William Elliott Whitmore - Animals in the Dark
'When you're up to your neck in the shit, the only thing left to do is sing', citeerde William Elliott Whitmore schrijver Samuel Beckett op één van zijn vorige platen. En Whitmore weet waarover hij het heeft, want z'n ouders stierven toen hij een tiener was. 'Ik had twee opties,' vertelde hij daar later over, 'zelfmoord plegen of de blues leren spelen'. En zo debuteerde hij zes jaar geleden met het treffend getitelde 'Hymns for the Hopeless'.
Vandaag huilt Whitmore nog altijd naar de maan, en is elke vezel van zijn lichaam van de blues doordrongen. Met zijn krakende predikantenstem - hij is dertig, maar klinkt als een grijsaard - aanschouwt hij van op zijn akker aan de oever van de Mississippi het onheil dat de wereld midscheeps treft. 'This album was inspired by true events,' lezen we op de hoes van 'Animals in the Dark': zelfs als dat maar voor de helft waar is, lonkt de verdoemenis voor Whitmore - en voor ons.
De spaarzame arrangementen van zijn eerste platen hebben plaats geruimd voor een rijker palet: orgel, cello, drums, bas, sporadisch een accordeon vullen Whitmores akoestische gitaar en banjo aan. Hij wisselt zompige gospel (het voor zijn doen milde 'There's Hope for You') af met een aan Leadbelly herinnerende oproep tot burgerlijke ongehoorzaamheid ('Johnny Law'). In 'Who Stole the Soul' klinkt Whitemore soulvoller dan ooit. En in 'Hard Times' voert hij een verleidelijk vocaal een-tweetje op met Katherine Rustow. Het robuuste 'Mutiny' deelt zijn refrein ('He don't need no water / Let the motherfucker burn / Burn, motherfucker, burn') bijna woordelijk met 'Fire Water Burn' van - bien étonnés de se trouver ensemble - Bloodhound Gang, al is het niet duidelijk of dat toeval is.
'It was a good day to die', kreunt William Elliott Whitmore in afsluiter 'A Good Day to Die', maar zover is het gelukkig nog niet. Sing, William, sing.