Wilco in de AB: een band in absolute topvorm ★★★★☆
Er zou een nieuwe plaat in de maak zijn, maar daar kreeg je gisteren niets uit te horen. Wilco overweldigde de AB wél twee uur lang met een eigenzinnige selectie van publieksfavorieten en deep cuts. Jeff Tweedy en co. keken heel even in de afgrond, maar wandelden toch triomfantelijk de andere kant uit.
Twee songs had de band gespeeld en je wist weer waarom je dat zestal uit Chicago zo hoog hebt zitten. Opener ‘Hell Is Chrome’ loodste je nog behoedzaam Wilco’s universum binnen – “Come with me”, fluisterde frontman Jeff Tweedy als een duivel in een glitterpak terwijl Nels Cline zijn gitaar liet huilen. Maar met ‘I Am Trying to Break Your Heart’ speelde de groep meteen al zijn troeven uit: deze vrij klassieke, Amerikaanse rock-’n-rollsong, versierd met toefjes folk en country, begon ineens langs de naden te scheuren, en uit de gaten gierde de gitaarnoise van Cline en beukten de drums van Glenn Kotche.
In dat nummer kreeg je ook het eerste grote meezingmoment van de avond – “What was I thinking when I said hello?” – én zat eveneens de eerste instrumentale freak-out verstopt. Die gespletenheid paste perfect bij de teksten. Tweedy zong over een poging om iemand terug voor zich te winnen met een fucked-up mix van alcoholisme en openhartigheid.
'Wilco speelde ‘Reservations’ zo ingetogen dat haast niemand durfde mee te zingen'
Slik. En dan moesten er nog drieëntwintig nummers volgen. Een kleine helft van wat Wilco in Brussel speelde, kwam – net als de eerste twee songs – uit hun meesterwerken Yankee Hotel Foxtrot (2002) en A Ghost is Born (2004). Dat waren de vanzelfsprekende hoogtepunten: ‘Reservations’ bijvoorbeeld, zo ingetogen gebracht dat haast niemand durfde mee te zingen, ook al liet Tweedy er even een stilte voor vallen. Of ‘At Least That’s What You Said’, dat heel klein begon, maar plots even hard openknalde als de kletterende ruzierelatie waarover Tweedy zong: “I thought it was cute / for you to kiss / my purple black eye / even though I caught it from you.” Opnieuw: slik.
undefined
Treuren en triomferen
En natuurlijk waren ook ‘Jesus, Etc.’ en ‘Heavy Metal Drummer’, allebei in de bissen, weer bloedmooi: de eerste met het ontroerendste orgeltje van de laatste twintig jaar, het tweede de perfecte mix van melancholie en euforie. En net toen je bij die laatste song dacht: “Nu wil ik ze zoals in de tekst weleens écht Kiss-covers horen spelen”, smeerde de band zijn gitaren in met extra glam-vet en zongen Tweedy en co. lekker dik aangezette ooh’s en aah’s.
Ook dat is Wilco: niet alleen de band die overal ter wereld fans treurig maakt, zoals Tweedy grapte, maar ook een groep die compact kan rocken zoals in ‘Someone to Lose’ en ‘Random Name Generator’, twee recente songs vol krautpulsen, en de wat oudere, grilligere tracks ‘Dawned on Me’ en ‘Kamera’. En een groep die bovendien op het juiste moment ronduit kan triomferen. In de AB waren ‘The Late Greats’ en ‘I’m the Man Who Loves You’ de perfecte afsluiters, respectievelijk van de reguliere set en van de bisronde: nog één keer voluit rocken na al dat gepulk aan plekken waar het pijn doet.
'Wilco pulkt waar het pijn doet, maar kan net zo goed voluit rocken.'
Er is nog iets wat Wilco zo uniek maakt: songs die je vanbinnen en vanbuiten denkt te kennen, kunnen live toch nog verrassen. ‘Hummingbird’ danste op een huppelend ritme en een dronken piano, terwijl een treiterige Tweedy een pauze liet vallen, zodat het publiek het refrein kon zingen, om dan quasi gekwetst op te merken: “Hey, dat is mijn stuk tekst.” Mocht het ooit misgaan met Wilco, dan heeft de frontman, te oordelen naar de uitzinnige reacties van de fans, nog wel een toekomst als komiek.
In de tekst van ‘Handshake Drugs’ schudden verslaving en zelfreflectie elkaar dan weer de hand, terwijl Nels Cline excelleerde met gitaarmanipulaties à la Thurston Moore én een lange solo. Hier hoorde je overigens goed dat The War on Drugs aandachtig naar Wilco heeft geluisterd. Ook in ‘Impossible Germany’, hét moment waarop mensen in de zaal elkaar vastpakten, zat zo’n lange, imposante solo waarbij Cline zijn hele hoekige lijf in de strijd gooide.
undefined
De enige kritiek die je op een Wilco-show zou kunnen hebben, is dat ze je favorieten niet spelen. In de AB lieten ze gisteren hun album Being There (1996) helemaal links liggen – geen ‘Misunderstood’, bijvoorbeeld – en uit Summerteeth (1999) plukten ze alleen ‘How to Fight Loneliness’, een hartverscheurend hoogtepunt over eenzaamheid dat meteen deed vergeten dat ook ‘Via Chicago’ uit dat album in de kast bleef.
Dodelijke dreiging
Wilco greep nog een paar keer terug naar de jaren 90 met ‘Shouldn’t Be Ashamed’ en ‘I Must Be High’, allebei uit debuut AM (1995), en met ‘California Stars’ en ‘Hesitating Beauty’, twee Woody Guthrie-songs uit Mermaid Avenue (1998), hun eerste van drie coveralbums met Billy Bragg. Dat was vier keer aangename americana, maar de Ware Wilco zat toch in de wat minder bekende albumtracks. Het krakende, piepende en schurende ‘Laminated Cat’, eigenlijk een song van nevenproject Loose Fur, wrong zich in ongemakkelijke bochten als een kat die zich van haar halsband wil ontdoen, en ‘Born Alone’ raasde almaar vervaarlijker door de bochten, als een dolgedraaide doemprofeet die het einde der tijden tegemoet rijdt. Nóg straffer was ‘Bull Black Nova’: terwijl bloedrode spots de dodelijke dreiging van de tekst (half murderballad, half roadtrip) in de verf zetten, ronkte de song als een motor die in een te hoog toerental gaat, viel even stil en pompte dan weer door om uiteindelijk in chaos te kapseizen.
Tweedy vroeg een paar keer tussen de songs door wie er morgen – vandaag dus – terugkomt. Wij niet, en daar hebben we nu al verdomd veel spijt van, want Wilco verkeert na vijfentwintig jaar carrière nog altijd in topvorm.