Wouter Deprez - Kies
’t Was zonder meer een spirituele geest die stand-upcomedian Wouter Deprez gevraagd heeft het essay te schrijven bij de derde editie van de op hoofd en hart mikkende evenementencluster ‘Maand van de Spiritualiteit’.
Deprez gaat de grote levensvragen niet uit de weg, vooral zijn sabbatjaar in Plettenberg aan de Zuid-Afrikaanse westkust heeft ’m richting zingeving, religie en levenskunst gedreven. In zijn meest recente voorstelling, ‘Hier is wat ik denk’, hakte hij dan ook genadeloos in op maatschappelijke ontsporingen: bronnen van stress en somberte, populisme en hokjesdenken. De voorstelling mondde uit in een oproep tot een radicale herijking van ons aller omgang met werk en geld, gezin en liefde.
Zijdelings had Deprez het in ‘Hier is wat ik denk’ ook over keuzestress, die eigentijdse kwaal die resulteert in een verlammende twijfel ten gevolge van een overvloed aan mogelijkheden en kansen. Die is ook het uitgangspunt van ‘Kies’ (Lannoo), het boekje van Deprez voor de spiritueel zoekenden. Zoals schoenmakers doorgaans bij leesten verkiezen te blijven, zo heeft Deprez zich niet aan een klassiek essay gewaagd: ‘Kies’ is een monoloog, op maat van de planken.
Een man, welluidend Wouter geheten, bevindt zich in een multimediawinkel bij de stand van de smartphones en heeft er geen idee van welke van de achttien voorradige types hij moet kopen. Zijn blokkade wordt gestaag radicaler en absurder. Ongemakkelijke waarheden over deze tijd en elk van ons passeren de revue, tot het vertrekpunt (‘Ik geloof, ik ben overtuigd, ik ben doordesemd van de gedachte dat meer keuze meer kans biedt op geluk’) uiteindelijk helemaal onttakeld is.
Een soortgelijk patroon etaleren de illustraties van de immer voortreffelijke Randall Casaer: hij maakte een reeks van een poppetje dat overwoekerd wordt door zijn gedachten, verbeeld als hoekige vlakken die hem terneerdrukken en verwonden.
Toch laat ‘Kies’ de lezer ontgoocheld en wrevelig achter: de spreektaal op maat van de planken is vaak wat armetierig en slordig, de bedrieglijke nostalgie naar het tijdperk zonder mobieltjes wordt net geen ode aan de postduif als belangrijkste vorm van communicatie, en het geheel is te weinig uitgewerkt, enigszins willekeurig van opbouw en gemakzuchtig impliciet.
Tot nader order heeft in ons taalgebied niemand keuzestress beter te boek gesteld dan Paul Mennes, in ‘Soap’ – uit 1995, de dichter is in zijn beste momenten inderdaad een ziener. Het openingshoofdstuk is een droefgeestige klaagzang over de introductie van eerst de pickles-chips, naast de standaardvarianten zout en paprika, en vervolgens een zich gestaag uitbreidende reeks smaken, vormen en variëteiten: ‘Een scharnierpunt in mijn leven. Daarvóór was het ook al allemaal klote, maar tenminste nog overzichtelijk.’