VoorpublicatiePatti smith: 'Jaar van de aap'
'Wonden zullen geen wonden meer zijn, maar niet op de manier die we verwachten'
In 2016, het jaar waarin ze 70 werd, trok Patti Smith door de VS, in haar nieuwe boek 'Jaar van de aap' doet ze op haar eigen poëtische manier verslag van haar omzwervingen. De zangeres legt in deze voorpublicatie een link tussen de verkiezing van Donald Trump en haar jarenlange fascinatie voor het Lam Gods. 'Ik wist dat ik had gehuild, alleen zonder het zout van tranen.'
Ik had een slecht gevoel bij de verkiezingen. Maak je geen zorgen, zei iedereen, de meerderheid regeert. Niet waar, bracht ik ertegen in, de zwijgende massa regeert en de uitslag wordt bepaald door degenen die niet stemmen. En wie kan het ze ook kwalijk nemen als het allemaal leugens zijn, bezoedelde verkiezingen zwemmend in vuil. Miljoenen die in een gat met plasmawanden zijn verdwenen, uitgegeven aan eindeloze controversiële reclamespotjes. Al die middelen hadden kunnen worden ingezet om in bouwvallige scholen het lood van de muren te schrapen, daklozen op te vangen, een vervuilde rivier schoon te maken. En toch heb ik, ondanks al mijn twijfels, gestemd.
Op de avond van de verkiezingen voegde ik me bij een groepje kameraden om samen de vreselijke soap op een tv met groot scherm te kijken. De bullebak brulde. Het zwijgen regeerde. 24 procent van de bevolking had de slechtste onder ons gekozen om de andere 76 procent te vertegenwoordigen. Leve onze Amerikaanse apathie, leve de verknipte wijsheid van het kiescollege. Ik kon niet slapen en liep naar Hell's Kitchen (buurt in Manhattan, red.). Er waren al een paar bars open, of ze gingen gewoon nooit dicht, en niemand veegde of maakte de zitjes schoon als voorbereiding op de nieuwe dag. Misschien om te ontkennen dat het een nieuwe dag was of om hem in de kiem te smoren. Het is nog steeds gisteren, hoor, riepen de puinhopen uit, we hebben nog een schijn van kans. De radio stond aan, een echte, Billie Holiday zong 'Strange Fruit'. Haar stem, waar een laconiek lijden uit sprak, bracht rillingen van bewondering en schaamte teweeg. Ik zag voor me hoe ze in een verkreukelde witte rok en blouse lag te slapen in een tourbus, weggestuurd door een wit hotel in het zuiden ondanks het feit dat ze Billie Holiday was, ondanks het feit dat ze gewoon een mens was.
De dagen verstreken, en wat was gebeurd, kon niet ongedaan worden gemaakt. Thanksgiving lag achter ons en kerstavond naderde. Het was hartje winter, maar het leek of er helemaal geen temperatuur was. Toen ik door Houston Street liep, viel me op dat het kindeke Jezus ontbrak in de kerststal voor de St. Anthony-kerk. Er zaten geen vogeltjes op de schouders van de heilige Franciscus. Gipsen maagden met witte hoofddoek troffen de voorbereidingen voor een leeg feestmaal. Ik was nog nooit zo uitgehongerd, nog nooit zo oud. Ik zwoegde de trap op terwijl ik in stilte steeds dezelfde regel opzegde. Ooit was ik 7, nu bijna 70. Ik was echt moe. Ooit was ik 7, herhaalde ik terwijl ik op de rand van het bed zat, met mijn jas nog aan. Onze verstilde woede geeft ons vleugels, de mogelijkheid om het raderwerk achteruit te laten draaien, alle tijden te verenigen. We repareren een horloge en optimaliseren ons aangeboren vermogen om, pak hem beet, helemaal terug naar de 14de eeuw te gaan. Ik belandde in een donker hoekje dat stonk naar ei en lijnzaadolie in het atelier van de gebroeders Van Eyck. Daar zag ik een waterrimpeling die zo gedetailleerd was uitgevoerd dat je er dorst van kreeg. Ik was getuige van de precisie waarmee de jongste de marterharen van zijn penseel tegen de natte wond van het Lam Gods zette. Het waren geen ongrijpbare dromen, maar opwellingen van levende uren. En in deze vloeibare uren zag ik wonderlijke dingen tot ik vermoeid boven een straatje met oude bakstenen huizen bleef cirkelen en besloot te landen op het enige dak met een stoffig raam. Het zat niet op slot. Ik deed mijn muts af en klopte het marmerstof eruit. 30 december. Ik zeilde langs mijn 70ste verjaardag naar het einde van het jaar, tot mijn enkels in de confetti. Ik fluisterde 'Gelukkig nieuwjaar' tegen mijn laarzen, net als ik exact een jaar geleden had gedaan.
HEILIGE MAAGD
Ik reisde met een haast religieuze eenvoud af naar een plek waar ik nog nooit van had gehoord, in de buurt van Santa Ana, ergens in het westen, waar Sam (Shepard, acteur en vriend, die in 2017 is gestorven, red.) de winter doorbracht. Een oord, zei hij, waar het maar blééf regenen. Kom gewoon, gebood hij me zachtjes, en ineens stond ik een regenjas in te pakken, een flanellen overhemd, sokken en een klein maar rijk geïllustreerd boekje over het Lam Gods. In het vliegtuig probeerde ik niet te denken aan de toestand in de wereld, of überhaupt aan nare dingen. Ik sloeg het boekje open en concentreerde me op het indrukwekkende altaarstuk, wat al jaren een geliefde bezigheid van me was. Het prachtige veelluik werd in de 15de eeuw op eikenhout geschilderd door de Vlaamse broers Hubert en Jan van Eyck. Het altaarstuk was met zo'n soepele eloquentie uitgevoerd dat het werd aanbeden door eenieder die het aanschouwde en velen geloofden dat het in verbinding stond met de Heilige Geest. Net zoals de aartsengelen goddelijke instrumenten waren geweest, de belichaming van een telefoontje van God.De Heilige Maagd kreeg zo'n telefoontje, afgebeeld op de panelen van de annunciatie, de aankondiging van de vleeswording door de engel Gabriël. Het brandende web van angst en vervoering dat voortkwam uit deze ene boodschap, was haast niet voor te stellen. De Maagd knielt midden in een caleidoscopische leegte die is versierd met haar gespiegelde woorden in gebruineerd goud. Geen opzichtig bladgoud maar Vlaams bladgoud, geschilderd door onvergelijkbare Vlaamse handen. Toen ik een keer het oppervlak van de buitenkant beroerde, raakte ik vervuld van ontzag, niet in religieuze zin, maar voor de kunstenaars die het hadden gecreëerd, me bewust van hun turbulente ziel en hun verheven, geconcentreerde kalmte.
Maria is nog een keer op een wat serenere manier afgebeeld boven het middenstuk van de binnenkant, waar ze links naast God plaatsneemt. In de dubbele halo om haar licht gebogen hoofd staat een tekst die verklaart dat Gods kracht smetteloos in haar wordt weerspiegeld. Ondanks alle lofbetuigingen straalt ze een heilzame eenvoud uit, de zachtaardige natuur die past bij de Koningin van Smarten. Daaronder bevindt zich de kern van het altaarstuk, de Aanbidding van het Lam Gods, waarvan indertijd werd beweerd dat het mensen in katzwijm deed vallen. Een heilig mysterie zichtbaar gemaakt door een kunstwerk. Het triomfantelijke maar stoïcijnse lam, dat al het aardse lijden accepteert, staat op het altaar en er vloeit bloed uit zijn borst in de graal, zoals geopenbaard in de profetieën. Dorst zal geen dorst meer zijn en wonden zullen geen wonden meer zijn, maar niet op de manier die we verwachten.
CHOCOLADEMELK
Wat zal er met ons gebeuren, vroeg ik me af toen ik het boek dichtsloeg. Met 'ons' doelde ik op Amerika, op de mensheid in het algemeen. De blik in de ogen van het lam leek bestendig, maar zou het kunnen dat het bloed van barmhartigheid niet onuitputtelijk is en op een dag niet meer zal stromen? Ik stelde me de lente voor die verwelkte, de Samaritaanse bron die opdroogde, een verontrustende samenkomst van sterren. Ik voelde een dof geklop in mijn slapen. Ik registreerde een vlek op mijn mouw van toen ik langs het palet had gestreken van de schilder die met zijn penseel de donkere wond van het lam had gestreeld. Was dat echt gebeurd? Ik kon me geen gezicht meer voor de geest halen, maar ik wist dat ik had gehuild, alleen zonder het zout van tranen. Ik herinner me dat ik daar nog maar een paar dagen geleden had gestaan, met stomheid geslagen, tot ik wreed van de tijd van de Aanbidding terug in het nu werd geworpen. De vlek, bedacht ik toen ik door het raampje naar de westelijke hemel keek, was minstens zo echt als een herinnering.
In San Francisco stapte ik op een shuttlebus naar Santa Ana. Sams zus Roxanne haalde me op van het vliegveld. Het regende, precies zoals Sam had gezegd. We stopten voor een wit, houten huis. Ik liep het trapje op en zag Sam al door de hordeur voor hij mij zag. Hij leek meer dan ooit op Samuel Beckett, en ik koesterde nog altijd de hoop dat ik niet zonder hem oud hoefde te worden. We werkten in de kleine keuken. Ik sliep op de bank. Ik hoorde de niet-aflatende regen op de luifel boven de veranda roffelen. We waren mijlenver verwijderd van Kentucky, Sams ranch en zijn paarden. Weg van alles wat van hem was. Onze dagen draaiden om zijn manuscript, dat zijn laatste zou worden, een onsentimentele ode aan het leven. 's Avonds schoven we het opzij en gaven we ons gedrieën vrolijk over aan het ritueel van de rolstoel naar beneden tillen, voorzichtig het trapje van de veranda af, waarna we naar een café in het centrum wandelden waar ze Mexicaanse warme chocolademelk serveerden. De stilte om het kleine huis was zenuwslopend. Er was niemand te bekennen op onze nachtelijke wandelingen. Ik haatte dat rusteloze gevoel. Sam had er ook last van, maar hij begreep het: hij was rusteloos geboren. Toen ik weg moest uit Californië, regende het nog steeds. Ik stapte bij Roxanne in de auto. We reden weg van het witte houten huis, het met klimop begroeide raamwerk en de overdreven grote gieter. Ik beloofde haar dat ik wat van me zou laten horen. Dorst zal geen dorst meer zijn en wonden zullen geen wonden meer zijn. In de buurt van Santa Ana Airport keek ik op mijn telefoon. Er was geen bericht van de engelen, niemand had gebeld, hij was niet één keer overgegaan.