Whispering Sons - Image
Whispering Sons op de preselectie van Humo’s Rock Rally 2016 in Hamont-Achel: plaatselijke tieners die in de platenkast van hun ouders het licht hadden gezien, daaruit in vijftig tinten zwart een sound hadden gepuurd die hun als gegoten zat, over het podium bewogen alsof ze er geboren waren, en songs hadden geschreven waarvan je drie dagen later nog koude rillingen kreeg.
undefined
Wie ooit in Noord-Limburg is geweest, weet dat de regen daar harder kan striemen dan elders. Of om het met een prachtige regel uit ‘Czaar Peterstraat’ van Tröckener Kecks te zeggen: ‘Het waait er, ook al waait het niet.’ Ze wonnen die editie van Humo’s Rock Rally, en wie zegt dat dat onterecht was, was er niet bij.
Het voltallige Whispering Sons heeft intussen de wijk genomen naar Brussel, maar ook daar is de zon hun niet welgezind. ‘In this blank night I’ll see their blank faces / Mutating into something that’s even less / They drain the city, dry the pools of conciousness / How are you feeling? Good’, zingt Fenne Kuppens in ‘Got a Light’. Haar basso cantante klinkt als die van de toeschouwer die alles al gezien heeft, en ook met de ogen dicht de stinkende waarheid kan ruiken. Het vierspan in haar rug – Kobe Lijnen op gitaar, Tuur Vandeborne op bas, Sander Hermans op toetsen en Sander Pelsmaekers op drums – schildert er een dystopische wereld bij waarin niets ooit stilstaat, maar zelden iets verandert.
Het is verbazingwekkend hoe samenhangend een groep kan klinken waarin elk instrument om de haverklap met een identiteitscrisis lijkt te worstelen. De gitaar die het ene moment een cello wil zijn, het andere een zingende zaag, en als ze een riff te pakken heeft die voluit gitaar is, zo prachtig opstijgt dat de rest moedwillig naar de achtergrond verdwijnt. De toetsen die dromen van een wereld waarin zwart en grijs pasteltinten zijn, en de drums als verkeersdrempels op de autosnelweg – Joy Division met een kapotte krukas. Maar dat alles samen is een overdonderende machine.
Het gebeurt niet vaak dat een debuutplaat meteen een meesterwerk is, en dat is ook hier niet het geval. Daarvoor staan er op ‘Image’ nog iets te veel dingen die meer constructie dan song zijn (‘Skin’, ‘Hollow’), en te weinig nummers waarin Whispering Sons zichzelf verrast, en de risico’s neemt waaruit grote kunst geboren wordt. Daartegenover staat dan weer een song als ‘No Time’, waarin vanuit het dreunende donker zo veel levenslust opspat dat je het haast niet erg zou vinden als de zon nooit opkwam. ‘Image’ is de beste debuutplaat die wij dit jaar al hoorden. Om het met een andere Noord-Limburger te zeggen: dat het gauw winter wordt.