Literatuur
Wie wint de Booker Prize 2020? Spoiler: waarschijnlijk geen witte man
Wie staan er op de shortlist van de Booker Prize? En wie zou hem moeten winnen? De kans op een witte man is in elk geval klein – er is er maar één genomineerd.
In 1991 was een groep vrouwen in het Britse boekenvak het helemaal zat. Want wat bleek, toen in september de shortlist van de belangrijkste literaire prijs van Groot-Brittannië, de Booker Prize, werd bekendgemaakt? Alle zes de genomineerden waren man. Een aantal verontwaardigde vrouwelijke prominenten uit de boekenwereld stak de koppen bijeen. Ze werden het eens over de noodzaak van een nieuwe literaire prijs, uitsluitend voor vrouwen. Een telecombedrijf bleek bereid als sponsor op te treden en een paar jaar later, in 1996, werd de eerste Orange Prize for Fiction uitgereikt aan Helen Dunmore.
Hadden ze het bij Booker echt zo bont gemaakt? Wie dieper in de cijfers duikt, kan het moeilijk ontkennen. Van de 22 keer dat de prijs sinds 1969 was uitgereikt, was deze slechts acht keer naar een vrouw gegaan. De shortlists in die jaren tonen een minder schrijnend beeld, maar ook hier waren de verhoudingen duidelijk: buiten de winnaars werden 49 vrouwelijke auteurs genomineerd, tegenover 61 mannen.
In de periode na 1991 werden de cijfers er uit emancipatorisch oogpunt aanvankelijk niet veel beter op, al kwamen Booker-shortlists met nul vrouwen niet meer voor. Maar de laatste vijf jaar lijkt er sprake van een doorbraak en telde de shortlist drie (2016 en 2017) of zelfs vier vrouwen (2018, 2019, 2020). Op de dertien titels tellende longlist van dit jaar was de verhouding vrouw versus man negen-vier.
Mannenwereld
Deze ontwikkeling valt samen met een andere, die al tot ‘bezorgde’ artikelen in de Britse pers heeft geleid: de teloorgang van de mannelijke schrijver in de Britse fictie. Natuurlijk, het topje van de literaire Parnassus wordt nog altijd bevolkt door de grote mannelijke schrijvers die al decennia domineren: Julian Barnes, Ian McEwan, Martin Amis, Salman Rushdie, Kazuo Ishiguro, Graham Swift.
Zij debuteerden in de jaren zeventig of de vroege jaren tachtig en werden vrijwel onmiddellijk ingehaald als een nieuwe, opwindende generatie schrijvers die een welkome impuls gaf aan de door huiskamerrealisme en vormtechnische behoudzucht gekenmerkte Britse letteren. Toen het literaire tijdschrift Granta in 1983 een special wijdde aan de twintig ‘Best of Young British Novelists’, maakten deze namen uiteraard deel uit van het geëerde gezelschap.
Dat de lijst van twintig bestond uit veertien mannelijke auteurs en zes vrouwelijke, verbaasde niemand. De literaire wereld in die dagen – van uitgevers tot tijdschriftredacteuren en van recensenten tot boekhandelaars – werd gerund door mannen, afgezien van uitzonderingen als Liz Calder en Carmen Callil.
Natuurlijk wil de ironie dat ook in de jaren tachtig van de vorige eeuw het lezerspubliek, zeker dat van literaire fictie, voor het grootste deel uit vrouwen bestond. Maar het zou nog lang duren voor de mannelijke dominantie verdween. Toen Granta in 1993 en 2003 opnieuw zijn twintig beste auteurs aankondigde, lagen de man-vrouwverhoudingen respectievelijk veertien-zes en twaalf-acht. Pas in 2013 kwam de ommekeer en telde de lijst acht mannen en twaalf vrouwen.
Opmars
Al in 1929 verklaarde Virginia Woolf de ondergeschikte positie van vrouwen in de literatuur uit een gebrek aan financiële onafhankelijkheid en ‘een kamer voor jezelf’. Het lijdt geen twijfel dat de situatie wat dat betreft de laatste decennia sterk is verbeterd. De conclusie ligt voor de hand dat dat nu eindelijk zichtbaar wordt in de productie én waardering van vrouwelijke auteurs. Er zijn niet alleen meer financieel zelfstandige vrouwen, in het hele boekenvak is de vrouwelijke aanwezigheid sterk toegenomen, zoals ook blijkt in Nederland.
Er zijn ook minder blijmoedige verklaringen voor de opkomst van vrouwen in de literatuur. Net als in Nederland loopt de verkoop van fictie in het Engelse taalgebied terug. Sommige mensen in boekenland menen dat mannen zich daardoor minder tot het schrijversvak voelen aangetrokken: er valt niets meer aan te verdienen. Deze verklaring gaat eraan voorbij dat schrijvers die van hun boeken kunnen leven door de jaren heen altijd een uitzondering zijn geweest. De overgrote meerderheid van de Engelstalige auteurs verdient een substantieel deel van hun inkomen met lesgeven aan universiteiten en andere klussen naast het schrijven.
Nauwelijks nog jonge mannen
Vrouwelijke auteurs zijn niet alleen steeds zichtbaarder en dominanter, er lijken ook bijna geen jonge mannelijke schrijvers meer te zijn. Een groep Britse literaire talking heads die werd gevraagd de namen van veelbelovende mannelijke schrijvers onder de 40 te noemen – de Granta-definitie van jong – kwam op slechts één naam die bij een breder publiek bekendheid geniet: Max Porter (1981), de auteur van ‘Grief is the Thing with Feathers’ (Verdriet is het ding met veren).
Volgens insiders in de Britse uitgeverswereld zijn er niet zozeer minder mannelijke schrijvers actief dan in het verleden, maar is het voor hen steeds moeilijker geworden een podium te krijgen. Vooral als hun huidskleur wit is. Bijna alle uitgevers streven in toenemende mate naar diversificatie van hun portfolio. Dan kom je, naast vrouwen, eerder uit bij auteurs die in huidskleur, seksuele oriëntatie of anderszins buiten de traditie vallen. Op de shortlist van de Booker Prize, die ooit zo veel aanstoot gaf, is sinds 2011 geen man van onder de 40 meer gesignaleerd.
De statistieken van dit jaar zijn ‘schokkend’: van de dertien auteurs die de longlist haalden, zijn er negen vrouw en vier man. En met vier romandebuten, vier vrouwen, vier auteurs van kleur en slechts één Brit is de shortlist misschien nog wel ‘schokkender’.
Jawel, de aanhalingstekens zijn bedoeld als ironie, maar het was voor veel literatuurliefhebbers, onder wie ikzelf, wel even slikken toen duidelijk werd dat Hilary Mantel niet tot de shortlist was doorgedrongen, en eerder Elizabeth Strout en David Mitchell niet tot de longlist. Even slikken was vooral ook de afwezigheid van Ali Smith, een van de zeldzame talenten die serieuze thematiek weet te combineren met humor.
Booker Prize in cijfers (m/v)
Sinds de oprichting in 1969 is de Booker Prize 42 keer aan een man uitgereikt en 19 keer aan een vrouw. In 1974, 1992 en 2019 waren er twee winnaars. Naast de winnaars werden in totaal 152 mannen voor de prijs genomineerd (shortlist), tegenover 118 vrouwen. Voor de rekenaars: in de beginjaren van de prijs bestond de shortlist soms uit minder dan zes auteurs.
Veel nieuwe stemmen
Ieder Booker-jaar biedt verrassingen en onbegrijpelijkheden, en het is een van de charmes – misschien zelfs een van de functies – van literaire prijzen dat ze zich onttrekken aan de opinies van de literaire kritiek. Maar het lijkt er sterk op dat de jury van dit jaar vooral de tijdgeest als richtsnoer heeft gekozen. Wie niet weet dat de Booker Prize bedoeld is voor het beste Engelstalige literaire werk van het jaar, zou kunnen denken dat diversificatie en het presenteren van nieuwe stemmen het doel was. Of zijn die nieuwe en diverse stemmen echt zo goed?
De enige witte man onder de genomineerden is Douglas Stuart, die tegenwoordig in de Verenigde Staten woont maar is geboren en opgegroeid in Schotland. Zijn autobiografisch geïnspireerde roman ‘Shuggie Bain’ speelt in het Glasgow van de jaren tachtig en negentig. Uitzichtloosheid is het sleutelwoord in deze roman over een homoseksuele jongen, zijn alcoholistische moeder (de echte hoofdpersoon) en haar onbetrouwbare vriend.
Ook ‘Real Life’ van Brandon Taylor is autobiografisch geïnspireerd en heeft een homoseksuele hoofdpersoon. Het is een bildungsroman over de zwarte student Wallace, die op een overwegend witte universiteit in het Midwesten werkt aan zijn proefschrift in de biochemie.
Avni Doshi’s ‘Burnt Sugar’ gaat over een moeizame moeder-dochterrelatie en is gesitueerd in India. Het boek speelt afwisselend in de jaren tachtig en het heden. In de ene verhaallijn verwaarloost Tara, geheel in de ban van een goeroe (lees: Bhagwan), haar dochtertje Antara. In de andere is Tara aan het dementeren en neemt haar dochter haar in huis.
‘The New Wilderness’ van Diane Cook is gesitueerd in een nabije toekomst, waarin de aarde ecologisch is uitgeput. Moeder Bea en dochter Agnes leven met een groepje vrijwilligers als nomaden in ‘The Wilderness’. Het is het laatste stukje echte natuur, dat bij wijze van experiment is opgezet om te kijken of mensen in de natuur kunnen leven zonder deze te vernietigen.
‘This Mournable Body’ van de Zimbabwaanse Tsitsi Dangarembga is het derde boek in de cyclus over het personage Tambu, dat woont in koloniaal Rhodesië en later onafhankelijk Zimbabwe. Tambu, inmiddels van middelbare leeftijd, worstelt met het bestaan en het vinden van haar plaats in de maatschappij. Haar leven is te beschouwen als een metafoor voor de beroerde situatie in haar land, stelde Wim Bossema vorige maand in de Volkskrant.
‘The Shadow King’ is de tweede roman van de Ethiopisch-Amerikaanse Maaza Mengiste. Het boek is gesitueerd ten tijde van de Italiaanse inval in Ethiopië in 1935 en heeft als aansprekende hoofdpersoon de eigenzinnige jonge vrouw Hirut. Zij ontwikkelt zich van weeskind annex dienstmeisje tot strijder in een veelstemmige roman waarin we ook de gedachten van keizer Haile Selassie te lezen krijgen.
Van de debutanten maakt Douglas Stuart de meeste indruk, zonder overigens verwant werk van James Kelman en Irvine Welsh naar de kroon te steken. Al met al is het nogal een statement de vier genomineerde debuutromans van dit jaar hoger in te schalen dan de boeken van old hands Mantel en Smith. Voor Dangarembga en Mengiste geldt iets anders. Beide auteurs slagen er overtuigend in het universele in het particuliere te verwerken. Een twintigste vrouwelijke Booker-winnaar is dus niet meer dan logisch.
Hopelijk gaat de Booker Prize 2020 naar een roman die stilistisch en compositorisch ambitieus is, op uitstekende research gestoeld en bovendien meeslepend: ‘The Shadow King’ van Maaza Mengiste.
(VK)