaten hen als al gestraft kunnen voorstellen. Dat is het perverse effect van digitaal het recht in eigen handen willen nemen. En het gaat verder dan alleen digitaal. Het is walgelijk dat een 8-jarig zusje van één van de beklaagden in de tuin een doosje vindt met daarin een namenlijst van alle familieleden en een doodskruisje ernaast.
In de rechtszaal zie ik dat een proces alleen daar hoort, en niet op sociale media.
Op het einde van weer een emotionele dag wordt de zitting gesloten op vraag van de advocaten van de beklaagden. Iedereen is op. Terwijl ik mijn spullen inpak, word ik aangesproken door iemand achter me. Ik draai me om en zie vier vrouwen die me aanstaren. Vier moeders, besef ik meteen. Ik zie de tranen. Moeders van Reuzegommers. Als een koor uit een Griekse tragedie vragen ze me mild te zijn in mijn verslag. Dat is wat moeders doen en dat kan ik hun niet verwijten. Ik weet geen houding aan te nemen. Buiten bel ik mijn vrouw. Het duurt even voor ik woorden vind.
Donderdag 16 maart
‘Witte broeders’
Gisteravond heb ik vernomen dat de moeder van Sanda de ex-preses van Reuzengom even heeft omhelsd na zijn spijtbetuiging. Een vriend met wie ik twee dagen eerder de zaak besprak en die stevig uithaalde naar de beklaagden, laat nu weten dat dat bericht hem heeft doen huilen. Mij pakt het ook. Tegelijk corrigeer ik mezelf meteen. Ze blijven schuldig, ze moeten worden gestraft. Dat weten ze ook, maar beseffen ze het echt? Ik heb sommigen zien huilen, ja. Maar waarom huilen ze? Om Sanda? Om hun toekomst? Uit angst?
Lees ook:
‘Wij willen jullie leed verzachten.’ De Reuzegom-brief die nooit verstuurd werd
Om vier uur vanmorgen werd ik wakker met de gedachte dat ik alleen maar mijn eerlijkheid heb, en die gebiedt me te schrijven dat ik zie hoe die mannen oprecht verdriet hebben. Punt.
In een rechtszaal is er maar weinig zwart-wit, zo leer ik de volgende ochtend. Wie ervan overtuigd is dat de Reuzegommers racisten zijn, kan niet anders dan Z.B., zoon van een zwarte vader en witte moeder, als een naïeveling beschouwen die niet weet dat hij als een mascotte is gebruikt. Of als een verrader die onder één hoedje speelde met de witte man. Hoewel racisme in deze zaak niet als misdrijf wordt vervolgd, praat de advocaat van Z.B. er wel over, op aandringen van zijn cliënt. Om zijn witte broeders uit de wind te zetten? Nee, om zijn verhaal écht te kunnen vertellen. Dat blijkt ook uit de verklaring die hij zelf aflegt. Sinds deze zaak wil zijn vader niks meer met hem te maken hebben, kan zijn moeder nauwelijks aan wat er gebeurd is, en heeft hij vooral steun gevonden bij de ouders van de Reuzegommers, die er altijd voor hem zijn geweest. Z.B. huilt na zijn verklaring. En voor het eerst zie ik de vriendengroep die Reuzegom nog altijd is. Ze zijn er voor hem. Waarom waren ze er dan niet voor Sanda? Hoe meer ik te weten kom, hoe minder ik het begrijp.
Ik vind het zéér ambetant dat ik met sommige Reuzegommers meeleef. Ik zit godverdomme tranen weg te vegen en me erom te schamen. Vandaag blijft me ook het pleidooi van strafpleiter John Maes bij. Zijn woede over de mediaverslaggeving is tastbaar. Maar zijn scherpe analyse bewaart hij voor de manier waarop het Openbaar Ministerie de zaak heeft aangepakt en tot een strafvordering is gekomen. Slechts twee zaken zijn echt belangrijk, krijgen we te horen: toestemming en deelneming. Het is overduidelijk dat hij de argumentatie van het Openbaar Ministerie aan diggelen slaat.
‘Nergens in het strafrecht staat: samen uit, samen thuis,’ zegt meester Maes. Het Openbaar Ministerie heeft grote problemen om de individuen te vervolgen als het de hele groep wil aanpakken, wat juridisch niet kan. Niemand van de jongens gaat hier fluitend buiten, zegt hij herhaaldelijk, maar we hebben nu eenmaal niets anders dan het strafdossier en de juridische procedure.
Dat klinkt hard voor mensen die gerechtigheid willen, en ik reken mezelf tot hen. Ik weet niet hoe de familie en de vrienden daarmee omgaan. Maar er voltrekt zich toch iets in de overvolle ruimte wat misschien, heel misschien, richting loutering gaat. Eén van de advocaten begint er tegen mij over. Ik zie dat het proces bij iedereen een zware tol eist. Zou het kunnen dat die hoop op loutering bijna onzichtbaar iets collectiefs aan het worden is? En wat met de wereld daarbuiten, die luid gerechtigheid eist? Het verschil tussen wat er binnen gebeurt en hoe er buiten naar wordt gekeken, is angstaanjagend groot. Weinig van de subtiliteiten en nuances lijkt de mensen buiten te bereiken.
De foto van Sanda in het gras, die nu zo gretig wordt gedeeld, is genomen door W.P., één van de cliënten van advocaat Maes. Op vraag van de voorzitster legt hij uit hoe die foto tot stand is gekomen. Tijdens de doop waren Sanda en hij op weg naar de put waarin Sanda zou sterven. Het was donker en ze struikelden af en toe, wat hen deed lachen. Sanda lag in het gras en W.P. vroeg om nog even te blijven liggen voor de foto. Het is zo moeilijk uit te leggen, zegt de beklaagde. Door het gruwelijke einde zijn veel van de banaliteiten die eraan zijn voorafgegaan onmogelijk te vertellen, want alles is een onheilspellend teken geworden, een bewijs van misdadig gedrag.
Vrijdag 17 maart
‘In coma gedoopt’
Tijdens de eerste schorsing van de dag vraagt één van de advocaten me of ik nog met vragen zit. Reuzegom kan niet als groep terechtstaan, zeg ik aarzelend. Hij knikt: volgens het strafrecht kunnen alleen individuen terechtstaan. Ik spreek voorts uit wat ik al dagen voel: deze zaak had nooit voor het gerecht mogen komen. Klopt, zegt hij. Ons strafrecht is niet geschikt om de dynamiek van zo’n doop aan te pakken. Alles wringt: het Openbaar Ministerie probeert iedereen over dezelfde kam te scheren, advocaten proberen zo goed mogelijk hun cliënt te verdedigen.
Ik zwijg. Als deze zaak in feite onmogelijk is, zelfs haaks staat op wat men met ons strafrecht kan bereiken, wat hebben we dan nog? Is het toedienen van een kwalijke stof een misdrijf als zelfs veel dokters niet weten dat een mens kan sterven aan te veel vissaus? Wat betekenen mensonterende handelingen tijdens een doop die Sanda zelf heeft gewild? Wat betekent zijn toestemming als hij wel wist dat het ruig zou worden, maar de details geheim bleven? Hoe kan rechtvaardigheid heersen? Zoveel onoplosbare vragen die advocaten kunnen blijven stellen. Een prachtige jongen met zoveel toekomst blijft niettemin dood en het verdriet is niet te overzien. Intussen blijven velen achter een laptop anderen ophitsen, terwijl geen van de beklaagden zijn verantwoordelijkheid wil ontlopen. Dit proces is een veelkoppig monster, maar het gaat niet over monsters.
Wanneer meester Jorgen Van Laer het woord neemt, gebeurt er meteen iets bijzonders. Veel advocaten betuigen eerst de ouders en broer van Sanda hun deelneming. Van Laer begint over zijn zus, die hij twaalf jaar geleden heeft verloren. Tegenover Sanda’s vader erkent hij het racisme dat de man als vluchteling heeft moeten meemaken. Empathie betekent: minstens een poging te doen om de zaak vanuit het perspectief van de ander te bekijken. Dat doet meester Van Laer expliciet. Het is de enige manier om aan te tonen dat racisme een feit is in onze samenleving, maar niet in deze specifieke zaak. De Reuzegommers wilden immers dat Sanda bij hen in de club kwam en dat hij de doop dus doorstond, samen met de twee andere schachten.
Lees ook:
Jorgen Van Laer, advocaat van ‘Paterberg’: ‘In het dorp waar mijn cliënt is opgegroeid, kan hij zich niet meer vertonen. Dat is al een soort gevangenisstraf’
Van Laer pleit samen met zijn cliënt schuldig. Hij is niet de enige, maar aardig wat advocaten hebben de vrijspraak gepleit. Er waren er ook die de voorzitster vroegen om de jongens niet te straffen zodat andere studentenclubs zouden worden afgeschrikt. Wat doet Van Laer? Hij vraagt de voorzitster om er wél een symbooldossier van te maken, zodat er in de uitspraak te lezen zal zijn wat wel en niet kan tijdens een doop, wat mensonterend is en wat niet. Rechters zijn geen wettenmakers, geeft Van Laer aan, maar een juridisch precedent scheppen zou maatschappelijk zinvol zijn. Hij wil dat deze zaak blijft leven, en niet alleen in de prachtige muurschildering van Sanda in Leuven. De universiteit heeft gefaald, zo betoogt hij, en hij is niet de enige advocaat die dat aanklaagt. Ze hebben sommige Reuzegommers aan twéé tuchtprocedures onderworpen en de tweede, veel strengere procedure – waarna sommigen levenslang werden geschrapt – kwam er onder druk van de publieke opinie en niet uit een grote morele bevlogenheid. De Leuvense universiteit heeft zich laf gedragen.
Het wordt heel stil in de zaal wanneer meester Van Laer een reeks slecht afgelopen dopen sinds 2013 opsomt, met jonge mensen die in een coma zijn terechtgekomen, of erger. Hij betoogt: wanneer houdt dit op? Ik haal diep adem. Misschien is dit wat ik na al die nuances en twijfels wil horen.
De procesdagen hebben me stevig aangegrepen. Ik heb geleerd wat een rechtsgang betekent en wat de valkuilen zijn. Aan beide kanten heb ik topadvocaten bezig gezien en ik heb voor velen respect gekregen. Tegelijk ben ik nog wantrouwiger geworden omdat journalisten bespeeld werden. Die gingen daar vaak te gretig op in, sommigen lijken niet in staat tot zelfonderzoek. Het is gevaarlijk om monsters te kweken, ook voor wie ze op zijn geweten heeft. De sfeer rond het proces heeft veel minder mogelijk gemaakt, betoogt Van Laer: ze heeft van de Reuzegommers opgejaagd wild gemaakt en iedereen in kampen opgedeeld.
In feite is het proces voor het hof van beroep een afspraak met de realiteit. Ik heb moeten aanvaarden dat de beklaagden gewoon mensen zijn en heb daarna pas het algemene verdriet kunnen vaststellen. Ik heb geleerd wat serene moed betekent door naar de ouders van Sanda te kijken, maar ook hoe gruwelijk ontoereikend de spijt van de beklaagden kan zijn en hoe heftig het voor hen is om publiekelijk hun rug te rechten en verantwoordelijkheid op te nemen. Veel te veel verdriet heb ik gezien.
Ik vlucht na afloop de rechtszaal uit en ben opgelucht dat er nog bulldozers, graafmachines en mensen zijn die aan een plein werken. Alles en iedereen gaat door, zonder enig besef van de emoties in de zittingszaal.
Maandag komen de replieken van de burgerlijke partijen op de achttien pleidooien van de afgelopen dagen. Ik ben gewoon óp. Als ik al de behoefte heb om twee dagen te slapen, hoe moeten de betrokkenen zich dan voelen?
Maandag 20 maart
‘Trots en kapot’
‘‘Daar zitten de échte vrienden van Sanda.’ Ousmane Dia wijst naar de tribune naast hem, niet naar de beklaagden. Iedereen zit dicht bij elkaar in de overvolle zaal. Wat ware vriendschap betekent, is wat de vader van Sanda duidelijk wil maken. De ware vrienden hebben de plechtigheid georganiseerd voor het afscheid van zijn zoon. Zij die beweren zijn vriend te zijn geweest, hebben doorgezet toen Sanda ’s ochtends op 5 december 2018 niet meer kon opstaan door de alcohol. Ze hebben gelogen tegen de arts die hen waarschuwde voor Sanda’s toestand, en hebben hem in Vorselaar uit naam van de traditie vissaus opgedrongen die hem fataal is geworden. Echte vrienden laten elkaar niet in de steek.
De boosheid van vader Dia komt binnen als een banvloek, ook al wil hij geen van de beklaagden de gevangenis in. Makemu Meunier, zijn vrouw, neemt het woord. Ze heeft het over de angst die het grote verdriet met zich meebrengt, de angst dat haar man er een eind aan maakt. Als kleuterleidster moet ze haar kinderen bijbrengen wat wel en niet mag, basiswaarden die de Reuzegommers naast zich hebben gelegd. Het is vreselijk om van haar te vernemen dat zij ook racistische boodschappen hebben gekregen. Even hartverscheurend is haar hoop om tegen beter weten in een nieuwe start te kunnen maken.
Marie, de schoonzus van Sanda, wil niet ontkennen dat ze oprechte spijt heeft gezien, maar het volstaat niet. Ze is de moeder van een dochtertje van 4 jaar dat geboren is na de dood van Sanda en dat een vader heeft die zijn best doet om er voor haar te zijn, ondanks alles. Haar man Seydou geeft aan dat het makkelijk is om aan te geven dat er van racisme geen sprake was als je zelf een witte man bent. Ik kan hem alleen maar gelijk geven, want hij weet waar hij over spreekt, zoals iedereen met een kleur.
Wie heeft de vissaus toegediend? Wie heeft gelogen tegen de dokter in Leuven die hen heeft gewaarschuwd? De broer van Sanda zegt dat daar geen antwoorden op zijn gekomen, ondanks alle spijt. Dit zijn prachtige mensen, schrijf ik in mijn schriftje. Nobel, trots, boos en kapot. Geduldig hebben ze een week gewacht om vervolgens te benadrukken dat excuses niet volstaan. Een week? Nee, meer dan vier jaar hebben ze gewacht. Wat kun je anders doen dan daarvoor het hoofd buigen?
Een mens kan proberen alles te begrijpen, in een compleet ontspoorde groepsdynamiek door te dringen, de beklaagden één voor één te begrijpen. Je kunt zelfs proberen met hen mee te leven en je daar vervolgens over schamen. Je kunt hopen dat er een vonnis komt dat dat allemaal vat. En daarna?
Ik verlaat de rechtszaal. Vanmorgen, te midden van het lawaai van de graafmachines, vroeg ik de dagbladhandelaar wanneer de werken voorbij zullen zijn en de modderpoel een plein met een park wordt. Ik kan me zijn antwoord niet meer herinneren. Sommige werken gaan nooit voorbij. Soms brengt een mogelijk einde geen troost.
De uitspraak in de Reuzegomzaak komt er op 26 mei.
Nu op Humo:
Volgepakte Bourla zet Guy Mortier in de bloemetjes: ‘Wat had hij dat ik niet had? Die snor, uiteraard’
Ons afscheidsinterview met Frank Deboosere: ‘De collega’s die onlangs hun ontslag hebben gekregen, verdienen meer aandacht dan ik’
Connie Palmen:‘Met het synoniemen-woordenboek erbij krijgt Delphine Lecompte haar columns wel gevuld’